Uitspraak
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10535559 \ AZ VERZ 23-28
uitspraak van 12 juli 2023
beschikking
in de zaak van
SCATOLA HOLDING B.V.,
gevestigd te Arnhem
verzoekende partij
gemachtigde: mr. J.M.W.H. Bindels te Arnhem,
en
VERENIGING VAN EIGENAARS [adres]
gevestigd te [vestigingsplaats]
verwerende partij
gemachtigde: mr. T.A. Bode te Zwolle.
Partijen worden hierna Scatola en de VvE genoemd.
1.De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van de descente en mondelinge behandeling van 24 mei 2023, waarin onder meer melding is gemaakt van het tijdens die mondelinge behandeling gewezen mondelinge vonnis van de rechtbank tot verwijzing van de zaak, wat betreft het onderhavige verzoek, naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.
2.De feiten
2.1.
Scatola is sinds 24 april 2018 eigenaar van het appartement aan het adres
[adres] (hierna: “het appartement”). Het appartement wordt bewoond door de bestuurder van Scatola, de heer [naam bestuurder] (hierna: “ [naam bestuurder] ”).
2.2.
Het appartement van Scatola maakt deel uit van een gebouw dat bij akte van
24 juli 2018 (hierna: “de splitsingsakte”) is gesplitst in appartementsrechten.
In artikel 17 van de splitsingsakte staat dat (onder meer) de gevels, balkonconstructie en het dak van het gebouw tot de gemeenschappelijke delen behoren. Verder staat in artikel 22 van de splitsingsakte dat iedere op-, aan-, onder- of bijbouw zonder voorafgaande toestemming van de vergadering van eigenaars van de VvE (hierna ook: de vergadering) verboden is. In artikel 23 van de splitsingsakte staat dat eigenaren zonder toestemming van de vergadering geen wijzigingen mogen aanbrengen aan het architectonisch uiterlijk of de constructie van het gebouw.
2.3.
Op 12 mei 2020 heeft Scatola een aanbouw laten plaatsen op het dakterras van haar appartement (hierna: “de aanbouw”). De aanbouw bestaat uit een frame dat aan de luifel en de vloer van het dakterras is bevestigd, waarin een houten constructie is geplaatst, voorzien van een doek en afgetimmerd met houten plankdelen.
2.4.
Scatola heeft geen voorafgaande toestemming aan de VvE gevraagd om de aanbouw te plaatsen.
2.5.
De VvE heeft Scatola per brieven van 13 mei 2020 en 4 juni 2020 verzocht de bouwwerkzaamheden te staken. In laatstgenoemde brief heeft de VvE Scatola ook gevraagd een verzoek om toestemming te doen bij de VvE. Scatola heeft daaraan geen gevolg gegeven.
2.6.
Op 6 juni 2020 heeft een vergadering van eigenaars van de VvE plaatsgehad. Bij deze vergadering was namens Scatola haar advocaat aanwezig. In de notulen van de vergadering staat dat Scatola het standpunt innam dat zij toestemming van de aannemer had om de aanbouw te plaatsen. In de notulen staat ook dat de aannemer, die eveneens bij de vergadering aanwezig was, dat weerspreekt.
2.7.
De VvE heeft Scatola per brief van 14 september 2020 verzocht om het dakterras in de oorspronkelijke staat te herstellen. Aan dat verzoek heeft Scatola geen gevolg gegeven.
2.8.
Op 4 oktober 2020 heeft opnieuw een vergadering van eigenaars van de VvE plaatsgehad. Uit punt 11 van de notulen blijkt dat de vergadering heeft gestemd over de aanbouw van Scatola, met als resultaat: 153 stemmen tegen en 132 voor. In de notulen staat, voor zover relevant:
“(…) [naam 1] geeft aan [naam 1] (eigenaar Scatola Holding b.v.) de gelegenheid om ten behoeve van de stemming over de gerealiseerde op- en aanbouw een toelichting te geven. (…) De stemming geeft aan dat 153 tegen de realisatie van de op-en aanbouw zijn en 132 voor. Op grond hiervan heeft de vergadering besloten dat de op-en aanbouw dakterras niet acceptabel is en zonder deze toestemming is verboden. De gerealiseerde op-aanbouw dakterras zal nu moeten worden verwijderd en alles zal moeten worden teruggebracht in de oorspronkelijke staat. Het nieuwe bestuur zal met [naam 1] (eigenaar Scatola Holding b.v.) in overleg treden om nadere afspraken te maken ten behoeve van het verwijderen van de op-en aanbouw dakterras. (…)”
2.9.
De VvE heeft Scatola per brief van 15 november 2021 gesommeerd om de aanbouw binnen twee maanden te verwijderen. Daaraan heeft Scatola tot op heden geen gevolg gegeven, omdat zij van mening is dat de VvE toestemming voor de aanbouw zonder redelijke grond heeft geweigerd.
2.10.
Bij dagvaarding van 27 september 2022 heeft de VvE Scatola in rechte betrokken en (onder meer) gevorderd dat zij zal worden veroordeeld om de aanbouw te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom. Bij conclusie van antwoord in reconventie heeft Scatola het onderhavige verzoek gedaan, waarvan de behandeling door de rechtbank is verwezen naar de kantonrechter.
3.Het verzoek en het verweer
3.1.
Scatola verzoekt de kantonrechter haar vervangende toestemming te verlenen, overdraagbaar aan opvolgende eigenaren van het appartement, tot het handhaven van de aanbouw, met veroordeling van de VvE in de proces- en nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoekt stelt Scatola het volgende. De VvE heeft haar toestemming tot handhaving van de aanbouw geweigerd. Die weigering is louter formeel van aard geweest en de VvE heeft haar weigering in eerste instantie niet onderbouwd. Nadien heeft de VvE haar weigering evenmin onderbouwd terwijl zij daarvoor ruimschoots de gelegenheid heeft gehad. Er bestaat geen redelijke grond om handhaving van de aanbouw te weigeren. Scatola heeft er recht op en belang bij dat de kantonrechter een vervangende machtiging uitspreekt tot handhaving van de aanbouw.
3.3.
De VvE voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek van Scatola, met veroordeling van Scatola in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ter onderbouwing stelt de VvE het volgende. Er is wel degelijk sprake van een redelijke grond om handhaving van de aanbouw te weigeren. Scatola had ook binnen een maand bij de kantonrechter de vernietiging kunnen inroepen van het besluit tot weigering van toestemming voor de aanbouw. Dat heeft Scatola niet gedaan. Het is daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Scatola nu alsnog toestemming vraagt tot handhaving van de aanbouw.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.
Ter beoordeling ligt voor of de kantonrechter een vervangende machtiging moet verlenen tot handhaving van de aanbouw.
ontvankelijkheid Scatola
4.2.
De VvE heeft zich onder meer verweerd door aan te voeren dat Scatola ook de kantonrechter had kunnen verzoeken om het besluit van de vergadering van 4 oktober 2020 te vernietigen. Op die datum heeft de vergadering immers gestemd over het verzoek tot handhaving van de aanbouw en besloten dat Scatola de aanbouw moet verwijderen. De VvE heeft aangevoerd dat voor een verzoek tot vernietiging een wettelijke termijn geldt van een maand na de dag waarop de verzoeker kennis heeft genomen of had kunnen nemen van het besluit. Die termijn heeft Scatola ongebruikt laten verstrijken, en daardoor kan zij niet in haar verzoek ontvangen worden, aldus de VvE.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het voorgaande niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van Scatola in deze verzoekschriftprocedure. Scatola verzoekt immers niet om vernietiging van het besluit van de VvE van 4 oktober 2020, maar om een vervangende machtiging tot handhaving van de aanbouw. Hoewel de uitkomst van beide verzoeken op hetzelfde neerkomt – namelijk dat de aanbouw al dan niet mag blijven – verschilt de grondslag, en uitsluitend voor de vernietiging van een VvE-besluit heeft de wetgever voorzien in een wettelijke vervaltermijn van een maand. Dat betekent dat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van Scatola.
vervangende machtiging: toetsingskader
4.4.
Op grond van artikel 5:121 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter op verzoek van een appartementseigenaar vervangende machtiging verlenen voor de vereiste toestemming van (onder meer) de vereniging van eigenaars van de VvE, indien die toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd. Bij de beslissing op een dergelijk verzoek moet de weigering worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid, die de verhouding tussen de appartementseigenaars beheerst. [1] Bij de vraag of zonder redelijke grond toestemming is geweigerd, zijn de omstandigheden van het geval van belang, zodat niet geheel kan worden voorbijgegaan aan de belangen van de verzoeker (hier: Scatola). Dat betekent dat de belangen van Scatola mede bepalen of sprake is van een weigering zonder redelijke grond. Dit staat echter niet gelijk aan een volledig open belangenafweging waarin de individuele wensen van Scatola in alle opzichten even zwaar wegen als de belangen en motieven van de overige eigenaren. [2]
verzoek vervangende machtiging nog mogelijk?
4.5.
Voordat (eventueel) wordt toegekomen aan de beoordeling van het verzoek dient de kantonrechter te beslissen over de door de VvE opgeworpen (voor)vraag of van de procedure tot het verkrijgen van een vervangende machtiging gebruik kan worden gemaakt in een geval als dit, waarin datgene waarop de vereiste toestemming ziet (aanbrengen van de aanbouw) al heeft plaatsgevonden. De VvE stelt namelijk, onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van artikel 5:121 BW, dat een vervangende machtiging achteraf alleen kan worden verleend voor (feitelijke of juridische) handelingen die “geen uitstel kunnen lijden”. Van een dergelijk spoedgeval is hier volgens de VvE geen sprake. De kantonrechter gaat niet mee in dit standpunt van de VvE. De door de VvE geciteerde passage uit de parlementaire geschiedenis [3] luidt als volgt
“Meent de verzoeker dat de rechtshandeling geen verder uitstel kan lijden, dan kan hij haar verrichten onder voorbehoud van verkrijging van de nodige machtiging die de rechter dan eventueel nog achteraf kan verlenen”. Uit het feit dat de wetgever er hier op wijst dat in spoedgevallen het verkrijgen van een machtiging achteraf nog mogelijk is, kan – mede gelet op de context waarin de bedoelde passage voorkomt – naar het oordeel van de kantonrechter niet worden afgeleid dat een vervangende machtiging achteraf buiten spoedeisende gevallen per definitie niet mogelijk is, omdat de regeling van artikel 5:121 BW daarvoor niet zou zijn bedoeld. Het feit dat de aanbouw al is gerealiseerd staat dus als zodanig niet aan het vragen van vervangende toestemming in de weg.
“Meent de verzoeker dat de rechtshandeling geen verder uitstel kan lijden, dan kan hij haar verrichten onder voorbehoud van verkrijging van de nodige machtiging die de rechter dan eventueel nog achteraf kan verlenen”. Uit het feit dat de wetgever er hier op wijst dat in spoedgevallen het verkrijgen van een machtiging achteraf nog mogelijk is, kan – mede gelet op de context waarin de bedoelde passage voorkomt – naar het oordeel van de kantonrechter niet worden afgeleid dat een vervangende machtiging achteraf buiten spoedeisende gevallen per definitie niet mogelijk is, omdat de regeling van artikel 5:121 BW daarvoor niet zou zijn bedoeld. Het feit dat de aanbouw al is gerealiseerd staat dus als zodanig niet aan het vragen van vervangende toestemming in de weg.
De kantonrechter vindt het anderzijds wel van belang te benadrukken dat Scatola aan het feit dat zij de VvE voor een voldongen feit heeft geplaatst door de aanbouw zonder toestemming te realiseren geen voordeel kan ontlenen, in die zin dat haar belang bij vervangende toestemming nu (vanwege de bezwaarlijkheid van de verwijdering daarvan) zwaarder zou wegen in het kader van de door de kantonrechter uit te voeren belangenafweging dan wanneer de aanbouw nog niet was gerealiseerd. Daarvan kan geen sprake zijn, niet in de laatste plaats omdat daarmee het niet voldoen aan het toestemmingsvereiste zou worden beloond. Dit betekent ook dat de tussen partijen gevoerde discussie over de vraag in hoeverre het verwijtbaar is dat Scatola niet vooraf toestemming heeft gevraagd en of zij dat wel of niet bewust achterwege heeft gelaten, door de kantonrechter niet hoeft te worden beslecht.
ontbreekt er een redelijke grond tot weigering?
4.6.
Volgens Scatola ontbreekt een redelijke grond om handhaving van de aanbouw te weigeren. Ter onderbouwing heeft Scatola onder meer aangevoerd dat de aanbouw niet storend is, fraai en in de stijl van het complex is uitgevoerd en nauwelijks opvalt. Volgens Scatola zijn er bovendien geen bouwkundige redenen om handhaving van de aanbouw te weigeren. Ook zou de architect van het gebouw van mening zijn dat de aanbouw passend is. Ter onderbouwing heeft Scatola als productie 3 een e-mail van de architect overgelegd waaruit de instemming van de architect volgens haar blijkt. De vergadering (volgens Scatola daartoe aangezet door het bestuur) heeft uitsluitend om formalistische redenen haar toestemming geweigerd en dat is destijds niet onderbouwd. Volgens Scatola is het naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de VvE nu pas, na een tijdsverloop van ruim twee jaar, haar weigering tot handhaving van de aanbouw alsnog onderbouwt.
4.7.
De VvE heeft aangevoerd dat er wel degelijk redelijke gronden tot weigering van de door Scatola gevraagde toestemming bestaan. Ter onderbouwing heeft de VvE onder meer aangevoerd dat Scatola eigenrichting heeft gepleegd, door de aanbouw zonder de vereiste toestemming en in weerwil van herhaalde sommaties tot het staken van de uitvoering toch te realiseren. Het kan precedentwerking in de hand werken indien de aanbouw mag blijven staan. Indien andere appartementseigenaren ook een aanbouw aanbrengen, kan het gebouw een ratjetoe worden waardoor de overige appartementen in waarde kunnen dalen. Verder valt de aanbouw wel degelijk op en doet deze afbreuk aan het architectonische karakter van het appartementsgebouw. De e-mail van de architect hierover is niet zo eenduidig als Scatola doet voorkomen. Bij handhaving wordt de aanbouw, die is verbonden met en deel uitmaakt van de buitenschil van het gebouw, gemeenschappelijk en zal de VvE ook zorg moeten dragen voor het onderhoud van de aanbouw, terwijl de kosten daarvan niet op de eigenaar van het appartement van Scatola zullen kunnen worden verhaald omdat het breukdeel van Scatola in de gemeenschappelijke kosten gelijk blijft. Voor wijziging van het breukdeel van Scatola in de gemeenschappelijke kosten zal de splitsingsakte gewijzigd moeten worden. Ook zijn er wel degelijk bouwkundige redenen om handhaving van de aanbouw te weigeren, aldus nog steeds de VvE
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is gebleken van een redelijke grond tot weigering van toestemming voor de aanbouw door de VvE.
De kantonrechter komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
4.9.
Om te beginnen maakt, anders dan door Scatola is betoogd, het enkele feit dat de VvE aanvankelijk geen (schriftelijke) onderbouwing heeft gegeven van de weigering tot het verlenen van toestemming voor de aanbouw niet dat een redelijke grond als bedoeld in artikel 5:121 lid 1 BW per definitie ontbreekt of niet alsnog door de VvE kan worden aangevoerd. De vergadering heeft over de aanbouw gestemd; elk lid van de vergadering zal zijn of haar eigen redenen (kunnen) hebben gehad om voor- of tegen te stemmen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan van de VvE niet worden gevergd dat zij bij het besluit, dat door de vergadering in stemming is gebracht, direct aangeeft waarom haar leden voor- of tegen hebben gestemd (voor zover zij daarvan ten aanzien van de individuele leden op dat moment al meteen op de hoogte was). Zoals door de VvE terecht is aangevoerd is de stemming in de vergadering een democratisch proces en daarbij past niet dat in het kader van een beoordeling van een verzoek om vervangende machtiging achteraf de eis kan worden gesteld dat alle leden precies dezelfde reden hadden om voor of tegen te stemmen, en dat die enkele reden direct zou moeten worden vastgelegd. Daarbij speelt in dit concrete geval ook een rol dat Scatola de aanbouw zonder de vereiste toestemming heeft gerealiseerd en dat pas enige tijd daarna, toen zij desverzocht had geweigerd de aanbouw te verwijderen, alsnog een verzoek om toestemming in de vergadering in stemming is gebracht. De vergadering werd dus gevraagd te stemmen over een fait accompli. Van een zorgvuldig besluitvormingsproces voorafgaand aan de bouw van de aanbouw, zoals door de splitsingsakte vereist, waarbij in de regel (bouw)tekeningen en andere relevante informatie worden verstrekt, kon dus (door toedoen van Scatola) geen sprake meer zijn. Waar het om gaat is of de door de VvE in het kader van deze procedure genoemde belangen en bezwaren, die blijkens de aan het bestuur verleende procesmachtiging van de vergadering van eigenaars kennelijk (gezien of ongezien) de instemming van de meerderheid van de leden hebben, voldoende steekhoudend zijn om als redelijke weigeringsgrond te worden aangemerkt. Daarbij vindt de kantonrechter ook van belang dat Scatola, in de persoon van haar bestuurder de heer [naam bestuurder] , blijkens de notulen van de vergadering van 4 oktober 2020 in de gelegenheid is gesteld om haar toestemmingsverzoek (en haar belang daarbij) in de vergadering persoonlijk toe te lichten. In zoverre is aan Scatola de gelegenheid geboden om aan de door haar gestelde “formalistische” houding van het bestuur van de VvE een tegenwicht te bieden ten overstaan van de andere appartementseigenaren. Dat heeft de besluitvorming kennelijk niet in haar voordeel kunnen doen uitvallen. Uit het voorgaande volgt dat het argument van Scatola dat aan de bezwaren van de VvE tegen de aanbouw moet worden voorbijgegaan omdat die niet meteen aan haar zijn meegedeeld, faalt.
4.10.
Tussen partijen staat vast dat de vergadering van de VvE op 4 oktober 2020 heeft gestemd over de aanbouw. Daarbij heeft een meerderheid van de leden tegen het verlenen van toestemming voor de al gerealiseerde aanbouw gestemd. Scatola heeft daarover aangevoerd dat dit besluit slechts met een krappe meerderheid zou zijn genomen – de stem van één lid zou het verschil hebben gemaakt – maar dat is (indien al juist) naar het oordeel van de kantonrechter niet van doorslaggevend belang voor de vraag of er een redelijke weigeringsgrond ontbreekt. Dat de vergadering toestemming heeft geweigerd is een gegeven en is juist de reden waarom de kantonrechter door Scatola om een oordeel is gevraagd; de redelijkheid van de aangevoerde weigeringsgronden hangt niet af van de omvang van die meerderheid.
4.11.
De VvE heeft terecht aangevoerd dat de aanbouw is gaan behoren tot de gemeenschappelijke delen van het gebouw, omdat deze daaraan (nagelvast) is bevestigd. Op grond van artikel 17 van de splitsingsakte zijn immers gemeenschappelijk: de gevels, de balkonconstructie en het dak. Tijdens de plaatsopneming heeft de kantonrechter kunnen constateren dat de wand van de aanbouw tot de buitenschil van het gebouw is gaan behoren en dit is door Scatola ook niet betwist. Nu de aanbouw tot de gemeenschappelijke delen van het gebouw is gaan behoren, zal de VvE ook op enig moment zorg moeten dragen voor het onderhoud van de aanbouw. De kosten daarvoor komen op grond van de splitsingsakte voor rekening van de VvE, terwijl het breukdeel van Scatola in de gemeenschappelijke kosten gelijk blijft. Scatola heeft daarover aangevoerd dat de VvE onvoldoende heeft onderbouwd tot welke onderhoudskosten de aanbouw dan zou leiden, maar daarin wordt zij niet gevolgd. Scatola is immers de verzoekende partij: het is aan haar om voldoende te motiveren en zo nodig te bewijzen dat de VvE geen redelijk belang heeft bij weigering van de aanbouw. De VvE heeft voldoende gemotiveerd weersproken dat een redelijk belang ontbreekt door op mogelijke onderhoudskosten te wijzen en ook uit te leggen waarom die vrees bij haar bestaat. Dat betekent dat het op de weg van Scatola, als verzoekende partij, had gelegen om die betwisting te ontzenuwen door haar stelling dat de aanbouw niet tot onderhoudskosten leidt beter te onderbouwen dan zij heeft gedaan. Zij had dat bijvoorbeeld kunnen doen door informatie te geven over de gebruikte materialen en de levensduur daarvan, en door in te gaan op de gevolgen van de aanwezigheid van de aanbouw voor de bereikbaarheid en vervangbaarheid van de houten bekleding aan de onderkant van de luifel die, zoals de kantonrechter tijdens de plaatsopneming in bijzijn van partijen heeft geconstateerd, niet te verwijderen lijkt zonder dat de wand van de aanbouw wordt verwijderd, althans losgemaakt. De enkele opmerking dat de buitenkant van de aanbouw is bekleed met dezelfde houtsoort die ook aan de onderkant van de luifel is toegepast volstaat daartoe niet. De kantonrechter acht het overigens ook niet waarschijnlijk dat de aanbouw, die aan de buitenkant uit hout bestaat, tot in lengte van dagen onderhoudsvrij zal blijven. Scatola heeft aangeboden om, indien en voor zover onderhoud nodig is, de (meer)kosten daarvan te dragen. Maar het feit dat zij stellig ontkent dat dergelijke (meer)kosten er zullen zijn en bovendien heeft nagelaten haar aanbod (en de wijze waarop dat ook in geval van een opvolgend eigenaar aan de bezwaren van de VvE tegemoet zou kunnen komen) ook maar enigszins te concretiseren, maakt dat de kantonrechter de zorgen van de VvE op dit punt (niet verhaalbare extra onderhoudskosten) vooralsnog niet als onredelijk beoordeelt.
4.12.
Verder twisten partijen over de vraag of de aanbouw, positief dan wel negatief, in het oog springt en of deze afbreuk doet aan het architectonische karakter van het appartementengebouw. Volgens Scatola valt de aanbouw niet of nauwelijks op, past deze goed bij de bestaande architectuur en is bij het ontwerp en de uitvoering ervan voldoende rekening gehouden met de vorm van de gevel en de luifel. Volgens de VvE is de aanbouw wel degelijk zichtbaar vanaf de buitenkant van het gebouw en is de meerderheid van de appartementseigenaren van mening dat de aanbouw aan de bovenzijde van het appartementencomplex teveel afbreuk doet aan de unieke architectonische kenmerken, die zij wensen te behouden. Zij benadrukt in dat kader (onder verwijzing naar een beschrijving op de website van de architect) dat het appartementengebouw onderdeel is van een complex van twee identieke, getrapte gebouwen. De aanbouw van Scatola ontneemt het vrije zicht tussen- en op de unieke afgeronde/gebogen terrassen die zich aan de zijden van het appartementencomplex bevinden. De vrije doorkijk is als gevolg van de aanbouw belemmerd, terwijl dit juist het oogmerk was van de architect, en de hoek van het gebouw wordt “dichtgezet” aldus de VvE. De kantonrechter is, mede op grond van haar eigen, met partijen gedeelde waarnemingen tijdens de descente/plaatsopneming, van oordeel dat de aanbouw van Scatola (ook vanaf de begane grond buiten het gebouw) duidelijk zichtbaar is. Ook oordeelt de kantonrechter dat de aanbouw afbreuk doet aan het architectonische karakter van het gebouw. Aan Scatola moet worden toegegeven dat zij zich heeft ingespannen de aanbouw qua materiaalgebruik (bekleding met houten lamellen) en de ronde vorm goed te doen passen bij, en binnen de contouren van, het gebouw, maar dit neem niet weg dat het vrije doorzicht onder de luifel van het dakterras op de hoek van het gebouw door de aanbouw geheel wordt weggenomen, terwijl dit juist een nogal markant architectonisch kenmerk lijkt te zijn. Het gebouw ziet er hierdoor op dat punt ook duidelijk anders uit dan het (spiegelbeeldig geplaatste) “tweeling”-gebouw. Ook wordt Scatola niet gevolgd in haar betoog dat uit de e-mail van de architect, die zij als productie 3 heeft overgelegd, volgt dat tegen de aanbouw vanuit esthetisch perspectief geen enkel bezwaar bestaat. Zo staat in deze e-mail onder meer:
“…De gerealiseerde berging is met inachtneming van de architectuur gemaakt. De berging is gemaakt van hetzelfde hout als de plafonds/gevel en de gevel loopt in de ronding mee van het overstek. Ongelukkiger is de positie helemaal op de hoek, die in aanzicht het overstek en de kenmerkende ‘open hoeken’ van het ontwerp juist dichtzet. Daarnaast staat hij voor een raam die voor extra daglicht in de hal zou zorgen. Mocht de [naam 3] het idee aan ons voorgelegd hebben, dan hadden wij geadviseerd deze uit de hoek te plaatsen om zo de open hoeken te respecteren…”Daaruit volgt dus dat de architect van het gebouw ook bepaalde bedenkingen bij de aanbouw heeft. In de bedoelde e-mail van de architect staat verder:
“Alle overwegingen meegenomen, denken wij dat de berging kan blijven zoals deze nu is. Het effect op de architectuur en de verschijningsvorm vinden wij mede door de nette en passende uitvoering acceptabel”. Volgens Scatola volgt uit deze passage dat de (esthetische) bezwaren van de VvE onredelijk zijn. De kantonrechter deelt dat standpunt niet. Dat de aanbouw door de architect “acceptabel” wordt geacht betekent niet zonder meer dat de andere appartementseigenaren de – ook door de architect
“…De gerealiseerde berging is met inachtneming van de architectuur gemaakt. De berging is gemaakt van hetzelfde hout als de plafonds/gevel en de gevel loopt in de ronding mee van het overstek. Ongelukkiger is de positie helemaal op de hoek, die in aanzicht het overstek en de kenmerkende ‘open hoeken’ van het ontwerp juist dichtzet. Daarnaast staat hij voor een raam die voor extra daglicht in de hal zou zorgen. Mocht de [naam 3] het idee aan ons voorgelegd hebben, dan hadden wij geadviseerd deze uit de hoek te plaatsen om zo de open hoeken te respecteren…”Daaruit volgt dus dat de architect van het gebouw ook bepaalde bedenkingen bij de aanbouw heeft. In de bedoelde e-mail van de architect staat verder:
“Alle overwegingen meegenomen, denken wij dat de berging kan blijven zoals deze nu is. Het effect op de architectuur en de verschijningsvorm vinden wij mede door de nette en passende uitvoering acceptabel”. Volgens Scatola volgt uit deze passage dat de (esthetische) bezwaren van de VvE onredelijk zijn. De kantonrechter deelt dat standpunt niet. Dat de aanbouw door de architect “acceptabel” wordt geacht betekent niet zonder meer dat de andere appartementseigenaren de – ook door de architect
geconstateerde – aantasting van de kenmerkende “open hoeken” hebben te dulden.
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat de vergadering alleen al om de twee genoemde redenen (mogelijke onverhaalbare toegenomen onderhoudskosten en afbreuk aan het architectonische karakter van het gebouw) in redelijkheid kon weigeren de gevraagde toestemming voor de aanbouw te verlenen. Het verzoek van Scatola tot vervangende machtiging voor handhaving van de aanbouw zal daarom worden afgewezen.
proceskosten
4.14.
De proceskosten tussen partijen zullen in deze procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt, aangezien Scatola in de procedure bij de rechtbank met zaakkenmerk C/05/409341 HA ZA 22-441 al in de proceskosten van de VvE is veroordeeld en de onderliggende stukken en proceshandelingen in materieel opzicht dezelfde zijn.
5.De beslissing
De kantonrechter,
5.1.
wijst af het verzoek tot vervangende machtiging om de aanbouw te handhaven,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.