ECLI:NL:RBGEL:2023:3421

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10218289
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van koopprijs en buitengerechtelijke kosten na verkoop van auto met onjuiste kilometerstand

In deze zaak heeft eiser, een particulier, een Chevrolet Aveo verkocht aan gedaagde, waarbij een koopcontract is ondertekend. Eiser vordert betaling van € 4.006,89 van gedaagde, die na de aanbetaling van € 750,- en één termijnbetaling van € 300,- geen verdere betalingen heeft gedaan. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er een lagere koopprijs is afgesproken en dat er meer deelbetalingen zijn gedaan. Daarnaast voert hij aan dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen, omdat de kilometerstand onjuist zou zijn en er reparaties nodig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de koopprijs in het contract € 4.500,- bedraagt en dat gedaagde slechts € 1.050,- heeft betaald. De rechter oordeelt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat hij meer heeft betaald en dat de kilometerstand zoals vermeld in het contract onjuist is. De rechter concludeert dat gedaagde nog € 3.250,- aan eiser moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding. Eiser heeft ook recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, die tot het wettelijke tarief worden toegewezen. De totale vordering van eiser wordt toegewezen op € 3.700,-, en gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van € 884,20.

Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter M. van Harten op 12 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10218289 \ CV EXPL 22-8532
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 januari 2023
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 25 augustus 2021 een Chevrolet Aveo verkocht aan [gedaagde] . [eiser] en [gedaagde] hebben hiervoor een koopcontract ondertekend.
2.2.
Op het koopcontract staat bij “km stand” het volgende (met de hand geschreven):
“229.000 km nieuwe teller 110.000 staat er op stand is onjuist”
2.3.
[gedaagde] heeft bij aanschaf € 750,- aanbetaald.
2.4.
[eiser] en [gedaagde] hebben afgesproken dat het restant in maandelijkse termijnen van € 300,- zou worden betaald. In elk geval één termijn is betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.006,89, vermeerderd met rente en kosten. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] na de betaling van het eerste termijnbedrag, ondanks aanmaning, niets meer heeft betaald.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist de vordering en voert onder meer aan dat een lagere koopprijs zou zijn afgesproken en er meerdere deelbetalingen zijn gedaan. [gedaagde] voert daarnaast aan dat de auto niet was zoals hij had verwacht. De kilometerstand klopte volgens [gedaagde] niet en er zouden meerdere reparaties nodig zijn geweest (uitgevoerd door de zoon van [gedaagde] en [eiser] zelf).
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen van mening wat er bij de koop is afgesproken en wat door [gedaagde] is betaald. [eiser] wijst op het koopcontract waarin staat dat de koopprijs
€ 4.500,00 is en de inruilwaarde € 200,00 bedraagt en stelt dat [gedaagde] naast de aanbetaling van € 750,00 slechts één termijnbetaling heeft gedaan van € 300,00. [gedaagde] zegt dat de koopprijs € 3.450,00 was en de inruilwaarde € 500,00 en dat daarnaast in totaal minstens € 1.500,00 is betaald.
4.2.
Als twee partijen een overeenkomst sluiten en de belangrijkste afspraken vastleggen op papier, en dit document door hen beiden wordt ondertekend, dan is dit een onderhandse akte die tegen hen beiden dwingend bewijs oplevert. Bij dwingend bewijs is de rechter verplicht om de inhoud van bepaalde bewijsmiddelen als waar aan te merken, zolang er geen afdoende tegenbewijs is geleverd. Als er, zoals in dit geval, discussie is over hoeveel er is betaald, dan moet degene die zegt dat er (meer) is betaald, in dit geval [gedaagde] , dat bewijzen.
4.3.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet een zaak, zoals een auto, aan de overeenkomst voldoen. Een zaak voldoet niet aan de overeenkomst als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van die overeenkomst mocht verwachten. Beantwoordt de auto niet aan de overeenkomst, dan heeft bij een consumentenkoop de koper soms de bevoegdheid om de prijs te verminderen (in evenredigheid met de mate van afwijking van dat wat is overeengekomen). Deze bevoegdheid ontstaat echter pas wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden of indien de verkoper tekort is geschoten in een verplichting met betrekking tot vervanging of herstel (7:22 BW).
4.4.
Voor de kantonrechter heeft [eiser] met het koopcontract voldoende onderbouwd wat partijen hebben afgesproken en wat [gedaagde] dus moest betalen. [gedaagde] heeft daartegen niets kunnen inbrengen, waaruit blijkt dat de koopprijs of inruilwaarde anders was. De kantonrechter moet in dat geval uitgaan van het wel onderbouwde standpunt van [eiser] , dat de koopprijs € 4.500,00 was en de inruilwaarde € 200,00 bedroeg.
4.5.
Ten aanzien van de discussie over wat er betaald is geldt het volgende. Tussen partijen staat vast dat bij aanschaf € 750,00 is aanbetaald en daarna in elk geval nog een termijn van € 300,00 is voldaan. [gedaagde] heeft geen kwitanties of bonnetjes of iets anders, waarmee kan worden onderbouwd dat er daarna nog meer is betaald. [gedaagde] zegt dat hij zijn standpunt dat meer is betaald, niet kan onderbouwen terwijl hij dat wel moet doen om aannemelijk te maken dat er meer is betaald. Dit betekent dat de kantonrechter ervan uit moet gaan dat er niet meer is betaald en [gedaagde] nog € 3.250 aan [eiser] moet betalen (de koopprijs € 4.500,00 min inruilwaarde van € 200,00 min aanbetaling van
€ 750,00 min termijnbetaling van € 300,00).
4.6.
Dat, zoals [gedaagde] , naar voren heeft gebracht, de kilometerstand niet zou kloppen kan de kantonrechter niet volgen. In het koopcontract staat namelijk dat de kilometerstand onjuist is. [gedaagde] heeft niet gesteld dat wat in het koopcontract staat niet klopte of dat door [eiser] anders zou zijn verklaard.
4.7.
Dat meerdere reparaties zijn uitgevoerd, maakt op zichzelf ook niet dat er niet of minder hoefde te worden betaald. Zoals hiervoor is toegelicht komt prijsvermindering pas aan de orde als herstel en vervanging onmogelijk zijn (of van de verkoper niet gevergd kunnen worden) of indien de verkoper tekort is geschoten in zijn verplichting tot vervanging of herstel. Dat dit zo zou zijn, is niet aangevoerd door [gedaagde] .
4.8.
Het voorgaande betekent dat de vordering van [eiser] voor een bedrag van
€ 3.250,00 zal worden toegewezen.
4.9.
[eiser] heeft ook de wettelijke rente gevorderd over, zo begrijpt de kantonrechter, de verschillende termijnbedragen die niet door [eiser] zijn betaald. Op basis van de dagvaarding is echter niet duidelijk of en, zo ja, vanaf welk moment [eiser] ten aanzien van de betaling van deze bedragen in verzuim is. Pas vanaf het moment dat [eiser] met de nakoming van die prestatie in verzuim is, is wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
4.10.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Nu dat het gevolg is van een niet voorzienbare omstandigheid, zal de kantonrechter de vergoeding niet afwijzen, maar de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Het bedrag wordt toegewezen tot het wettelijke tarief zijnde € 450,00.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
3.250,00
- buitengerechtelijke incassokosten
450,00
+
totaal
3.700,00
4.12.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
112,20
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
528,00
(2,00 punten × € 264,00)
Totaal
884,20

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 884,20,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.
56498