ECLI:NL:RBGEL:2023:3798

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
23_2280
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor speel- en attractietoestellen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een pannenkoekenhuis, afgewezen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 juli 2022, waarbij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst een omgevingsvergunning had verleend voor het legaliseren van speel- en attractietoestellen, maar de vergunning voor een achtbaan had geweigerd. De voorzieningenrechter heeft op 22 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij verzoekster vertegenwoordigd was door haar directeur en gemachtigde, terwijl de derde-partijen niet verschenen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is voor verzoekster om een voorlopige voorziening te treffen. Hoewel verzoekster aanvoert dat het gebruik van de speel- en attractietoestellen zonder geluid de attractieve waarde van het speelparadijs vermindert, acht de voorzieningenrechter dit onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van een onomkeerbare of onherstelbare situatie. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekster de beslissing in het beroep kan afwachten zonder onevenredig nadeel te ondervinden. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, in aanwezigheid van griffier C. Kuiper, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2280
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster,

(gemachtigde: mr. J.H. Hermsen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst

(gemachtigden: C. Huizinga en J. Eenink).

Als derde-partijen nemen aan de zaken deel: [derde-partij] uit [woonplaats] en

[derde-partij] en [derde-partij]uit [woonplaats] (derde-partijen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster gericht tegen het besluit van 7 juli 2022, waarbij verweerder aan eiseres een omgevingsvergunning heeft verleend voor het onder voorwaarden legaliseren van het merendeel van de speel- en attractietoestellen op de locatie [locatie] in [woonplaats]. Verweerder heeft daarbij geweigerd aan verzoekster een omgevingsvergunning te verlenen voor een achtbaan.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoekster haar directeur [verzoekster] en zijn adviseur [verzoekster], de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van het college. De derde-partijen zijn niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De feiten
2.1.
Op 9 juni 2021 heeft verzoekster een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het legaliseren van diverse speel- en attractietoestellen op het buitenterrein. Op 12 mei 2022 heeft verweerder middels een ontwerpbeschikking op deze aanvraag beslist. Verweerder heeft besloten de omgevingsvergunning gedeeltelijk te verlenen en gedeeltelijk te weigeren.
Zowel verzoekster als de derde-partijen hebben tegen deze ontwerpbeschikking een zienswijze ingediend. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 7 juli 2022 op de ingediende aanvraag beslist. Namens verzoekster is tegen dit besluit op 17 augustus 2022 beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer ARN 22/4168.
Op 20 april 2023 is namens eiseres een verzoek om voorlopige ingediend. Dat verzoek is geregistreerd onder nummer AWB 23/2280.
3.
Is sprake van een spoedeisend belang?
3.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een bodemgeding niet.
3.2.
Uitgangspunt van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dat het instellen van beroep de werking van een besluit niet opschort. Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er beroep tegen is ingesteld. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb.
In dat artikel is verwoord dat als tegen een besluit beroep is ingesteld, de voorzieningen-rechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.3.
Voor het treffen van een voorlopige voorziening is slechts plaats als een zwaarwegend spoedeisend belang maakt dat het voor een verzoekster onevenredig bezwaarlijk zou zijn om de beslissing in het beroep te moeten afwachten. Daarvan wordt sprake geacht als het van belang is om in afwachting van de uitspraak in het beroep een onomkeerbare of onherstelbare (nood)situatie te voorkomen. Van een dergelijk zwaarwegend spoedeisend belang als bedoeld is de voorzieningenrechter in het geval van verzoekster niet gebleken.
3.4.
De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat verzoekster op dit moment en in verdere afwachting van de behandeling van de bodemzaak de speel- en attractietoestellen, met uitzondering van de achtbaan, kan gebruiken zij het dat de attractietoestellen (de toestellen die aangedreven worden door niet-menselijke energiebronnen) geen muziek of vergelijkbare geluiden ten gehore mogen brengen. Dat hierdoor de attractieve waarde van het speelparadijs af neemt, en het bedrijf hierdoor volledig is beperkt, zoals de directeur en adviseur van verzoekster ter zitting heeft verklaard, acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voor zover verzoekster heeft aangevoerd dat zij financiële schade lijkt merkt de voorzieningenrechter op dat dit gegeven op grond van vaste jurisprudentie geen spoedeisend belang oplevert.
3.5.
Op grond van het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter evenmin gebleken dat indien wel spoedeisend belang zou moeten worden aangenomen het besluit van 7 juli 2022 als evident onrechtmatig moet worden beschouwd. In dit verband heeft de voorzieningenrechter ter zitting nog stil gestaan bij de door de gemachtigde van verzoekster opgeworpen vraag dat verweerder een verklaring van geen bezwaar had dienen aan te vragen bij de Gemeenteraad alvorens zij heeft beslist, doch de voorzieningenrechter is van oordeel dat beantwoording van een dergelijke principiële eerst door de gemachtigde van verzoekster ter zitting opgeworpen vraag, zich niet leent voor een procedure als de onderhavige.
4. Geconcludeerd moet worden dat verzoekster de beslissing in het beroep zonder onevenredig nadeel kan afwachten. Het verzoek om een voorlopige voorziening dient daarom reeds op die grond te worden afgewezen. Aan een verdere belangenafweging als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb komt de voorzieningenrechter dan ook niet toe.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.