ECLI:NL:RBGEL:2023:3473

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
C/05/379025 / HA ZA 20-624
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij tekortkoming in koopovereenkomst door onjuiste informatie over dakbedekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure over een geschil tussen eisers en gedaagden met betrekking tot de verkoop van een woning. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.A. van Snippenburg, stelden dat de woning die zij hadden gekocht, een kunststof dak had in plaats van het in de verkoopbrochure vermelde zinken dak. Dit leidde tot een geschil over de schade die zij als gevolg van deze tekortkoming hadden geleden. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de marktwaarde van de woning te bepalen, zowel met een PVC-dak als met een zinken dak. De deskundige concludeerde dat er geen verschil in marktwaarde was tussen de twee dakbedekkingen, beide waren gewaardeerd op € 450.000. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eisers, die in de veronderstelling waren dat het dak van zink was, schade hadden geleden. De rechtbank heeft de vordering van de eisers tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 14.150,00, alsook de kosten voor de deskundige en proceskosten. In de vrijwaringszaak werd de makelaar, Grotenhuis Makelaardij B.V., aansprakelijk gesteld voor de onjuiste informatie in de verkoopbrochure en veroordeeld tot betaling aan de gedaagden. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de gedaagden toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 7 juni 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/379025 / HA ZA 20-624 van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. S.A. van Snippenburg te Nijmegen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. B. Molenaar te Wijchen,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/05/387292 / HA ZA 21-215 van

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. B. Molenaar te Wijchen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROTENHUIS MAKELAARDIJ B.V.,
gevestigd te Dieren,
gedaagde,
advocaat mr. M.B. Esseling te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser c.s.] , [gedaagde c.s.] en Grotenhuis genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 juli 2022, gecorrigeerd op 22 augustus 2022
  • het deskundigenbericht van 27 december 2022
  • de conclusies na deskundigenbericht van beide partijen
  • de akte uitlating van [gedaagde c.s.] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 juli 2022, gecorrigeerd op 22 augustus 2022.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

in de hoofdzaak

3.1.
In het tussenvonnis van 6 april 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde c.s.] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst doordat in de verkoopbrochure is vermeld dat de woning beschikt over zinken dakbedekking en dat dit, naar later bleek, niet correct was. Om de vraag te kunnen beantwoorden of [eiser c.s.] als gevolg van die tekortkoming schade heeft geleden en zo ja, wat de omvang van die schade is, had de rechtbank behoefte aan een deskundigenbericht met betrekking tot de marktwaarde van de woning. Bij tussenvonnis van 27 juli 2022, gecorrigeerd op 22 augustus 2022, heeft de rechtbank mevrouw mr. ing. J. de Vries (hierna: De Vries) tot deskundige benoemd.
3.2.
De deskundige heeft de aan haar voorgelegde vragen, voor zover van belang, als volgt beantwoord:
“(…)
1. Wat was, rekening houdend met de toestand waarin de woning destijds verkeerde, de marktwaarde van de woning
- Met het dak van kunststof (PVC)
- Als het dak uitgevoerd zou zijn in zink,
Gewaardeerd naar de stand van de woningmarkt in (de omgeving van) [plaatsnaam] in
oktober 2019. (…)
4.1.1
Marktwaarde woning PVC-dak
Bij het bepalen van de marktwaarde van de woning [adres] per peildatum oktober 2019 heeft deskundige deze woning vergeleken met een aantal andere woningen in de omgeving. (…)
Op basis van deze vergelijking concludeert deskundige dat de door eisers betaalde
marktwaarde voor de woning in de lijn ligt met verkopen van redelijk vergelijkbare woningen die in dezelfde woonwijk hebben plaatsgevonden. Deskundige concludeert derhalve dat de marktwaarde van de woning, in de uitvoering zoals aanwezig (dus met PVC-dak) € 450.000,-- bedraagt. (…)
4.1.2
Marktwaarde woning met zinken dak
Deskundige heeft de verkochte woningen in de woonwijk, maar ook in [plaatsnaam] en [plaatsnaam] onderzocht op woningen met een zinken dak. Vergelijkbare woningen zijn niet gevonden. Hierdoor kan geen vergelijking worden gemaakt van een eventueel prijsverschil tussen woningen met zinken daken en woningen die dat niet hebben.
Ervaring leert dat een willekeurige koper zijn koopkeuze niet laat afhangen van de aard van de dakbedekking. De koper bekijkt vooral de ligging van de woning, gebruiksmogelijkheden van de woning (aantal kamers) en de onderhoudstoestand. Deze willekeurige koper heeft pas minder voor de woning over als er sprake is van achterstallig onderhoud, zichtbare lekkages of een mindere ligging. Deskundige constateert dat op basis van de foto’s in de Stamkaart uit 2019 en op basis van eigen constatering bij de opname van de woning in oktober 2022 sprake was van een nette onderhoudstoestand, waarbij geen aanleiding bestond dat de onderhoudstoestand van de dakbedekking slecht was.
(...) Op basis daarvan concludeert deskundige dat een willekeurige koper geen beduidende meer- of minderwaarde toedicht aan de aanwezigheid van een zinken dak.
Deskundige concludeert derhalve dat de marktwaarde van de woning, in de uitvoering met een zinken dak € 450.000,-- bedraagt.
4.1.3
Conclusie
Deskundige komt derhalve tot de conclusie dat bij een objectieve marktwaardebepaling geen verschil bestaat tussen de woning [adres] met een PVC-dak of een zinken dak. Een willekeurige koper zal niet beduidend meer of minder voor de woning willen betalen voor een woning met PVC-dak of zinken dak. (…)
4.2
Andere overwegingen
(…)
Deskundige merkt daarbij op dat het beoordeelde waardeverschil, of het ontbreken daarvan, is bepaald in de fictie van een willekeurige koper. (…)
De marktwaarde wordt op dat moment objectief naar maatstaven van de markt bepaald. Daarbij wordt “weggedacht” de situatie dat de koper dacht een woning te hebben gekocht met een zinken dak, terwijl dat later een PVC-dak blijkt te zijn. Deskundige kan zich echter voorstellen dat de koper subjectief van mening is dat hij wel wordt geconfronteerd met een woning met een lagere marktwaarde omdat hij juist in de veronderstelling was dat er een zinken dak aanwezig was. Daarbij kon de koper in zijn overweging meenemen dat een zinken dak duurzamer was/langer mee gaat dan een PVC-dak.
(…)
Daarom komt deskundige tot de conclusie dat, als de rechtbank, een schadevergoeding zou toewijzen, het in de rede ligt om aan te sluiten bij een vergoeding van de eenmalige vervangingskosten van de PVC-dakbedekking door een nieuwe PVC-dakbedekking. Daarbij lijkt deskundige een bedrag van € 14.150,00 reëel.” (…)
3.3.
In zijn conclusie na deskundigenbericht heeft [eiser c.s.] een aantal bezwaren ingebracht tegen de inhoud van het rapport van De Vries en zijn twijfels geuit over haar deskundigheid. [eiser c.s.] heeft in dat kader aangevoerd dat hij zich niet kan vinden in de rapportage en de daaruit voortvloeiende conclusies. Verder heeft [eiser c.s.] verzocht de deskundige op grond van artikel 194 lid 1 Rv om een nadere toelichting te vragen ten aanzien van de aard van de dakbedekking en de vervangingswaarde van het dak. Tenslotte heeft [eiser c.s.] in zijn conclusie nog aangeboden de nieuwe kopers van de woning en de betrokken verkoopmakelaar als getuige te horen, omdat zij kunnen verklaren over de wijze van bieding en de omvang daarvan.
3.4.
[gedaagde c.s.] heeft in zijn conclusie na deskundigenbericht onder meer aangevoerd dat uit het rapport van de deskundige volgt dat bij een objectieve marktwaardebepaling geen verschil bestaat tussen de woning met een PVC-dak of een zinken dak. Volgens [gedaagde c.s.] moet daarom geconcludeerd worden dat [eiser c.s.] geen schade heeft geleden als gevolg van de tekortkoming van [gedaagde c.s.] .
3.5.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het deskundigenbericht en de bezwaren van [eiser c.s.] daartegen het volgende voorop. Als een deskundigenbericht dat is uitgebracht op verzoek van de rechtbank op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de conclusies van de deskundige deugdelijk zijn onderbouwd en deze voortvloeien uit de door haar in het rapport vermelde gegevens, zal de rechtbank het oordeel van de deskundige, die juist vanwege haar specifieke deskundigheid op het terrein van het onderzoek is benoemd, niet snel naast zich neerleggen. Van de partij die een dergelijk deskundigenbericht bekritiseert, mag verlangd worden dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen, waarin de conclusies van de door de rechtbank benoemde deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. Er zal sprake moeten zijn van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren aangaande de wijze van totstandkoming of de inhoud van het deskundigenbericht van de rechtbank, wil de rechtbank besluiten dat zij een dergelijk bericht naast zich neerlegt.
3.6.
Uit de bezwaren die [eiser c.s.] tegen het rapport heeft geuit begrijpt de rechtbank dat hij twijfelt aan de kennis en kunde van de deskundige en dat hij het niet eens is met de inhoud van het rapport. Dat is echter op zichzelf geen reden om het rapport niet te volgen. Daar komt bij dat het rapport naar het oordeel van de rechtbank een logische opbouw en structuur kent, waarbij de deskundige de aan haar gestelde vragen gemotiveerd heeft beantwoord en uitgebreid heeft beschreven en beargumenteerd hoe zij tot haar bevindingen is gekomen. Nadat het conceptrapport is verschenen zijn partijen in de gelegenheid gesteld daarop hun commentaar te geven, hetgeen [eiser c.s.] ook heeft gedaan. De deskundige heeft in het rapport ervan blijk gegeven dat zij het commentaar en de vragen van [eiser c.s.] in haar afwegingen heeft betrokken. De rechtbank is van oordeel dat het rapport hiermee voldoende basis biedt voor de daarin opgenomen conclusies. Dit oordeel wordt niet anders door de bezwaren van [eiser c.s.] , zoals hierna zal worden besproken.
3.7.
[eiser c.s.] heeft allereerst opgemerkt dat de deskundige er ten onrechte vanuit is gegaan dat het dak van de woning is uitgevoerd in PVC, terwijl volgens [eiser c.s.] EPDM als dakbedekking is toegepast. Nu de deskundige geen zelfstandig onderzoek naar de aard van de dakbedekking heeft verricht, verzoekt [eiser c.s.] om de deskundige op dit punt een nadere toelichting te vragen. De rechtbank gaat aan dit verzoek voorbij. Aan de deskundige dient de nodige vrijheid en zelfstandigheid te worden gelaten om het onderzoek, waarvoor zij immers verantwoordelijk is, op de haar best voorkomende wijze te verrichten. [1] De deskundige heeft het object getaxeerd en is daarbij uitgegaan van het op dat moment vaststaande feit dat de woning was voorzien van een PVC-dak. Omdat de aard van de dakbedekking niet eerder in geschil was, was er geen reden voor de deskundige om het door [eiser c.s.] verlangde onderzoek uit te voeren. Nadat [eiser c.s.] over dit onderwerp een punt heeft gemaakt in de conceptfase van het onderzoek, heeft de deskundige uitgebreid toegelicht dat zij er op basis van door [eiser c.s.] zelf overgelegde stukken vanuit is gegaan dat het gaat om een PVC-dak. Ondanks de reactie van de deskundige heeft de [eiser c.s.] nagelaten zijn stelling dat het dak van EPDM is nader te onderbouwen. Daarnaast heeft [eiser c.s.] niet gesteld en onderbouwd wat voor consequenties dit soort dakbedekking wat hem betreft op de schade heeft. Gelet op dit alles ziet de rechtbank geen aanleiding de deskundige hierover nadere vragen te stellen. Tegen deze achtergrond is er ook geen reden om niet uit te gaan van de bevindingen van de deskundige op dit punt.
3.8.
[eiser c.s.] betwist verder de conclusie van de deskundige dat geen indicatie bestaat dat sprake is van waardevermindering als gevolg van een zwaardere onderhoudslast en verzoekt ook hierover een nadere toelichting aan de deskundige te vragen. Ook kan hij zich niet vinden in de berekening van de onderhoudskosten die de deskundige heeft gemaakt. [eiser c.s.] heeft ten aanzien van deze punten reeds in de conceptfase van het onderzoek vragen voorgelegd aan de deskundige, waar de deskundige ook op heeft gereageerd. Dat [eiser c.s.] het met de conclusie van de deskundige niet eens is, brengt echter niet met zich dat hierover nadere vragen gesteld moeten worden. De rechtbank gaat daarom ook aan dit verzoek voorbij.
3.9.
Het voorgaande leidt tot ertoe dat de rechtbank zich bij de verdere beoordeling op het rapport zal baseren.
3.10.
De rechtbank leidt uit het rapport van de deskundige af dat de marktwaarde van de woning, zowel in de uitvoering met een PVC-dak als met een zinken dak, in oktober 2019 € 450.000,00 bedroeg. Volgens de deskundige is er geen marktindicatie die leidt tot de slotsom dat sprake zou zijn van waardevermindering ten gevolge van een zwaardere onderhoudslast, omdat elk huis met onderhoud te maken krijgt en dit door een koper niet wordt meegewogen bij zijn beslissing de woning al dan niet te kopen en tegen welk bedrag. Daarnaast komt de deskundige tot de conclusie dat de verkoop door [eiser c.s.] qua marktprijs in de lijn der verwachtingen lag. Tenslotte concludeert de deskundige dat bij een objectieve waardebepaling geen verschil bestaat tussen de woning met een PVC-dak of een zinken dak. De deskundige concludeert dat een willekeurige koper niet beduidend meer of minder voor de woning zal willen betalen wanneer het gaat om een woning met een PVC-dak of een zinken dak. Volgens de deskundige is dat echter anders in het geval van een koper die juist in de veronderstelling verkeerde dat een zinken dak aanwezig was. Een dergelijke koper kan in de overweging meenemen dat een zinken dak duurzamer is / langer meegaat dan een PVC-dak.
3.11.
Overwogen wordt dat door [eiser c.s.] is aangevoerd dat de aanwezigheid van een zinken dak voor hem doorslaggevend was bij de beslissing om de woning te kopen, omdat hij wist dat zink erg duurzaam is en op basis van eerdere slechte ervaringen met andere dakbedekkingen. De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan aannemelijk is dat [eiser c.s.] een koper is in de hiervoor bedoelde zin, dus een koper die juist wel in zijn overweging om tot aankoop over te gaan of bij het doen van een aanbod rekening hield met de duurzaamheid van het dak. Voor een dergelijke koper geldt dat deze schade heeft geleden, omdat hij voor de woning minder zou hebben geboden als hij geweten had dat het dak niet in zink maar in PVC was uitgevoerd. Bij het bepalen van de omvang van die schade zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het door de deskundige begrote bedrag van € 14.150,00, zijnde de kosten voor eenmalige vervanging van het PVC-dak door een ander PVC-dak.
3.12.
Dit betekent dat de vordering van [eiser c.s.] tot veroordeling van [gedaagde c.s.] tot betaling van vervangende schadevergoeding, zal worden toegewezen tot een bedrag van € 14.150,00. [gedaagde c.s.] zal eveneens worden veroordeeld tot voldoening van de kosten voor de expertise die [eiser c.s.] voorafgaand aan de procedure door Box of Bricks heeft laten verrichten, zijnde een bedrag van € 937,75. In totaal betreft dit € 15.087,75, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 15 april 2020, de dag waarop het verzuim is ingetreden. [eiser c.s.] vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is na 1 juli 2012 ingetreden. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde c.s.] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de rechtbank controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). [eiser c.s.] heeft op 4 augustus 2020 aan [gedaagde c.s.] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De vordering van € 1.040,60 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 925,88 bij € 15.087,75 in hoofdsom. De rechtbank wijst daarom € 925,88 toe. De wettelijke rente hierover wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding
3.13.
Aan de beoordeling van hetgeen subsidiair en meer subsidiair gevorderd is, komt de rechtbank niet toe.
Proceskosten
3.14.
[gedaagde c.s.] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser c.s.] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
105,03
- griffierecht
937,00
- salaris advocaat
1.915,00
(2,50 punten × € 766,00)
Totaal
2.957,03
3.15.
De rente zal worden toegewezen als gevorderd. De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3.16.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
3.17.
De kosten voor de deskundige dienen voor rekening te blijven van [gedaagde c.s.] , die ook het voorschot heeft betaald.
in de vrijwaringszaak
3.18.
Nu de vordering in de hoofdzaak zal worden toegewezen, zal de vordering in de zaak in vrijwaring worden beoordeeld.
3.19.
[gedaagde c.s.] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij met Grotenhuis een overeenkomst van opdracht heeft gesloten, uit hoofde waarvan Grotenhuis zich heeft verbonden als makelaar te bemiddelen bij de verkoop van de woning. [gedaagde c.s.] heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover hij wordt veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan [eiser c.s.] , Grotenhuis hem daarvoor dient te vrijwaren.
3.20.
In dit verband heeft [eiser c.s.] zich erop beroepen dat Grotenhuis in de verkoopbrochure betreffende de woning heeft opgenomen, dat de woning beschikt over een zinken dak. Voorts zou Grotenhuis, toen [eiser c.s.] de woning bezichtigde en opmerkte ‘dat het fijn was dat de woning een zinken dak had, nu dat erg duurzaam is’ [eiser c.s.] in de waan hebben gelaten dat inderdaad van een zinken dak sprake was.
3.21.
Grotenhuis heeft zich verweerd. Zij voert aan dat zij aan [gedaagde c.s.] de concept-versie van de verkoopbrochure heeft toegestuurd, waarin de vermelding omtrent het zinken dak was opgenomen, en dat [gedaagde c.s.] hierover geen op- of aanmerking heeft gemaakt. Voorts beroept zij zich erop dat [Medewerker X] de medewerker van Grotenhuis die de woning heeft opgenomen, dacht te hebben geconstateerd dat het dak was uitgevoerd in zink. Voor Grotenhuis, in de persoon van [Medewerker X] was destijds geen reden om daaraan te twijfelen, aldus Grotenhuis. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
3.22.
Grotenhuis heeft zelfstandig, niet op basis van informatie van [gedaagde c.s.] maar op basis van een eigen opname van de woning, in de verkoopbrochure vermeld dat de woning beschikt over een zinken dak. Zij is dan ook voor die mededeling verantwoordelijk. Dat [gedaagde c.s.] hier geen op- of aanmerking heeft gemaakt doet hier niet aan af, nu door [gedaagde c.s.] onbetwist is gesteld dat hij niet op de hoogte was van de aard van het materiaal waarvan het dak was vervaardigd. Dat er voor haar geen aanleiding was om eraan te twijfelen dat het dak in zink was uitgevoerd, staat evenmin aan de aansprakelijkheid van Grotenhuis jegens [gedaagde c.s.] in de weg. Alvorens in de verkoopbrochure op te nemen dat van een zinken dak sprake was, had Grotenhuis zich van de juistheid van die mededeling dienen te vergewissen, ook wanneer er geen aanleiding voor twijfel was. Dat Grotenhuis, in casu [Medewerker X] een onjuiste aanname heeft gedaan, dient voor rekening en risico van Grotenhuis te komen. Grotenhuis zal dan ook worden veroordeeld om aan [gedaagde c.s.] het bedrag te voldoen, tot betaling waarvan [gedaagde c.s.] in de hoofdzaak zal worden veroordeeld.
3.23.
Zoals hiervoor onder 3.12 is bepaald, zal [gedaagde c.s.] worden veroordeeld tot betaling aan [eiser c.s.] van een bedrag van € 15.087,75, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 15 april 2020, een bedrag van € 925,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2020 en de proceskosten en nakosten. In de vrijwaringsprocedure zal Grotenhuis worden veroordeeld om deze bedragen aan [gedaagde c.s.] te voldoen.
3.24.
Grotenhuis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde c.s.] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
106,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2,00 punten × € 766,00)
Totaal
1.638,00

4.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
4.1.
veroordeelt [gedaagde c.s.] hoofdelijk, aldus dat wanneer de een heeft betaald, de ander in zoverre zal zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 15.087,75, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover met ingang van 15 april 2020,
4.2.
veroordeelt [gedaagde c.s.] , eveneens hoofdelijk, tot betaling van een bedrag van € 925,88, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover met ingang van 22 oktober 2020,
4.3.
veroordeelt [gedaagde c.s.] , eveneens hoofdelijk, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser c.s.] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.957,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [gedaagde c.s.] , eveneens hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde c.s.] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de zaak in vrijwaring
4.7.
veroordeelt Grotenhuis tot betaling aan [gedaagde c.s.] van de bedragen hiervoor genoemd onder 4.1. tot en met 4.4.,
4.8.
veroordeelt Grotenhuis in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde c.s.] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.638,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.9.
veroordeelt Grotenhuis in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Grotenhuis niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
4.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.

Voetnoten

1.HR 20 september 1996, NJ 1997/328.