ECLI:NL:RBGEL:2023:4056

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
05-091632-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • S. Jansen
  • M.A. van Leeuwen
  • H.P.M. Kester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware straf voor poging tot moord en brandstichting met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere brandstichtingen en een poging tot moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 april 2022 een vrouw met een mes heeft aangevallen, waarbij hij haar meerdere keren heeft gestoken. Dit gebeurde in een vakantiewoning, waar het slachtoffer zich veilig moest voelen. De verdachte had de opdracht gekregen om het slachtoffer te doden in ruil voor een beloning van € 50.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, wat de ernst van het delict vergroot. Daarnaast heeft de verdachte in korte tijd meerdere branden gesticht, waarbij verschillende voertuigen en panden zijn verwoest. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaar, waarbij rekening is gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers en de maatschappij. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer en de eigenaren van de beschadigde goederen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/091632-22
Datum uitspraak : 12 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadslieden: mr. A. Winters en mr. T.L.W. Hermens, advocaten in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2022 te Rheden, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een woning aan de [adres] geparkeerde personenauto,
Volkswagen Golf (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever] , althans aan een ander dan aan hem, verdachte,
door (delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans voornoemde personenauto in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/of een naast voornoemd voertuig geparkeerde bedrijfsbus, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een bedrijfspand aan de [adres] geparkeerde bedrijfsbus, Volkswagen Transporter (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [naam bedrijf 1] , althans aan een ander dan aan hem, verdachte,
door (delen van) die bedrijfsbus al dan niet te besprenkelen met een
brandbare vloeistof en/of gebruik te maken van een (in een doek gewikkeld)
aanmaakblokje en/of
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje,
althans voornoemde bedrijfsbus in aanraking te brengen met (open) vuur, ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor het naastgelegen bedrijfspand en/of de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 2 maart 2022 te Doesburg, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een aan de [adres] (ter hoogte van nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde personenauto, Peugeot 107 (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , althans aan een ander dan aan hem, verdachte,
met dat opzet een brandende molotovcocktail (bestaande uit een glazen fles met daarin een doek en een brandbare vloeistof) tegen (de voorruit van) dit voertuig heeft gegooid en/of een doek, al dan niet besprenkeld met een brandbare vloeistof, dan wel voorzien van een aanmaakblokje, op of nabij de voorruit van voornoemd voortuig in brand heeft gestoken, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een doek, al dan niet
besprenkeld met een brandbare vloeistof, dan wel voorzien van een aanmaakblokje, althans met een brandbare stof en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 maart 2022 te Doesburg, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [adres] (ter hoogte van nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde personenauto, Peugeot 107 (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 27 maart 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in het bedrijfspand aan de [adres] , dat geheel of ten dele toebehoorde aan [naam bedrijf 2] . en/of in gebruik was bij [naam bedrijf 3] , althans aan of bij een ander dan aan hem, verdachte,
door in of nabij voornoemd bedrijfspand één of meerdere plaatsen te besprenkelen met een brandbare vloeistof (motorbenzine) en/of
(vervolgens) die brandbare vloeistof in aanraking te brengen met (open) vuur, althans (delen van) voornoemd bedrijfspand in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan voornoemd bedrijfspand en/of de voor dat bedrijfspand geparkeerde bedrijfsbus geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor het(de) naastgelegen bedrijfspand(en) en/of de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
5.
hij op of omstreeks 8 april 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in het bedrijfspand aan de [adres] , dat geheel of ten dele toebehoorde aan [naam 1] . en/of in gebruik was bij [naam bedrijf 4] , althans aan of bij een ander dan aan hem, verdachte,
door de loopdeur en/of de roldeur van voornoemd bedrijfspand te besprenkelen met een brandbare vloeistof (motorbenzine) en/of (vervolgens) die brandbare vloeistof in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans (delen van) voornoemd bedrijfspand in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan voornoemde loopdeur en/of roldeur van voornoemd bedrijfspand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel van dat bedrijfspand en/of het(de) naastgelegen bedrijfspand(en) en/of de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
6.
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een aan de [adres] (ter hoogte van perceel nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde personenauto,
Hyundai Tucson (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2]
, althans aan een ander dan aan hem, verdachte,
door (delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje op (een band van) die personenauto te leggen en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans voornoemde personenauto in aanraking te brengen met (open) vuur, ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een naast voornoemd voertuig geparkeerde personenauto, Suzuki Swift (gekentekend [kenteken] ), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
7.
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een voor een bedrijfspand aan de [adres] geparkeerde personenauto,
Opel Vectra (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 5]
en/of in gebruik bij [benadeelde partij 7] , althans aan of bij een ander dan aan hem, verdachte,
door (delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje op (een band van) die personenauto te leggen en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans voornoemde personenauto in aanraking te brengen met (open) vuur ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een nabij voornoemd voertuig gelegen bedrijfspand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [adres] geparkeerde
personenauto,
Opel Vectra (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam bedrijf 5] toebehoorde en/of in gebruik was bij [benadeelde partij 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
8.
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Est, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een naast een woning aan de [adres] geparkeerde personenauto Ford C-Max (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 8] ,
althans aan een ander dan aan hem, verdachte,
door (delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje op (een band van) die personenauto te leggen en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans voornoemde personenauto in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of een naastgelegen bijgebouw en/of de zich daarin bevindende inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
9.
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Waardenburg, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een aan de [adres] (ter hoogte van perceel nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde bedrijfsauto
Opel Vivaro (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 6] , althans aan een ander dan aan hem, verdachte,
door (delen van) die bedrijfsauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje op (een band van) die bedrijfsauto te leggen en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans voornoemde bedrijfsauto in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemde bedrijfsauto aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Waardenburg, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [adres] (ter hoogte van perceel nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde bedrijfsauto Opel Vivaro (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam bedrijf 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
10.
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met voornoemd opzet
die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en (vervolgens) die
[slachtoffer]
met een mes, éénmaal of meerdere malen, met kracht, in de nek en/of de hals en/of de schouder en/of de rug en/of de borst heeft gestoken en/of
toen zij ten val was gekomen,
bovenop en/of voorovergebogen over die [slachtoffer] heeft gezeten en/of
(daarbij) met kracht de keel heeft dichtgedrukt en/of het hoofd van die
[slachtoffer]
éénmaal of meerdere malen, met kracht, op of tegen de grond heeft geslagen/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met voornoemd opzet
die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en (vervolgens) die
[slachtoffer]
met een mes, éénmaal of meerdere malen, met kracht, in de nek en/of de hals en/of de schouder en/of de rug en/of de borst heeft gestoken en/of
toen zij ten val was gekomen,
bovenop en/of voorovergebogen over die [slachtoffer] heeft gezeten en/of
(daarbij) met kracht de keel heeft dichtgedrukt en/of het hoofd van die
[slachtoffer]
éénmaal of meerdere malen, met kracht, op of tegen de grond heeft geslagen/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere (diepe) steekwonden, nabij en/of in vitale organen en/of (slag)aderen en/of ernstige verwondingen aan het hoofd heeft toegebracht,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar gewond is geraakt en/of een (zeer) grote hoeveelheid bloed heeft verloren en/of
(daardoor) gedurende enige tijd in een comateuze toestand is geraakt en/of gebracht en/of neurologisch letsel heeft opgelopen,
immers heeft hij, verdachte,
die [slachtoffer] van achteren benaderd en (vervolgens) die [slachtoffer] met een mes, éénmaal of meerdere malen, met kracht, in de nek en/of de hals en/of de schouder en/of de rug en/of de borst gestoken en/of
toen zij ten val was gekomen,
bovenop en/of voorovergebogen over die [slachtoffer] gezeten en/of
(daarbij) met kracht de keel dichtgedrukt en/of het hoofd van die
[slachtoffer]
éénmaal of meerdere malen, met kracht, op of tegen de grond geslagen/geduwd.
2a. Overwegingen ten aanzien van de rechtmatigheid van het bewijs
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie de rechtbank en de verdediging op belangrijke punten onjuist heeft geïnformeerd. Zo is [getuige] (hierna: [getuige] ), een potentiële verdachte, als ware een burgerinfiltrant ingezet en is door de politie op de zaak betrekking hebbende informatie aan haar verstrekt. Voorts zijn de rechtbank en de verdediging niet geïnformeerd over mogelijke toezeggingen die aan [getuige] zijn gedaan of mogelijke afspraken die met haar zijn gemaakt om niet als verdachte te worden aangemerkt in ruil voor bepaalde inspanningen. Hierdoor kan niet worden beoordeeld of aan de wettelijke voorschriften is voldaan rondom de inzet van [getuige] om informatie bij verdachte te vergaren. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben verder de verbaliseringsplicht als bedoeld in artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) geschonden en onvoldoende transparantie betracht bij het verbaliseren.
De voornoemde punten leveren zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien een schending op van de beginselen van een behoorlijke procesorde en van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Bovendien is sprake van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. Verdachte is door de geschetste handelswijze daadwerkelijk in zijn verdediging geschaad. De verklaringen van [getuige] en de daarmee samenhangende tapgesprekken moeten daarom van het bewijs worden uitgesloten.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat geen sprake is van een concreet vormverzuim, dan is van belang dat de verklaring van [getuige] en de tapgesprekken op zeer dubieuze wijze tot stand zijn gekomen. [getuige] is door de politie gevoed met informatie en had een motief om naar een ander te wijzen. Wanneer de rechtbank van oordeel is dat [getuige] bij de rechter-commissaris niet conform de waarheid heeft verklaard over de gang van zaken tijdens het verhoor, moet dit tot de conclusie leiden dat zij een onbetrouwbare getuige is, zodat haar verklaringen en de tapgesprekken ook dan niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat geen sprake is geweest van sturing door de politie. Er zijn geen concrete afspraken gemaakt met [getuige] . De politie heeft enkel aangegeven dat [getuige] vragen kon stellen op het moment dat zij verdachte zou spreken. Verder is geverbaliseerd welke informatie aan [getuige] is gegeven. [getuige] is niet ingezet als burgerinfiltrant. Op het moment dat zij wist dat alle telefoongesprekken getapt werden en het eerste telefoongesprek met verdachte plaatsvond, stelde [getuige] nauwelijks vragen. Verdachte begon uit zichzelf uitgebreid te verklaren. [getuige] was bovendien geen verdachte. Het leek erop dat zij niet geloofde dat verdachte ook echt zou gaan doen wat hij vertelde. Er zijn geen afspraken met haar gemaakt, dus heeft het Openbaar Ministerie ook niets achtergehouden. Verder volgt uit het proces-verbaal van verhoor van [getuige] bij de rechter-commissaris niet dat het de politie was die de opnameknop indrukte. [getuige] heeft enkel verklaard dat de knop uit ging. Uit het proces-verbaal van het betreffende verhoor bij de politie volgt dat [getuige] zelf naar de knop wees als zij een pauze wilde. Van enig vormverzuim is geen sprake, zodat de verweren moeten worden verworpen.
De officier van justitie heeft verder gesteld dat verdachte niemand anders in zijn sociale omgeving had dan [getuige] . Verdachte is open geweest naar [getuige] over waar hij mee bezig was. Daarbij heeft hij zich wel stoerder voorgedaan dan hij was. Bovendien heeft hij geprobeerd te rechtvaardigen wat er in Kerkdriel moest gebeuren door een verhaal te verzinnen over een echtpaar dat een meisje van 15 had verkracht totdat zij stierf. De verklaringen van [getuige] sluiten aan bij de inhoud van de tapgesprekken tussen verdachte en haar. [getuige] heeft enkel verklaard wat zij van verdachte heeft gehoord en begrepen. Haar verklaringen zijn betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de verweren van de verdediging (voornamelijk) zijn gestoeld op de verklaring die [getuige] op 22 maart 2023 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, zodat de rechtbank het van belang acht de inhoud van deze verklaring eerst te bespreken. In dit verhoor heeft [getuige] - onder andere en voor zover hier relevant - verklaard dat:
  • Zij nog enkele weken contact is blijven onderhouden met verdachte nadat hij gedetineerd was geraakt. Zij deed dit op aanraden van de politie, om veiligheidsredenen;
  • Zij ervan op de hoogte was dat de telefoongesprekken die zij met verdachte voerde werden getapt. Op aanraden van de recherche heeft zij de telefoontjes gepleegd en is haar gevraagd of zij bepaalde vragen wilde stellen. Zij begon de vragen te stellen en verdachte lichtte toen meteen zijn hele doopzeel. Aan het begin van het gesprek gaf verdachte aan: “we worden wel getapt”;
  • Verdachte een keer belde met de telefoon van een medegedetineerde. Zij heeft dit toen gemeld bij de recherche;
  • Zij na het gesprek in haar huis met de politie wist dat de telefoongesprekken getapt werden. Zij dacht toen: dan ga ik ook alle vragen stellen die hem gaan belasten. Dit was na een paar gesprekken met verdachte. Zij was toen één of twee keer door de politie gehoord. Daarna is zij telefonische gesprekken gaan voeren en heeft zij verdachte bewust meer vragen gesteld. Zij is nooit bij hem in de penitentiaire inrichting in [verblijfplaats] geweest, alle gesprekken die zij met verdachte heeft gevoerd, vonden plaats via de telefoon;
  • Er niet echt afspraken zijn gemaakt met de politie. Het was meer van: ”mocht je hem spreken, stel hem dan wat vragen”. Zij was pislink op dat moment. De politie was binnengevallen en haar voordeur was kapot;
  • Zij verdachte nooit heeft geloofd. Als zij echt had geloofd dat verdachte iemand ging omleggen, had zij dit wel bij de politie gemeld. Zij had wel angst om in het onderzoek betrokken te worden en dacht: het is hij of ik. Zij is door de politie nooit als verdachte aangemerkt;
  • Zij wilde dat verdachte zichzelf zou belasten. Daarom stelde zij de vragen;
  • De recherche haar op 20 mei 2022, bij haar thuis, had verteld dat het slachtoffer de ex van [partner slachtoffer] was en dat het zou gaan om een afrekening in de relationele sfeer;
  • Op 20 mei 2022 door de recherche veel informatie werd gegeven. Toen kwam de recherche ook met het mes en met de naam van het slachtoffer. [getuige] kreeg informatie en er werden vragen gesteld. Regelmatig ging de opnameknop uit en kreeg zij informatie. Daarna ging het verhoor weer verder en ging de knop weer aan. [getuige] maakte zich een beetje zorgen en zei dan ook bewust “zoals ik net van jullie heb gehoord”. Dit om duidelijk te maken dat het informatie van de recherche was en omdat er anders gaten in haar verklaring zouden komen;
  • De recherche haar had verteld dat alle WhatsApp-gesprekken tussen haar en verdachte kwijt waren. Zij had zelf om een kopie gevraagd. Daar heeft de recherche over gelogen, omdat er wel WhatsApp-berichten in het dossier zijn opgenomen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben een proces-verbaal van bevindingen opgesteld met betrekking tot de gang van zaken rondom het verhoor van [getuige] op 20 mei 2022 (p. 2029 - 2032). In dit proces-verbaal hebben de verbalisanten onder andere het volgende gerelateerd:
  • Dat zij, nadat zij de opnameapparatuur en laptops hadden opgestart en hadden uitgelegd waarom zij [getuige] wilden horen, startten met het verhoor. Dit verhoor vond plaats in de woning van [getuige] ;
  • Dat zij zagen dat [getuige] na ongeveer 30 minuten geëmotioneerd raakte en aangaf een pauze te willen. Hierop hebben de verbalisanten aangegeven dat [getuige] op de pauzeknop van het mobiele opnameapparaat kon drukken. Zij zagen dat [getuige] in paniek was, dat zij haar handen voor haar gezicht hield en dat zij in tranen was. Zij gaf aan dat zij al twee keer had gelogen en dat zij zoveel wist maar dit uit angst niet durfde te vertellen. Verbalisant [verbalisant 2] gaf toen aan dat [getuige] als getuige werd gehoord en dat de mogelijkheid bestond dat zij op een later moment nog gehoord zou kunnen worden door de rechter-commissaris of de rechtbank. [getuige] gaf aan dat zij er helemaal niets mee te maken had, maar dat verdachte haar zo veel had verteld dat zij er nu wel bij betrokken was. [getuige] vroeg de verbalisanten hoe oud verdachte was, waarop verbalisant [verbalisant 2] aangaf dat hij 28 jaar oud was. Na ongeveer 7 minuten werd het verhoor hervat;
  • Dat bij de opmerking van de verbalisanten: “Wij zijn niet achterlijk” en het antwoord van [getuige] daarop: “Ik merk het. Hij verwacht niet dat jullie dat weten. Hij heeft alleen een opmerking via de telefoon gemaakt dat [partner slachtoffer] was wel helemaal door de mangel gehaald” [getuige] naar de pauzeknop van het mobiele opnameapparaat wees en daarmee aangaf dat zij een pauze wilde. Daarmee hebben de verbalisanten ingestemd. [getuige] gaf vervolgens onder andere aan dat verdachte bij Defensie zou hebben gezeten en bij de commando’s zou hebben gediend. Hij zou in Afghanistan met dienstvrienden met het hoofd van een Talibanstrijder hebben gevoetbald en vervolgens eervol zijn ontslagen. [getuige] was bang dat zij het slachtoffer zou worden van verdachte. Zij vond het vreemd dat verdachte zijn dienstnummer niet kon noemen. Daarnaast bleek een vriend van verdachte geen dienstmaatje te zijn. Verdachte kende deze vriend via een ex. Verbalisant [verbalisant 2] gaf daarop aan dat uit het onderzoek naar voren was gekomen dat verdachte geen achtergrond had bij Defensie. [getuige] gaf toen aan dat vrienden van verdachte aangaven dat hij alleen maar zou liegen;
  • Dat bij de vraag van de verbalisanten: “Had je dan niet verwacht dat hij gepakt zou worden?“ en het antwoord van [getuige] daarop: “Nee, hij had niet verwacht dat hij gepakt zou worden. En ik heb er gewoon niet bij na gedacht. Heel dom. Maar nu snap ik wel waarom hij zei: “Ach zal ik gezellig blijven slapen. We zijn allebei vrij morgen”. Ik dacht nog “Ah wat lief, nou wat leuk, wat gezellig.” [getuige] naar de pauzeknop van het mobiele opnameapparaat wees en daarmee aangaf dat zij een pauze wilde. De verbalisanten stemden hiermee in door te knikken. Tijdens de pauze gaf [getuige] aan dat zij zich zorgen maakte om haar veiligheid. Zij vroeg of zij in een getuigenbeschermingsprogramma kon. Verbalisant [verbalisant 2] gaf daarop aan dat dit afhankelijk was van de waarde van de informatie die zij gaf en dat dit overlegd zou moeten worden door de officier van justitie met andere afdelingen. [getuige] gaf daarop aan dat zij dan eerst met de billen bloot moest voordat er een inschatting kon worden gemaakt. Verbalisant [verbalisant 2] heeft daarop aan de coördinator van het onderzoek doorgegeven dat [getuige] zich ernstig zorgen maakte om haar veiligheid;
  • Dat de verbalisanten na het beëindigen van het verhoor aangaven dat zij de coördinator van het onderzoek nogmaals zouden wijzen op de zorgen van [getuige] over haar eigen veiligheid. [getuige] gaf toen aan dat zij er waarschijnlijk nog niet van af was en vroeg hoe zij hiermee om moest gaan en wat zij tegen verdachte moest zeggen. De verbalisanten gaven als antwoord dat zij dit in het midden lieten en dit aan [getuige] zelf was. Vervolgens namen zij afscheid van haar.
De rechtbank stelt vast dat in het proces-verbaal van het getuigenverhoor zelf (p. 2011-2026) melding wordt gemaakt van de pauzes die in het bovengenoemde proces-verbaal van bevindingen zijn beschreven (p. 2015 en p. 2021), met uitzondering van de laatste pauze. De rechtbank stelt met betrekking tot die laatste pauze vast dat de eerstvolgende vraag/opmerking van de verbalisanten na de pauze: “Wat ik zo uit jouw verhaal proef, is dat jij echt bang bent.” aansluit bij hetgeen volgens het proces-verbaal van bevindingen in die pauze is besproken (p. 2031).
Verder is [getuige] op 12 april 2022, na de aanhouding van verdachte, in haar woning als getuige gehoord (p. 2002-2009) en is zij op 30 juni 2022 nogmaals als getuige gehoord op het politiebureau (p. 2040-2052). Haar verklaring bij de rechter-commissaris, waarop de verdediging haar verweren baseert, ziet evenwel specifiek op het verhoor van 20 mei 2022, bij haar thuis.
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat de politie de gang van zaken ten tijde van het verhoor op 20 mei 2022 door de politie in het proces-verbaal van het getuigenverhoor, maar ook in een apart proces-verbaal van bevindingen heeft uitgewerkt. Uit deze stukken komt duidelijk naar voren welke informatie door de politie aan [getuige] is gegeven. [getuige] heeft bij de rechter-commissaris onder andere verklaard dat de politie haar informatie gaf over het mes en over het slachtoffer. Dit blijkt ook uit het proces-verbaal van het getuigenverhoor. De momenten waarop de opnameknop werd ingedrukt zijn ook vastgelegd, maar dan in een apart proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank heeft geen aanleiding te veronderstellen dat de politie [getuige] van meer informatie heeft voorzien dan hetgeen in de processen-verbaal is verantwoord. De verklaring van [getuige] sluit op belangrijke punten aan op hetgeen de politie in de processen-verbaal van bevindingen heeft gerelateerd. Van een schending van de verbaliseringsplicht als bedoeld in artikel 152 Sv of van het betrachten van onvoldoende transparantie, zoals door de verdediging is bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
Dat [getuige] telefoongesprekken heeft gevoerd met verdachte, wetende dat deze gesprekken werden getapt, staat niet ter discussie. [getuige] heeft wisselend verklaard over de rol die de politie hierbij heeft gespeeld. Zo heeft zij ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat zij op aanraden van de recherche de telefoontjes heeft gepleegd en dat haar zou zijn gevraagd bepaalde vragen te stellen, maar heeft zij anderzijds verklaard dat zij - toen zij hoorde dat alle telefoongesprekken getapt werden - zelf dacht: dan ga ik ook alle vragen stellen die hem gaan belasten. Zij heeft verdachte toen bewust meer vragen gesteld, omdat zij wilde dat hij zichzelf zou belasten. Daarnaast heeft zij verklaard dat er niet echt afspraken met de politie zijn gemaakt, maar dat enkel werd aangegeven: “mocht je hem spreken, stel hem dan wat vragen”. De rechtbank stelt vast dat [getuige] niet heeft aangegeven welke concrete vragen zij van de recherche aan verdachte moest stellen, noch blijkt uit de inhoud van het dossier dat haar is gevraagd bepaalde vragen te stellen. De politie heeft enkel gerelateerd dat het aan [getuige] was hoe zij om zou gaan met de telefoongesprekken. Daarbij merkt de rechtbank op dat [getuige] in haar getuigenverhoor van 30 juni 2022 heeft verklaard: “Dit was na het gesprek met jullie waarin we hadden afgesproken dat ik mooi weer zou blijven spelen en ik had zoiets van nou ik ga hem nu ook uithoren” (p. 2049).
De rechtbank stelt vast dat zij in beginsel uitgaat van hetgeen de politie op ambtseed of ambtsbelofte heeft gerelateerd, maar zelfs als zij uitgaat van de verklaring van [getuige] , inhoudende dat de recherche haar heeft geadviseerd vragen te stellen aan verdachte, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet dat hierdoor bepaalde strafvorderlijke waarborgen in acht hadden moeten worden genomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bijstand door burgers aan de opsporing is geregeld in Boek I, titel VA, Sv.
De raadsvrouw heeft bepleit dat [getuige] is ingezet ‘als ware een burgerinfiltrant’. De inzet van een burgerinfiltrant is geregeld in artikel 126w Sv. Het gaat hierbij om een persoon die geen opsporingsambtenaar is met wie wordt overeengekomen dat deze bijstand verleent aan de opsporing door deel te nemen aan of medewerking te verlenen aan een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed dat er misdrijven worden beraamd of gepleegd. Een dergelijk geval doet zich naar het oordeel van de rechtbank hier niet voor. Het enkel voeren van telefoongesprekken, nota bene op initiatief van verdachte zelf, wetende dat de inhoud van de telefoongesprekken wordt getapt, levert naar het oordeel van de rechtbank geen deelnemen aan of medewerking verlenen aan een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed dat er misdrijven worden beraamd of gepleegd op. [getuige] is dus niet ingezet als burgerinfiltrant, waardoor artikel 126w Sv (maar ook artikel 126x Sv) niet van toepassing is. Verder overweegt de rechtbank ambtshalve dat ook artikel 126v Sv niet van toepassing is. Daarvoor is namelijk vereist dat een persoon die geen opsporingsambtenaar is bijstand verleent aan de opsporing door stelselmatig informatie in te winnen omtrent een verdachte, onderscheidenlijk een persoon ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat dat deze is betrokken bij het in het georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven. Van het stelselmatig inwinnen van informatie is sprake wanneer het vooraf de bedoeling is een min of meer volledig beeld te krijgen van bepaalde aspecten van iemands leven. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
[getuige] heeft grotendeels op eigen initiatief informatie ingewonnen bij verdachte door telefoongesprekken met hem te voeren, wetende dat deze getapt werden. Het was daarbij verdachte die contact opnam met [getuige] , en niet andersom. Uit de inhoud van de tapgesprekken tussen [getuige] en verdachte komt naar voren dat [getuige] niet of nauwelijks (sturende) vragen aan verdachte heeft gesteld. Het is verdachte die op meerdere momenten op eigen initiatief zijn verhaal heeft gedaan. Deze gedragingen van [getuige] leveren geen inbreuk van het Openbaar Ministerie op de persoonlijke levenssfeer van verdachte op. Een wettelijke grondslag is daarvoor dus ook niet vereist. Van de inzet van enige bijzondere opsporingsbevoegdheid is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, en daardoor evenmin van enig vormverzuim.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat er aanleiding is te veronderstellen dat aan [getuige] door de politie of door het Openbaar Ministerie toezeggingen zijn gedaan dat zij niet als verdachte zou worden aangemerkt als zij belastend zou verklaren, volgt de rechtbank de verdediging daarin niet. Hiervoor is in de stukken geen enkele aanleiding te vinden. Bovendien heeft de officier van justitie toegelicht dat en waarom [getuige] niet als verdachte is aangemerkt. Ook [getuige] heeft ontkend dat er concrete afspraken zijn gemaakt.
Van een vormverzuim, schending van de beginselen van een goede procesorde of schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM is, gelet op het voorgaande, geen sprake. De verweren van de verdediging worden daarom verworpen.
Uit hetgeen de rechtbank in het voorgaande heeft vastgesteld, blijkt dat de verklaring bij de rechter-commissaris van [getuige] over de gang van zaken ten tijde van de verhoren door de politie op belangrijke punten overeenkomt met hetgeen de politie daarover heeft gerelateerd. De rechtbank volgt de verdediging dan ook niet in het standpunt dat - nu de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is van enig vormverzuim - [getuige] een leugenachtige verklaring bij de rechter-commissaris zou hebben afgelegd, wat haar een onbetrouwbare getuige zou maken.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [getuige] , evenals de tapgesprekken tussen haar en verdachte, bruikbaar zijn voor het bewijs.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De rechtbank zal met het oog op de overzichtelijkheid van het vonnis eerst het onder 10 ten laste gelegde bespreken. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 10
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 april 2022 om 18.57 uur kregen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de melding om te gaan naar de [adres] . Zij arriveerden daar om 19.08 uur. Op dit adres is recreatiepark Europarcs gevestigd. Ter plaatse bleek het te gaan om een steekpartij bij het vakantiehuisje met nummer [(huis)nummer] . Aan de linker achterzijde van dit huisje was een verhoogd, verhard terras aangelegd. De schuifbare tuindeuren stonden open. Op het terras lag een vrouw op haar linkerzij op de grond. Overal lag bloed. De kleding van het slachtoffer was doordrenkt met bloed. Naast het slachtoffer lag een mes met een zwart handvat en een lemmet dat vol bloed zat. Het slachtoffer was niet aanspreekbaar. Toen het slachtoffer in het inmiddels gearriveerde ambulancevoertuig was geplaatst, waren op de plek waar het slachtoffer had gelegen grote plekken bloed zichtbaar. [2]
Op 19 april 2022 heeft verbalisant [verbalisant 5] in een kamer op de afdeling Traumatologie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht forensisch onderzoek verricht aan het lichaam van het slachtoffer, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Hierbij nam de verbalisant het volgende waar:
  • Twee letsels in de wijsvinger van de rechterhand;
  • Een letsel in de middelvinger van de rechterhand;
  • Een letsel in de ringvinger van de rechterhand;
  • Dat vrijwel de gehele linkerarm van [slachtoffer] in het gips zat;
  • Twee gehechte letsels in de achterzijde van de linker bovenarm, net boven het gips en dichtbij de oksel;
  • Een letsel in de rechterzijde van de hals en op de borst. Dit letsel had een y-vorm en was langer dan 15 centimeter. Het letsel was met meer dan 35 hechtingen gehecht;
  • Meerdere huidbeschadigingen in de hals aan de rechter voorzijde;
  • Een gehecht letsel in de rechterzijde van de nek;
  • Twee gehechte letsels in de rug ter hoogte van het rechter schouderblad;
  • Een gehecht letsel in de linkerborst;
  • Een letsel in het midden van de borst;
  • Meerdere onderhuidse letsels in de rechterzij;
  • Drie letsels op het rechter bovenbeen;
  • Twee letsels op het rechter scheenbeen;
  • Een letsel op het linker bovenbeen;
  • Twee letsels op het linker scheenbeen.
Met behulp van forensisch licht met een golflengte van 435 nanometer en een bijbehorende bril zag de verbalisant onderhuidse verkleuringen van de huid in de hals. Deze verkleuringen bevonden zich aan de voorzijde en aan de zijkanten van de hals. De verbalisant hoorde dat de aanwezige forensisch arts, [naam arts 1] , deze verkleuringen ook zag. Deze waarnemingen geven een aanwijzing voor onderhuidse bloedingen op deze locaties. [3]
Op 19 april 2022 hebben [naam arts 2] , forensisch arts in opleiding, en [naam arts 1] , forensisch arts KNMG, lichamelijk letselonderzoek verricht aan het lichaam van [slachtoffer] . Hiervan is een letselrapportage opgemaakt. Hierbij zijn – samengevat – de volgende uitwendige letsels vastgesteld:
  • Medisch behandelde steekwonden in de hals, nek, borsten, schouder, rug en linkerarm;
  • Steekwonden dan wel gecombineerde steek-/snijwonden op de borst en benen;
  • Onderhuidse verkleuringen op de borst, buik en heup;
  • Kraswonden op de hals en het been;
  • Huidbeschadigingen op de beide benen;
  • Afweerletsel op de rechterhand en
  • Gips om de linkerarm.
Verder zijn – samengevat – de volgende inwendige letsels vastgesteld:
  • Letsel van de luchtpijp rechts waarvoor operatief herstel heeft plaatsgevonden;
  • Letsel van de wervelslagader in de hals rechts waarvoor operatief herstel heeft plaatsgevonden;
  • Klaplongen links en rechts waarvoor tijdelijk slangen in de longen zijn geplaatst;
  • Uitval van de linkerhand op basis van letsel van de grote zenuw van de linker bovenarm waarvoor operatief herstel heeft plaatsgevonden en
  • Letsel van de elfde hersenzenuw waarvoor mogelijk nog operatief herstel volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 11 april 2022 met [slachtoffer] aanwezig was in de vakantiewoning. [5] Verder heeft hij verklaard dat hij in een worsteling is geraakt met [slachtoffer] . In die worsteling is zij gewond geraakt. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Er is geen sprake van voorbedachte raad. In de eerste plaats is er geen sprake van een moordplan. Verder kunnen de gebeurtenissen rondom de betrokkenen ook passen bij een andere context dan het moordplan, zoals andere gegeven opdrachten. Ten slotte vormen de gebeurtenissen in het dossier sterke contra-indicaties ten aanzien van het bestanddeel voorbedachte raad. De verdediging betwist niet dat het letsel van [slachtoffer] in potentie dodelijk was, zodat geen verweer wordt gevoerd met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 11 april 2022 boodschappen was gaan doen in een dorpje in de buurt van Kerkdriel. In de tussentijd werd zij gebeld door haar man [partner slachtoffer] (hierna: [partner slachtoffer] ) die aangaf dat de man met wie hij die ochtend ruzie had, verdachte, langs zou komen om deze ruzie uit te praten. [partner slachtoffer] vroeg of het goed was als verdachte mee zou eten. [slachtoffer] vond dit geen probleem, maar gaf aan niet met verdachte alleen te willen zijn. Later belde [partner slachtoffer] opnieuw, om aan te geven dat hij om 18.30 uur had afgesproken met verdachte, maar dat hij dit niet zou gaan halen. [slachtoffer] gaf toen aan dat [partner slachtoffer] verdachte moest bellen om aan te geven dat hij rond 20.00 uur moest komen. Toen [slachtoffer] terugreed naar het vakantiepark en haar auto had geparkeerd, zag zij verdachte weer. Zij stuurde [partner slachtoffer] toen meteen een WhatsApp-bericht om aan te geven dat verdachte er weer was. [7] Toen zij uit haar auto stapte, stond verdachte ernaast. Hij pakte haar tas en liep samen met haar naar het vakantiehuisje. Buiten het vakantiehuisje rookten zij samen. Verdachte zei, toen de sigaret van [slachtoffer] op was, dat hij graag met [slachtoffer] wilde kijken hoe het huisje er uitzag. Hij vroeg [slachtoffer] om hem de badkamer te laten zien. [slachtoffer] gaf aan dat hij deze zelf kon gaan bekijken. Verdachte vroeg toen opnieuw of [slachtoffer] de badkamer wilde laten zien. Zij deed toen heel snel de deur open en weer dicht en liep meteen terug. [slachtoffer] voelde verdachte dicht achter zich en werd zenuwachtig. Zij vroeg of verdachte iets wilde drinken. Verdachte pakte Red Bull uit de koelkast. [slachtoffer] pakte nog twee paracetamol voor verdachte, omdat hij bleef aangeven dat hij last had van zijn rug. Zij gingen toen naar het terras van het vakantiehuisje. [slachtoffer] gaf aan dat zij [partner slachtoffer] wilde appen. Zij bukte om haar telefoon te pakken. Haar gezicht was toen gericht in de richting van de golfbaan. Haar rug was naar het vakantiehuisje gericht. Zij voelde toen drie keer een scherpe pijn aan haar rug, haar schouder en haar nek. Zij werd van achteren aangevallen. Zij draaide haar hoofd naar rechts en werd toen nog meerdere keren gestoken. Verdachte dook vervolgens op haar en kneep heel hard in haar keel. Dit deed hij met één hand, terwijl hij met zijn andere hand het mes vasthield. Hij hield het mes boven haar hoofd en keek haar strak in haar ogen. [slachtoffer] probeerde zich te verweren met haar linkerhand. Hiermee probeerde zij het mes tegen te houden. Zij lag op dat moment met veel pijn op haar rug op de grond. Haar rechterarm lag plat op de grond. Op enig moment zag [slachtoffer] iemand bij het andere vakantiehuisje. Zij hoorde toen veel lawaai en zag het mes vallen. Verdachte liet toen los en ging weg. [8]
Forensisch arts in opleiding [naam arts 2] en forensisch arts KNMG [naam arts 1] hebben in hun letselrapportage van 19 april 2022 onderzoek gedaan naar de mate waarin het geconstateerde letsel past bij de gemelde toedracht. Dit wordt uitgedrukt in de categorieën ‘zeer goed’, ‘goed’, ‘mogelijk’, ‘niet goed’ en ‘niet’. De gemelde toedracht luidt: “Betrokkene zou op 11 april 2022 begin van de avond door een vage kennis van vriend met een mes zijn aangevallen vanaf de achterzijde. Zou meerdere keren zijn gestoken onder andere in de rug en nek. Later zou ze op de grond gelegen hebben met verdachte boven op haar. Hij zou haar bij de keel hebben gegrepen. Zou zichzelf hebben afgeweerd met handen. Nadien is hij weggegaan nadat buren alarm hebben geslagen”. De samenvattende conclusie van de artsen luidt dat de gemelde toedracht zeer goed past bij het geconstateerde letsel. [9]
De rechtbank stelt vast dat de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels passen bij haar verklaring. Zo is bij haar onder andere een gehecht letsel in de rechterzijde van de nek geconstateerd, maar zijn er ook twee gehechte letsels in de rug ter hoogte van het rechter schouderblad geconstateerd. Daarnaast zijn er twee gehechte letsels in de achterzijde van de linker bovenarm geconstateerd. Dit alles is passend bij het van achteren aangevallen worden, zoals door [slachtoffer] is verklaard. Daarnaast is een groot aantal steekletsels vastgesteld aan haar hals, nek, borst en benen en was sprake van afweerletsel op de rechterhand. Dit is passend bij het verder op [slachtoffer] insteken op het moment dat zij was omgedraaid en op het moment dat zij op haar rug op de grond lag. Bovendien zijn er onderhuidse verkleuringen geconstateerd aan de voorzijde en aan de zijkanten van de hals van [slachtoffer] , wat past bij het dichtknijpen van haar keel. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] .
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] met een mes van achteren heeft aangevallen door haar meermalen te steken. Toen [slachtoffer] zich daarop omdraaide, heeft verdachte haar nog vaker gestoken. Hierdoor heeft zij een grote hoeveelheid steekletsels opgelopen aan meerdere (vitale) delen van haar lichaam, waaronder een groot letsel in haar hals en op haar borst. Daarnaast heeft verdachte de keel van [slachtoffer] dichtgeknepen, nadat zij ten val was gekomen en hij bovenop haar was gaan zitten en over haar heen hing. [slachtoffer] heeft veel bloed verloren en operatief ingrijpen was vereist. Gelet op de plekken waar [slachtoffer] is gestoken en de grote hoeveelheid uitwendige, maar ook inwendige, verwondingen, was het letsel zonder meer potentieel dodelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm redelijkerwijs niet anders worden opgevat dan als handelingen gericht op het doden van [slachtoffer] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat zich in het bovenlichaam en in de hals vitale organen bevinden, waaronder diverse slagaders. Wanneer deze organen door een messteek worden geraakt, kan dit leiden tot de dood. Verdachte heeft [slachtoffer] veelvuldig met een mes in het bovenlichaam gestoken, hetgeen voornoemd risico op fatale gevolgen vergroot. Bovendien was er bij [slachtoffer] daadwerkelijk letsel aan de wervelslagader in de hals. Verdachte had dan ook vol opzet op het doden van [slachtoffer] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven.
Voorbedachte raad
Vervolgens dient de rechtbank vast te stellen of verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om, in dit geval, [slachtoffer] te doden en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
[getuige] heeft verklaard dat verdachte op maandagavond 11 april 2022 rond 21.45 uur bij haar thuis aankwam. Hij vertelde dat hij in Kerkdriel was geweest en dat daar iets was misgegaan. Hij was op een vakantiepark bij iemand naar binnen gegaan. Daar had hij ruzie gekregen en was hij in gevecht gekomen, waarbij zij buiten het vakantiehuisje waren beland. Andere mensen in andere vakantiehuisjes zaten buiten en hadden dat gezien. Toen is verdachte er vandoor gegaan. De ruzie ging over een opdracht die verdachte had gekregen van ‘ [partner slachtoffer] ’. Hij moest een dame laten slapen. Op het moment dat verdachte gedetineerd was, belde hij met [getuige] . Hij vroeg haar een nieuwe wallet aan te maken en een mail te sturen aan ‘ [partner slachtoffer] ’ over een betaling. Daarbij dicteerde verdachte wat [getuige] moest typen. [getuige] heeft het briefje waarop zij de tekst van de e-mail had geschreven die verdachte had gedicteerd aan de politie overhandigd. Deze e-mail moest worden verzonden aan [partner slachtoffer] . Van [partner slachtoffer] had verdachte vernomen bij welk vakantiehuisje hij moest zijn. Voor het laten slapen zou hij € 50.000,- ontvangen. Toen verdachte bij [getuige] aankwam, ging hij meteen zoeken op het internet. Daar las hij dat het slachtoffer niet overleden was. Hij zei toen: “Ik snap het niet. Ik heb wel 9 keer dat mes in haar strot gedouwd. En ik heb gezorgd dat er golven bloed over mijn handen liepen”. [10]
De politie heeft de envelop waarop [getuige] het door verdachte aan haar gedicteerde e-mailbericht had geschreven in beslag genomen. [11]
[getuige] heeft verder verklaard dat verdachte haar op maandagavond 11 april 2022 een Bitcoin wallet stuurde. Hierop zou het geld voor de opdracht betaald worden. Diezelfde dag had verdachte via WhatsApp een spraakbericht ingesproken en aan [getuige] verstuurd waarin hij had aangegeven door te rijden naar Kerkdriel, omdat hij een ‘GO’ had. [12]
De telefoon van [getuige] is door de politie onderzocht. Op deze telefoon zijn tekstberichten en spraakberichten aangetroffen die via WhatsApp zijn ontvangen. In de spraakberichten is de stem van verdachte herkend. Verder stond de verzender van de berichten in de telefoon van [getuige] opgeslagen als ‘ [verdachte] ’. Hierbij zijn onder andere de volgende (spraak)berichten aangetroffen:
- Op 10 april 2022 om 15.25 uur zegt verdachte: “Ik had nog een biertje in de auto liggen en die heb ik lekker op uh, lekker losgetrokken, happa! Nou en dan morgen is het helemaal feest dan ken ik alles, dan ken ik in een keer achter mekaar regelen. Enuh [partner slachtoffer] zei ook van je, als je nou iets van een Polootje inderdaad koopt he, beetje van een degelijk wagentje of een Ford Fiesta of een Focusje weet ik veel wat. Niet al teee, te oud. Dan valt het ook minder op als ik nog een keer een opdracht doe, das wel zo. weet je wel, of een Vectra zei die, Insignia. Hejeu daarnaast gewoon die Mercedes, die moet ik gewoon hebben!” [13] ;
- Op 10 april 2022 om 15.26 uur zegt verdachte: “Jaaa hij betaalt me toch vijftigduizend euro extra. Ja, dan kan er wel eenuh eenuuuh ja kunnen er wel eigenlijk twee wat nieuwere Polootjes vanaf” [14] ;
  • Op 11 april 2022 om 11.00 stuurt verdachte: “Straks [partner slachtoffer] ”;
  • Op 11 april 2022 om 14.34 uur stuurt verdachte: “Ik rij door naar Kerkdriel. Ik heb een GO”;
  • Op 11 april 2022 om 16.47 uur stuurt verdachte een foto van een geel briefje met daarop 12 verschillende woorden (dit betreft een code waarmee toegang kan worden verkregen tot de Trust Wallet
- Op 11 april 2022 om 17.00 uur stuurt verdachte een foto van een QR-code van een Trust Wallet door en daarna het bericht “Trust wallet”. [16]
Door de politie zijn de telefoongesprekken die door verdachte vanuit de penitentiaire inrichting met [getuige] zijn gevoerd getapt en uitgeluisterd. Hierbij hebben - onder andere en voor zover hier relevant - de navolgende gesprekken plaatsgevonden.
15 mei 2022 om 11.09 uur
“ [verdachte] : Ja, want ik had je toch verteld toen ik dat tuintje ging snoeien over twee onkruid bollen
[getuige] : Ja
[verdachte] : Ja, nou die ene die hebben ze geprobeerd euh ook naar mij toe te schuiven maar daar is geen bewijs voor
[getuige] : Ok, chill chill
[verdachte] : Dus, dus gaat nu alleen nog maar om die om die vrouw
[getuige] : Ok nou
[verdachte] : Ja
[getuige] : Ok
[verdachte] : Dus, maar ja klopt ook dat die mij mij heeft aangevallen dus
[getuige] : Ja, das wel waar
[verdachte] : Dus
[getuige] : Mmmmm
[verdachte] : Ja he
[getuige] : Mmmm jeetje jeetje
[verdachte] : Dus voior de rest moet ik zeggen het gaat wel. Hoe is met jou.” [17]
17 mei 2022 om 14.00 uur
“ [verdachte] Nee, nee zeker niet, zeker niet, maar goed weet je ik heb uhm, heb jij toevallig pen en papier doe ik dat eerst effe
[getuige] ja wacht effe ga ik dat effe pakken
[verdachte] ow heb je trouwens ow je.. die telio app zelf he, die werkte niet he
[getuige] jawel hoor die heb ik
[verdachte] zei je
[getuige] daar kan ik zo geld voor je op zetten
[verdachte] ja, Oke heb je pen en papier
[getuige] wacht effe, pen
[verdachte] ow
[getuige] pen pen pen, yes
[verdachte] want ik heb eenmalig effe iets want iemand die hier binnen mij gematst heeft met iets wat buiten moest gebeuren
[getuige] ja
[verdachte] Uhm dat kan ook gewoon via die Telio app gewoon
[getuige] Ja
[verdachte] uhm effe kijken, klein momentje hoor, ff vragen (je hoort [verdachte] aan iemand vragen wat zijn telio nummer is en zegt dat is het onderste he, oke, en zegt komt goed, top) dat is hoe heet dat 20 euro op het nummer via de telio app uhhh en dat is het nummer 33
[getuige] 33
[verdachte] 75
[getuige] 75
[verdachte] 70
[getuige] 70
[verdachte] 85
[getuige] 85, dat is dus van iemand anders dan van jou
[verdachte] ja ja dat klopt dat is eenmalig
[getuige] ja is prima
[verdachte] uhm en verder ja als bij mij bijvoorbeeld 5 tientjes, 4 tientjes nog erop kan gooien is dat goed
[getuige] tuurlijk, tuurlijk
[verdachte] en uhhh
[getuige] wat was jou nummer ook alweer
[verdachte] effe kijken, uhh dat is 864
[getuige] 864
[verdachte] 55
[getuige] 55
[verdachte] 68
[getuige] 68, perfect uhm ik moet zo toch even lopen met muis dan loop ik langs die dingen, dan staat het er met een half uurtje erop als het goed is.
[verdachte] ja, dat is helemaal top hoor schat, gen haast uhh effe kijken hoor ow ja, nou nog effen een mailadres voor jou spellen he
[getuige] ja ja
[verdachte] uhm [partner slachtoffer]
[getuige]. ja
[verdachte] @
[getuige] ja
[verdachte] [partner slachtoffer]
[getuige] van
[verdachte] [partner slachtoffer]
[getuige]
[verdachte] [partner slachtoffer]
[getuige] en
[verdachte] mail
[getuige] mail
[verdachte] ja aan mekaar vast nog .com
[getuige] oke, ja
[verdachte] uhhh mocht je daar, mocht die een foutmelding geven, kan je op [naam bedrijf 3]
[getuige]
[verdachte] kan je gewoon het normale mailadres in infomail vinden
[getuige] uh ja, uhh wat is nou wijs, want ik heb nog niks aangemaakt, maar uhh
[verdachte] nee wacht even totdat je wat aangemaakt heb op een uhh, maar dan moet je wel even, als je wil, heb er over nagedacht, ik wist dat je dat ging vragen
[getuige] ja
[verdachte] uhh als je slim ben doe je je wifi uit
[getuige] ja
[verdachte] überhaupt als je dit mailt he, doe je de wifi uit
[getuige] ja
[verdachte] VPN aan
[getuige] ja
[verdachte] of als je nog slimmer bent ga je bv bij de Albert Heijn staan, pak je de wifi van de AH
[getuige] oke oke kan ik dat straks wel even doen
[verdachte] ja en dan log je daarna na het verzenden log je uit
[getuige] ja
[verdachte] in die mail
[getuige] ja
[verdachte] en dan kijk je bv met boodschappen ofzo kijk je gewoon effe in de mail en dan kan je dus ook op, als je een account heb aangemaakt kan je daarin kijken
[getuige] oke dus de mail niet checken op de wifi
[verdachte] uhh nee gewoon niet thuis
[getuige] oke, perfect nou moet ik zelf een mailadres aanmaken is het uh voor de tegen ontvanger misschien handig als daar bijvoorbeeld iets van difsek(fon) tussen staat. Dat die dat wat beter begrijpt of niet
[verdachte] nee dat maakt niet uit want ik ga jou een mailt effe op oplezen en als je dan pen en papier hebt
[getuige] yup
[verdachte] en dat is best wel, tis best wel geen hele lange maar ook geen hele korte
[getuige] nou kom maar door
[verdachte] Beste Heer Wij betreuren dat de losstaande levering van 50D. aan warmte camera's breuk heeft opgelopen. Wij nemen deze levering gratis zsm voor onze rekening ( [verdachte] zegt: is niet wat je denk, maar zo moet het er effe in komen. [getuige] zegt: nee nee nee) Wel willen wij vragen om naar uw woord de eerste correcte levering ter waarde van 150D. aan warmte camera's te voldoen op bijgevoegde D.code
[verdachte] dan doe je tussen haakjes zie bijlage, ja want het makkelijkste is als je van die uhh he zoals je die ene foto daar een screenshots van heb en het gewoon bijvoegt
[getuige] ja van de nieuwe he
[verdachte] ja van de nieuwe want dan weet je zeker dat dat die niet de verkeerde pakt, of dat die of verkeerd staat.
[getuige] ja ik moet hem die QR code, uh code moet ik hem sturen
[verdachte] Ja want daar staat ook de code gewoon onder nog uhh in cijfers en letters
[getuige] ja klopt klopt
[verdachte] ja das het beste
[getuige] want die van jou heb ik even opgestart of die het nog deed, en of dat inderdaad zo werkte en dat werkt dus dat is perfect
[verdachte] ja
[getuige] oke
[verdachte] ja ja en dan uhh Of ons bekende rekeningnummer want dat uhh daar kijken ze toch niet meer naar. Dit zodat wij de tweede levering en meerdere voortaan professioneel kunnen laten verlopen en gemaakte kosten kunnen drukken, kunnen dekken mag ook.
[getuige] kunnen dekken, yes
[verdachte] Wij zien dit bedrag graag zsm tegemoet, Hoogachtend administratie Division
[getuige] en dan security erachter?
[verdachte] nee, nee, nee, gewoon zo laten” [18]
De tekst van het door verdachte in dit telefoongesprek gedicteerde e-mailbericht komt overeen met de tekst die door [getuige] op de envelop was geschreven die zij aan de politie heeft overhandigd. [19]
[partner slachtoffer] is eigenaar van [naam bedrijf 3] . [20]
22 mei 2022 om 10.27 uur
“ [getuige] oke oke maar heb je ook contact met hem
[verdachte] nee
[getuige] ow dat kan eens niet
[verdachte] nee, nee dr worden, er wordt gecheckt naar welke nummers ik bel
[getuige] ow echt waar
[verdachte] ja tuurlijk, jaa dit loopt allemaal via Amsterdam een tap
[getuige] via een tap?
[verdachte] jaa
[getuige] dus wat wij bespreken dat horen hun ook?
[verdachte] Ja dat horen hun ook, daarom weetje kan ik alleen vertellen over werk enzo
[getuige] ja, oke, oke dan uhh
[verdachte] dus ja
[getuige] dan was misschien dat mailtje wat je de vorige keer dat je dicteerde niet zo slim
[verdachte] nee hoor, maak niet uit, nee hoor dat was juist voor fake(fon) he
[getuige] oke
[verdachte] dus dat maakt het allemaal niet zoveel uit hoor, ze gaan niet lopen, lopen spitten naar opdrachtgevers en dan nog een keer contact leggen voor getuigenverklaring ofzo
[getuige] ja
[verdachte] dat doen ze niet
[getuige] oke
[verdachte] dat maakt allemaal niet uit
[getuige] nou netjes
[verdachte] dus dit op deze manier kan dat allemaal” [21]
5 juni 2022 om 9.46 uur
“ [verdachte] Na ja weet je wat het is, tis gewoon een probleem dat uhh dat er bepaalde dingen uhh, ook vanuit andere uhh uhh kant, vanuit zeg maar de opdrachtgever niet zo goed zijn uitgedacht
[getuige] ja
[verdachte] weet je en dat is dus het punt geweest, kijk anders was ik mee weggekomen.
[getuige] ja misschien iets te snel, gereageerd en uhh iets minder, te weinig onderzoek
[verdachte] ja het moest allemaal, het moest allemaal op korte tijd uhh ja weetje, deed ik normaal nooit joh
[getuige] nee, nee dat uhh bah
[verdachte] dus uhhhh, maar goed weet je, ik uhh ik vind best, ik heb goed geboerd en uhh weet je de opdracht uhh, ik heb voor de rest de opdracht voltooid die ik moest voltooien
[getuige] ja
[verdachte] en uhhh weet je dus uhh, de opdrachtgevers is voor de rest, neem ik aan gewoon blij wat dat betreft, want dat was de grootste klapper
[getuige] ja ja
[verdachte] Dus uhh ik, ik vind mooi en dan kan ik uhhh verder uhh verder dingetje opbouwen
[getuige] ja precies je leven weer een beetje oppakken, zonder dat gezeik” [22]
15 juni 2022 om 10.23 uur
“ [verdachte] Het enige wat je nog kan proberen richting die [partner slachtoffer] is, is is naar google [naam bedrijf 3] zijn website opzoeken,
[getuige] Ja.
[verdachte] en daar naar het algemene euh, euh, algemene mailadres wat er staat, effe een keer kopieeren en plakken maar dan bij de euuh, bij het onderwerp neerzetten, aan de directeur.
[getuige] Oke.
[verdachte] en dan gewoon weer, zelfde met ehuuuhh, euhhhh, scancode.
[getuige] Ja ik snap wat je bedoeld.
[verdachte] Dat zijn de enige dingen nog. Voor de rest hoeft er niks meer geregeld te worden in principe.
[getuige] Oke en dan euhhhh. zodra je eruit bent er achteraan gaat waarom er niks op staat?
[verdachte] Ja, ja, ja. of hij moet het al in de tussentijd gedaan hebben.
[getuige] Ergens verwacht ik niks. We horen niks.
[verdachte] Nou….. euhhhhh.... Ik, ik, ja. maar ja goed, het is natuurlijk nog steeds euhhh, tot zo iets tot de volgende maand allemaal volop in beweging zeg maar.
[getuige] Ja dat kan wezen. euhhhh.... hij laat het nu hangen.
[verdachte] Ik moet wel wat euhhhh.... jaaa daarom. Ik ben d'r niet zo heel blij mee.
[getuige] Nee dat snap ik heel goed.
[verdachte] euuuhhh ik moet maar kijken hoe ik het ga regelen maar dat komt wel goed. Dat komt wel goed. Dat euhhhh... gaat allemaal wel goed komen.
[getuige] Goed zo. Goed zo.
[verdachte] euuhhh, dat is allemaal het probleem niet.” [23]
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [getuige] weliswaar grotendeels
de audituzijn, maar op cruciale punten bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen, waaronder uitlatingen die verdachte zelf telefonisch of via WhatsApp heeft gedaan. Dat [getuige] ook verklaart over onwaarschijnlijke scenario’s, waaronder dat verdachte een echtpaar moest laten slapen omdat zij een meisje van 15 zouden hebben verkracht totdat de dood erop volgde, komt niet voort uit het onbetrouwbaar zijn van de verklaringen van [getuige] , maar juist uit de omstandigheid dat deze verhalen door verdachte tegen haar zijn verteld. Dat blijkt ook uit de inhoud van de tapgesprekken (onder andere over de twee onkruidbollen). De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaringen van [getuige] betrouwbaar zijn en daarom eveneens bruikbaar voor het bewijs.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte in opdracht van [partner slachtoffer] op 11 april 2022 naar het vakantiepark in Kerkdriel is gegaan waar [slachtoffer] en [partner slachtoffer] op dat moment verbleven. Verdachte ging - gelet op de opdracht die hij had gekregen - daarheen om [slachtoffer] van het leven te beroven. Toen hij na het feit bij [getuige] aankwam, keek hij meteen op internet of hij de opdracht succesvol had voltooid. Hij snapte niet dat [slachtoffer] nog leefde, omdat hij het mes negen keer in haar strot had geduwd en de golven bloed over zijn handen liepen. Verdachte zou voor de uitvoering van de opdracht een bedrag van € 50.000,- betaald krijgen, wat steun vindt in het e-mailbericht dat [getuige] in opdracht van verdachte naar [partner slachtoffer] moest sturen, maar ook in het spraakbericht dat verdachte op 10 april 2022 naar [getuige] stuurde. Uiteindelijk heeft verdachte - blijkens het door hem gedicteerde e-mailbericht - afgezien van de beloning van € 50.000,-. Hij gaf daarbij aan dat hij het mislukken van de opdracht betreurde.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte zich gedurende geruime tijd heeft kunnen beraden op het genomen besluit om [slachtoffer] te doden. Verdachte heeft - gelet op de aan hem gegeven opdracht - niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap gegeven. De door de verdediging aangedragen argumenten leiden niet tot een ander oordeel. De rechtbank is van oordeel dat deze geen contra-indicatie opleveren voor het aannemen van voorbedachte raad. De aanwijzingen die voor het bewezen verklaren van de voorbedachte raad pleiten, wegen aanmerkelijk zwaarder.
De rechtbank acht het onder 10 primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 9
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 9 (primair) ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat:
  • Verdachte van het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, nu hij heeft verklaard enkel te hebben moeten verifiëren of de bedrijfsbus op de oprit stond en niet te hebben geweten dat er brand gesticht zou worden. Subsidiair dient verdachte te worden vrijgesproken van de bestanddelen ‘levensgevaar’ en ‘gevaar voor zwaar lichamelijk letsel’;
  • Verdachte van het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, nu hij heeft verklaard dat hij bij een tankstation moest staan in de buurt van het industrieterrein en hij moest doorgeven dat de bus daar stond en hoe druk het was;
  • Verdachte van het onder 3 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, nu hij heeft verklaard dat hij enkel moest verifiëren of er een kleine zwarte auto stond en niet te hebben geweten dat er brand zou worden gesticht. Bovendien zijn de zendmastgegevens en de Google tijdlijngegevens tegenstrijdig. Subsidiair dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu er geen wettig en overtuigend bewijs is waaruit blijkt dat er concreet gevaar voor goederen bestond;
  • Verdachte van het onder 4 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, nu hij heeft verklaard dat hem wel is gevraagd of hij iemand wist die een pand de lucht in kon laten gaan, maar dat hij ‘nee’ heeft gezegd. Bovendien zijn de zendmastgegevens en de pintransacties tegenstrijdig, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte ter plaatse was;
  • Verdachte van het onder 5 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, nu hij heeft verklaard dat hij enkel in Geldermalsen was om te kijken hoe het bedrijfspand van [partner slachtoffer] er na de brand uitzag. Bovendien straalde zijn telefoon een andere zendmast aan dan die te verwachten is bij aanwezigheid op [adres] . Tot slot is van belang dat op een eerder moment een sporttas van verdachte is weggenomen uit een auto, wat de aanwezigheid van zijn DNA op de plaats delict kan verklaren;
  • Verdachte van het onder 6 en 7 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, nu hij heeft verklaard dat hij enkel op zoek was naar [partner slachtoffer] en er - naast de zendmastgegevens en de Google tijdlijn - geen bewijs is voor zijn betrokkenheid bij de brandstichting. Ten aanzien van feit 7 geldt subsidiair dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu er geen wettig en overtuigend bewijs is waaruit blijkt dat er concreet gevaar voor goederen bestond;
  • Verdachte van het onder 8 en 9 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, nu hij heeft verklaard dat hij enkel op zoek was naar [partner slachtoffer] en er - naast de Google tijdlijn - geen bewijs is voor zijn betrokkenheid bij de branden. In het dossier ontbreekt bovendien een forensisch onderzoek waaruit blijkt dat sprake is geweest van brandstichting. Ten aanzien van feit 9 geldt subsidiair dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu er geen wettig en overtuigend bewijs is waaruit blijkt dat er concreet gevaar voor goederen bestond.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de feiten in het navolgende afzonderlijk bespreken. Bij de feiten 1 tot en met 5 zal zij steeds per feit tot de conclusie komen of het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Bij de feiten 6 tot en met 9 zal zij eerst de feiten en omstandigheden vaststellen en vervolgens tot de conclusie komen of en zo ja, van welk ten laste gelegd feit sprake is, om vervolgens ten aanzien van deze vier feiten tot een integrale conclusie te komen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze feiten heeft begaan.
Ten aanzien van feit 1
[aangever] (hierna: [aangever] ) heeft op 16 februari 2022 aangifte gedaan van de brandstichting van zijn Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] . Op 15 februari 2022 om 22.00 uur had hij zijn auto voor het laatst in goede staat gezien. Het voertuig stond geparkeerd op de oprit bij zijn woning aan de [adres] . Op 16 februari 2022 rond 4.15 uur werden [aangever] en zijn vrouw wakker van een autoalarm. Toen [aangever] naar beneden liep, zag hij dat zijn Volkswagen Golf in brand stond. [24] De Volkswagen Golf stond op ongeveer anderhalve meter van de houten schutting van de woning geparkeerd. Deze schutting sluit aan op het kantoor van [aangever] , die grenst aan de woning waar hij en zijn vrouw op dat moment lagen te slapen. [25]
De camerabeelden van de camera’s die aan de woning van [aangever] zijn bevestigd zijn door de politie bekeken. Hierop is onder andere te zien dat om 3.41 uur een persoon in beeld komt lopen die een tas bij zich heeft. Deze persoon pakt iets uit de tas en sprenkelt iets over de bedrijfsbus en de Volkswagen van [aangever] . Om 3.42 uur rommelt de persoon wat in de tas en pakt er vermoedelijk een doek uit. De persoon probeert iets aan te steken en doet vervolgens iets brandends op de voorruit van de Volkswagen. Dit voorwerp wordt vervolgens van de voorruit gehaald en op de grond gelegd. Het lijkt erop dat de persoon dit voorwerp opnieuw probeert aan te steken. De persoon loopt hierna weg. Om 3.53:16 uur loopt de persoon met iets kleins dat licht geeft naar de Volkswagen en bukt bij het rechter achterwiel van de auto. Om 3.53:28 uur is een flikkerend fel licht te zien aan de rechterzijde van de Volkswagen door middel van de weerkaatsing van de naast de Volkswagen geparkeerde bedrijfsbus. De persoon rent weg uit het zicht van de camera. Hierna is te zien dat het voertuig echt in brand staat en dat er rook van afkomt. [26]
De tijdstippen van de camerabeelden lopen 14 minuten achter op de daadwerkelijke tijd. [27]
De politie heeft forensisch onderzoek verricht aan het voertuig. Daarbij is geconstateerd dat de brandschade aan het voertuig beperkt is gebleven tot de rechterzijde en het interieur. Bij het rechter voorwiel werd een witte plastic dop aangetroffen. Deze is veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer AAOM5962NL. Verder is gebruik gemaakt van een PID-meter, waarmee vluchtige ontbrandbare organische componenten kunnen worden gemeten. Hiermee zijn zowel tussen de kunststof delen van de wielkasten rechtsachter en rechtsvoor, als tussen de voegen van de bestrating bij het rechter achter- en voorwiel vluchtige ontbrandbare organische componenten gemeten. Een technische oorzaak voor het ontstaan van de brand werd niet aangetroffen. Het voertuig stond op ongeveer 1,15 meter afstand van een houten schutting en op drie meter afstand van de zijgevel van de woning. [28]
Het NFI heeft onderzoek verricht aan de in beslag genomen plastic dop met SIN-nummer AAOM5962NL. Op de gehele buitenzijde van deze dop is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Dit DNA-mengprofiel is vergeleken met de DNA-profielen van verdachte en [partner slachtoffer] . De conclusie van het NFI is dat het DNA-mengprofiel meer dan één miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. [29] De rechtbank trekt gelet op de voornoemde bevindingen van het NFI de conclusie dat er DNA van verdachte op de plastic dop is aangetroffen.
De politie heeft onderzoek verricht aan de tijdens de aanhouding van verdachte onder hem in beslag genomen mobiele telefoon. Op deze telefoon was de applicatie ‘Google Maps’ geïnstalleerd. Op Google Maps wordt een tijdlijn bijgehouden, aan de hand waarvan de locatiegeschiedenis van de telefoon kan worden teruggekeken. Het Google account waarmee op de telefoon was ingelogd betrof [mailadres] . Dit Google account heeft op 16 februari 2022 tussen 4.07 uur en 4.33 uur een route vastgelegd die onder andere over de [adres] is gegaan. [30]
Verdachte heeft verklaard dat hij Google Maps heeft aangezet om naar de [adres] te kunnen rijden. [31]
Verdachte heeft bevestigd dat hij gebruik heeft gemaakt van Google Maps om op de [adres] te kunnen komen. Op grond van deze verklaring, stelt de rechtbank vast dat het Google account op de telefoon die onder verdachte in beslag is genomen ook daadwerkelijk bij hem in gebruik was. Daarnaast sluit het tijdstip waarop verdachte blijkens de Google Maps tijdlijn op de [adres] was aan bij het tijdstip van de brandstichting, waarbij de rechtbank opmerkt dat de tijdstippen van de camerabeelden 14 minuten achterlopen op de daadwerkelijke tijd. Bovendien is er DNA-materiaal van verdachte aangetroffen op een plastic dop die op de plaats delict is aangetroffen. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij enkel moest doorgeven of de bedrijfsbus op de oprit stond, acht de rechtbank niet aannemelijk, temeer nu degene die vervolgens rondom dezelfde tijd midden in de nacht dan de brand zou hebben gesticht ook zelf had kunnen kijken of de bus er stond en er bovendien DNA van verdachte op de plaats delict is aangetroffen. De rechtbank stelt daarom vast dat het verdachte is die op de camerabeelden te zien is en die de brand heeft gesticht door de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] van [aangever] met een brandbare vloeistof te besprenkelen en vervolgens in brand te steken.
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of door de brand gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat bij de brandstichting gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Door de brand te stichten heeft verdachte gezien de vastgestelde feiten en omstandigheden naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gemeen gevaar voor de houten schutting en de naast de Volkswagen Golf geparkeerde bedrijfsbus veroorzaakt. Deze bevonden zich op korte afstand van de Volkswagen Golf, zodat de brand eenvoudig kon overslaan. Bovendien was ook de bedrijfsbus besprenkeld met een brandbare vloeistof. De rechtbank is verder van oordeel dat naar algemene ervaringsregels geen voorzienbaar gemeen gevaar voor de woning aan de [adres] en de zich daarin bevindende inboedel bestond. Daarvoor stond de auto te ver van de woning verwijderd. Bovendien is de brand gesticht aan de rechterzijde van de auto. Deze zijde stond niet naar de woning gericht. Tevens is door de brandstichting naar het oordeel van de rechtbank geen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar te duchten levensgevaar en te duchten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning aanwezige bewoners ontstaan, om dezelfde redenen.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat enkel het gemeen gevaar voor goederen kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
[benadeelde partij 3] (hierna: [benadeelde partij 3] ) heeft op 28 februari 2022 aangifte gedaan van de brandstichting van de Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] op 27 februari 2022 tussen 3.35 uur en 3.57 uur. De bedrijfsbus stond op naam van [naam bedrijf 1] , het bedrijf van [benadeelde partij 3] . De bedrijfsbus stond sinds vrijdag 26 februari 2022 om 17.00 uur geparkeerd op het terrein voor het pand van [naam bedrijf 1] aan de [adres] . De brand is overgeslagen naar het bedrijfspand. Zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde van het pand is schade ontstaan. Verder is veel schade aan goederen en voorraad in het pand ontstaan en is van het voertuig zelf niets meer over. [32]
De camerabeelden van de camera’s die gericht zijn op het pand aan de [adres] zijn door de politie bekeken. Hierop is onder andere te zien dat op 0.32 van de afspeeltijd een persoon in beeld komt lopen. Op 00.56 van de afspeeltijd liep deze persoon naar het witte geparkeerde busje. Op 2.23 van de afspeeltijd rende deze persoon weg en ontstond een oranje licht bij het witte geparkeerde busje. Op 2.28 van de afspeeltijd rende deze persoon uit beeld. Op 3.03 van de afspeeltijd is een vlam te zien bij het witte geparkeerde busje en op 3.04 stopt het beeld. [33]
Op de tijdlijn van Google Maps op het Google account van verdachte is te zien dat op 27 februari 2022 tussen 2.00 uur en 2.53 uur een route is vastgelegd die onder andere over de [adres] is gegaan. [34]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte, [telefoonnummer] , blijkt dat op 27 februari 2022 om 3.07 uur, om 3.27 uur en om 3.53 uur zendmasten zijn aangestraald aan het [adres] . [35]
Verdachte heeft verklaard dat hij wel een paar keer langs is gereden en bij het tankstation op de hoek van het industrieterrein heeft gestaan. Het industrieterrein zelf kun je met de auto niet op. Verdachte was daar om te kijken of de bus van [naam bedrijf 1] er stond, want die moest in de fik. [36]
Verdachte heeft bekend dat hij op de plaats delict aanwezig is geweest. Gelet op de tijdlijn van Google Maps en gelet op de zendmastgegevens van zijn telefoonnummer, was dit bovendien op het tijdstip dat de brand is gesticht. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij enkel moest doorgeven of de bus van [naam bedrijf 1] er stond, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu degene die vervolgens rondom dezelfde tijd midden in de nacht de brand zou hebben gesticht ook zelf had kunnen kijken of de bus er stond. De rechtbank stelt dan ook vast dat het verdachte zelf is geweest die de brand heeft gesticht.
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of door de brand gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Nu zowel het naastgelegen bedrijfspand als de daarin aanwezige inboedel vlam hebben gevat, staat dit gemeen gevaar voor goederen vast. Dit gevaar was ook naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
[benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ) heeft op 2 maart 2022 aangifte gedaan van poging tot brandstichting en vernieling van haar Peugeot 107 met kenteken [kenteken] . Op 1 maart 2022 rond 18.00 uur had zij haar voertuig geparkeerd op de parkeerplaats naast haar appartement aan de [adres] . Zij had de auto in goede staat achtergelaten. Rond 20.15 uur die dag ging de partner van [benadeelde partij 1] de hond uitlaten. Hij zag toen geen bijzonderheden aan de auto. Toen [benadeelde partij 1] op 2 maart 2022 om 7.00 uur naar haar auto liep om naar haar werk te gaan, zag zij rondom het voertuig allemaal glas liggen. Aan de buitenkant van de voorruit zag zij een grote zwartgeblakerde vlek en de voorruit was gebarsten. Vlak boven de zwarte vlek zat een doekachtige stof vastgeschroeid op de ruit. Rondom de voorruit waren meerdere vastgeschroeide stukken met een geel/groene kleur zichtbaar. De partner van [benadeelde partij 1] werkt bij [naam bedrijf 3] en zat sinds januari ziek thuis. De bedrijfsbus van [naam bedrijf 3] staat sinds die tijd voor de deur. De eigenaar van [naam bedrijf 3] , [partner slachtoffer] , had nog geen moeite gedaan om deze op te komen halen. De partner van [benadeelde partij 1] probeert al enige tijd ontslag te nemen, maar dat wordt steeds tegengehouden door zijn baas.
De politie heeft forensisch onderzoek verricht aan het voertuig. Daarbij is geconstateerd dat de voorruit van het voertuig gebroken was. De breuk was zodanig dat alleen de buitenste laag van het gelaagde glas was beschadigd. Boven de breuk waren verbrande delen van een vermoedelijk gele doek zichtbaar. Deze restanten zaten vastgekoekt aan de ruit. Op het dak van de auto waren restanten van een gedroogde vloeistof zichtbaar. Gezien het patroon liep deze vanaf de voorzijde schuin over het dak naar rechtsachter. Achter het voertuig lagen meerdere glasscherven. Dit bleken restanten te zijn van een glazen fles van Puschkin vodka met een blauw label. Aan de hand van het sporenbeeld is het volgens de politie aannemelijk dat de dader een molotovcocktail op de auto wilde gooien. Deze is vermoedelijk zodanig gegooid dat de bodem van de fles de voorruit raakte, waarbij het brandende doek op de voorruit is blijven plakken en is opgebrand. Gelet op het vloeistofspoor op het dak is de fles, nog intact, over de auto heen gevlogen en kapot gevallen achter het voertuig.
Op de tijdlijn van Google Maps op het Google account van verdachte is te zien dat op 2 maart 2022 tussen 3.40 uur en 3.54 uur een route is vastgelegd die onder andere over de [adres] is gegaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij naar de [adres] is gegaan. Hij moest kijken of er een kleine zwarte auto stond aan de zijkant van een flat.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat dat verdachte degene is geweest die de molotovcocktail heeft gegooid. Weliswaar staat vast dat verdachte op de plaats delict aanwezig is geweest, maar zijn verklaring - inhoudende dat hij enkel heeft gekeken of de auto er stond - kan niet worden uitgesloten door de bewijsmiddelen in het dossier. Onbekend is immers hoe laat de brand precies is gesticht, zodat de mogelijkheid bestaat dat een ander - na de aanwezigheid van verdachte - de brand heeft gesticht. Dat verdachte heeft verklaard dat het goed kan zijn dat hij om 3.05 uur bij de Esso in Apeldoorn wat benzine heeft getankt, leidt niet tot een ander oordeel. Deze transactie blijkt immers niet uit het dossier, maar enkel uit de vraagstelling van de verbalisanten. De rechtbank kan daardoor niet controleren of dit het geval is geweest.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 4
[partner slachtoffer] heeft op 27 maart 2022 aangifte gedaan van brandstichting van het bedrijfspand aan de [adres] dat hij huurt en waarin zijn bedrijf, [naam bedrijf 3] , is gevestigd. Het pand is op 26 maart om 14.55 uur afgesloten en schadevrij achtergelaten. Er stond toen een bedrijfsbus voor het pand. Op 27 maart 2022 om 4.30 uur ontving [partner slachtoffer] een melding van de meldkamer dat het brandalarm afging. Toen hij daarna ter plaatse ging, zag hij het pand volledig in brand staan. Zowel de bedrijfsbus als het pand zijn volledig verwoest. [37]
[benadeelde partij 4] (hierna: [benadeelde partij 4] ) heeft op 27 maart 2022 eveneens aangifte gedaan van brandstichting van het bedrijfspand aan de [adres] . [benadeelde partij 4] is, samen met haar moeder, aandeelhouder van [naam bedrijf 2] . Het bedrijfspand aan de [adres] is eigendom van deze onderneming. Verder is door de brand schade ontstaan aan de panden aan [adres] met nummers [(huis)nummer] , [(huis)nummer] , [(huis)nummer] , [(huis)nummer] en [(huis)nummer] . Al deze panden zijn eigendom van [naam bedrijf 2] . [38]
De camerabeelden van de camera’s die bevestigd zijn aan het pand aan de [adres] zijn door de politie bekeken. Hierop is onder andere te zien dat op 27 maart 2022 om 4.25:14 uur een werkbus van [naam bedrijf 3] geparkeerd staat voor de camera. In de weerspiegeling van de werkbus zijn vlammen zichtbaar. Om 4.25:17 uur ontstaat er een steekvlam bij de werkbus. Om 4.25:35 uur is er niet veel meer te zien door de rookontwikkeling. Daarna stopt de opname. Verder is er een bestand waarop te zien is dat een persoon wegrent. Door de slechte kwaliteit van de opname is niet meer te zien dan dat. [39]
De politie heeft forensisch onderzoek verricht aan het bedrijfspand aan de [adres] . Daarbij is onder andere geconstateerd dat het bedrijfspand door de brand grote schade had opgelopen en nagenoeg geheel was verwoest. Hetzelfde geldt voor alles dat in het pand stond. Op de begane grond bevonden zich onder andere een vorkheftruck en een bedrijfswagen met aanhanger. Door de speurhond die ter plaatse was, werd melding gedaan van de aanwezigheid van ontbrandbare vloeistoffen op de vloer in de kantoorruimte op de eerste verdieping direct achter de toegang en tussen de bestrating ter hoogte van waar oorspronkelijk het kozijn had gezeten van de kantoorruimte op de begane grond. Door middel van de PID-meter werd vervolgens gezocht naar de maximale concentratie op deze plaatsen, waar vervolgens monsters van werden genomen en veiliggesteld. Het monster van de ondervloer onder het laminaat afkomstig uit de kantoorruimte op de eerste verdieping is voorzien van SIN-nummer AAOG2827NL en het monster van het zand onder en tussen de bestrating ter hoogte van de kozijndorpel van de kantoorruimte op de begane grond is voorzien van SIN-nummer AAOG2829NL. De monsters zijn door het NFI onderzocht. Daaruit is geconcludeerd dat in beide monsters vluchtige stoffen zijn aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine. De ontstaanslocatie van de brand kon door de complete verbranding van het pand niet worden vastgesteld. Gelet op het aantreffen van ontbrandbare stoffen op twee locaties concludeert de politie dat er ontbrandbare vloeistoffen zijn gesprenkeld. Een technische oorzaak voor het ontstaan van de brand werd door de verwoestende werking daarvan niet aangetroffen en is volgens de politie niet aannemelijk gelet op de informatie, de bevindingen, het schadebeeld en de snelheid waarmee de brand zich heeft ontwikkeld. [40]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte, [telefoonnummer] , blijkt dat op 27 maart 2022 om 4.36 uur en om 4.40 uur zendmasten zijn aangestraald aan het [adres] . Daarvoor werd gebruik gemaakt van een zendmast aan de [adres] . [41]
Uit de historische bankgegevens van het rekeningnummer van verdachte bij de BUNQ bank met nummer [rekeningnummer] op naam van [naam bedrijf 7] blijkt dat in de nacht van 27 maart 2022 meermalen is gepind bij verschillende Esso tankstations, namelijk:
  • 3.07 uur € 30,97 bij Esso Ochten Overbroek;
  • 3.08 uur € 25,42 bij Esso Ochten Overbroek;
  • 3.38 uur € 4,13 bij Esso Arnhem Slenkweg;
  • 4.50 uur € 3,43 bij Esso Zuidwolde;
  • 4.54 uur € 1,28 bij Esso Zuidwolde.
Verdachte heeft verklaard dat het kan dat hij in de buurt is geweest bij het pand en dat hij benzine heeft getankt. [43]
Op 4 april 2022 heeft verdachte via WhatsApp twee berichten naar [getuige] gestuurd met de tekst:
“ [verdachte] Morgeb
[verdachte] Maakt [partner slachtoffer] 1,5 over”. [44]
[getuige] heeft over deze berichten verklaard dat verdachte daarover had verteld dat hij een klusje had gedaan voor [partner slachtoffer] . Met 1,5 wordt € 150.000,- bedoeld. Hij moest het pand van [partner slachtoffer] in de fik steken voor de verzekering. [partner slachtoffer] kreeg dan € 2.500.000,- en verdachte zou er € 150.000,- voor krijgen. [45] Deze [partner slachtoffer] betreft [partner slachtoffer] . [46] Verder had verdachte aan [getuige] een beveiligingsfilmpje laten zien waarop je een mannetje weg ziet rennen van het brandende pand. Hij vertelde daarover dat hij dit was, maar dat hij toch niet herkenbaar was. De brand was bij het pand van [partner slachtoffer] . [47] Het filmpje liet verdachte zien door het te openen op WhatsApp. [48]
In een getapt telefoongesprek tussen verdachte en [getuige] van 22 mei 2022 gaf [getuige] aan dat zij schrok van de inhoud van het mailtje dat zij voor verdachte moest sturen. Hierna werd - onder andere en voor zover hier relevant - het volgende besproken:
“ [verdachte] oke wat dan
[getuige] ja, nou ja dat het erop lijkt dat je uhh, vaker dit gaat doen?
[verdachte] nee juist niet, maar ik moet hem toch effe paaien omdat hij het geld nog niet betaald heeft
[getuige] ja
[verdachte] (hij lacht)
[getuige] ja nee, ik snap het
[verdachte] ik wil gewoon die 150 duizend en dan is het klaar
[getuige] ja, ja dat ik snap
[verdachte] weet je want dat heb ik gewoon verdiend”. [49]
De rechtbank stelt vast dat verdachte aanwezig is geweest op de plaats delict rondom het tijdstip dat de brand werd gesticht. Bovendien had hij rondom het tijdstip van de brandstichting hoeveelheden benzine getankt bij verschillende tankstations van de Esso, terwijl uit het forensisch onderzoek van de politie blijkt dat er motorbenzine is gebruikt bij de brandstichting. Daarnaast heeft [getuige] verklaard dat verdachte in opdracht van [partner slachtoffer] deze brand moest stichten en dat hij hier € 150.000,- voor zou krijgen. Dat vindt steun in hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over het e-mailbericht dat [getuige] voor verdachte aan [partner slachtoffer] moest sturen over de levering van warmtecamera’s van
€ 150.000,- die betaald moest worden en in het WhatsApp-bericht dat verdachte op 4 april 2022 aan [getuige] stuurde. Daarnaast heeft [getuige] verklaard over een filmpje dat verdachte via WhatsApp aan haar liet zien, welk filmpje overeen lijkt te komen met het beeldmateriaal dat [partner slachtoffer] aan de politie heeft verstrekt.
De rechtbank ziet, evenals de raadsvrouw, dat de pintransacties bij de Esso in Zuidwolde om 4.50 uur en om 4.54 uur niet passen bij het tijdstip van de brandstichting en de reistijd tussen Geldermalsen en Zuidwolde. De rechtbank merkt in dit verband op dat in de nacht van 27 maart 2022 de tijd een uur vooruit is gezet, naar de zomertijd. Het is goed mogelijk dat het pinsysteem van de Esso in Zuidwolde nog niet naar de zomertijd was verzet, hetgeen maakt dat de conclusie dat verdachte ten tijde van de brandstichting niet op de plaats delict kan zijn geweest gelet op de voornoemde tijdstippen, niet zonder meer kan worden getrokken.
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte de brand in het bedrijfspand aan de [adres] dat eigendom was van [naam bedrijf 2] . en in gebruik was bij [naam bedrijf 3] heeft gesticht door meerdere plaatsen te besprenkelen met motorbenzine en vervolgens het pand in brand te steken.
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of door de brand gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Nu meerdere bedrijfspanden beschadigd zijn geraakt en ook de bedrijfsbus die voor het bedrijfspand geparkeerd stond is afgebrand, staat dit gemeen gevaar voor goederen vast. Dit gevaar was ook naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 5
[benadeelde partij 5] (hierna: [benadeelde partij 5] ) heeft op 9 april 2022 aangifte gedaan van de brandstichting van het pand aan de [adres] dat in gebruik is bij zijn onderneming [naam bedrijf 4] . Hij huurt dit pand van [naam 1] , de eigenaar van het pand. Op 7 april 2022 was [benadeelde partij 5] zelf voor het laatst in het pand aanwezig. Alles was toen nog intact en er was geen schade te zien. Op 8 april 2022 om 18.30 uur waren de collega’s van [benadeelde partij 5] voor het laatst in het pand. Het pand is toen netjes afgesloten en er was geen schade te zien. Op 9 april werd [benadeelde partij 5] gebeld door [naam 4] die meerdere panden op het industrieterrein bezit. Zij vertelde [benadeelde partij 5] dat er brand was gesticht bij zijn bedrijf. Toen [benadeelde partij 5] daar aankwam, zag hij dat er brandschade was aan de roldeur en aan de zijdeur. Onderin de roldeur zat een gat. Er lagen ook een fles spiritus, een plastic tas en een rugzak. Deze spullen waren niet van [benadeelde partij 5] en zijn collega’s. [50]
De politie heeft forensisch onderzoek verricht aan het bedrijfspand aan de [adres] . Daarbij is onder andere geconstateerd dat het pand ingesloten ligt tussen andere panden. Op de oprit van het bedrijfspand stonden drie bedrijfswagens geparkeerd. De garagedeur en de daarin bevestigde loopdeur waren door de brand beschadigd. De brand was beperkt gebleven tot de buitenzijde van het pand. Op enkele meters afstand van de deur lag een rode dop die afkomstig bleek te zijn van een spiritusfles die op de linkerzijde van de oprit lag. Ook lag daar een boodschappentas van de Jumbo. Tussen de bedrijfswagens lag een rugzak van het merk Adidas. Alle goederen zijn door de politie veiliggesteld. De rugzak is voorzien van SIN-nummer AANH4950NL. In de brandhaard werd met elektronische apparatuur een indicatie gegeven voor de aanwezigheid van brandversnellende middelen, waarop een monster werd genomen dat is voorzien van SIN-nummer AANH4883NL. In de tas van de Jumbo werd een dop van een jerrycan en een flesje melkdrank aangetroffen. De dop van de jerrycan is voorzien van SIN-nummer AANH4877NL en het flesje melkdrank is voorzien van SIN-nummer AANH4878NL In de rugtas werden onder andere een tiewrap, enkele stukken katoen, een ponypack, een groen dopje en een aanmaakblokje, gewikkeld in katoen aangetroffen. Al deze goederen zijn veiliggesteld. Gezien de bevindingen, concludeert de politie dat er een jerrycan voor de deur van het bedrijf is geplaatst met daarin een ontbrandbare vloeistof. Dit is vervolgens aangestoken. Een technische oorzaak voor de brand werd niet gevonden. [51]
Naar aanleiding van de door de forensische opsporing veiliggestelde goederen heeft een vooronderzoek plaatsgevonden in het laboratorium, waarbij monsters zijn genomen. Van de geel gekleurde en bevuilde dop (SIN-nummer AANH4877NL) is een monster genomen dat is voorzien van SIN-nummer AAPP5097NL. Van de rugzak (SIN-nummer AANH4950NL) is een monster genomen dat is voorzien van SIN-nummer AAPP5100NL. Van de buitenzijde van de dop van de plastic fles met daarin een melkdrank (SIN-nummer AANH4878NL) is een monster genomen dat is voorzien van SIN-nummer AAPP5101NL. [52]
Het NFI heeft onderzoek verricht aan het monster met SIN-nummer AANH4883NL dat van de brandhaard is genomen. In dit monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine. [53]
Het NFI heeft verder DNA-onderzoek verricht aan de monsters met SIN-nummers AAPP5097NL, AAPP5098NL, AAPP5100NL en AAPP5101NL. In het monster met SIN-nummer AAPP5097NL (gehele buitenzijde dop + hengsels) is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Dit DNA-mengprofiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. In het monster met SIN-nummer AAPP5101NL (buitenzijde dop) is een DNA-profiel van minimaal één man aangetroffen. Dit DNA-profiel is ongeveer 20 miljoen keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte verwante) persoon. In het monster met SIN-nummer AAPP5100NL (twee runners + hengsel) is een DNA-profiel van één man aangetroffen. Dit DNA-profiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte verwante) persoon. [54] De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat op de hiervoor genoemde en door het NFI onderzochte goederen DNA van verdachte is aangetroffen.
Op de tijdlijn van Google Maps op het Google account van verdachte is te zien dat op 8 april 2022 tussen 21.53 uur en 22.22 uur een route is vastgelegd die over het bedrijventerrein [adres] is gegaan. Op dit bedrijventerrein ligt de [adres] , waarop [naam bedrijf 4] is gevestigd. [55]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de buurt is geweest bij [naam bedrijf 4] aan de [adres] . [56]
De rechtbank stelt vast dat er brand is gesticht bij [naam bedrijf 4] aan de [adres] tussen 8 en 9 april 2022. Op 8 april 2022 is verdachte daar, blijkens de tijdlijn van Google Maps, maar ook blijkens zijn eigen verklaring, geweest. Bovendien is er - zo stelt de rechtbank vast - DNA-materiaal van verdachte aangetroffen op de plaats delict. Dit DNA is niet alleen aangetroffen op de rugzak van verdachte, maar ook op de dop van een flesje drinken in die rugzak én op de dop van een jerrycan die in een geheel andere tas is aangetroffen, terwijl aannemelijk is dat de brand met behulp van een jerrycan met daarin motorbenzine is aangestoken. De verklaring van verdachte, inhoudende dat er een rugtas van hem is gestolen en dat hij enkel ter plaatse was om te kijken hoe het bedrijfspand van [partner slachtoffer] er uitzag en of hij [partner slachtoffer] kon vinden is, gelet op de genoemde bewijsmiddelen, volstrekt onaannemelijk. De rechtbank stelt dan ook vast dat het verdachte is geweest die de genoemde brand heeft gesticht. Dat het telefoonnummer van verdachte een andere zendmast aanstraalde dan de dichtstbij de [adres] gelegen zendmast, zoals door de verdediging is bepleit, leidt niet tot een ander oordeel. Het is een feit van algemene bekendheid dat door een telefoon niet per definitie steeds de dichtstbijzijnde zendmast wordt aangestraald. Een zendmast is dan ook geen plaatsbepalingsinstrument. Bovendien is de aangestraalde zendmast wel in Geldermalsen gelegen, evenals de [adres] .
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of door de brand gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat bij de brandstichting gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Door de brand te stichten heeft verdachte gezien de vastgestelde feiten en omstandigheden naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gemeen gevaar voor de in het bedrijfspand aanwezige inboedel, maar ook voor de naast de [adres] gelegen bedrijfspanden veroorzaakt. Het bedrijfspand aan de [adres] was ingesloten door andere bedrijfspanden, zodat de brand, indien deze zich verder zou hebben uitgebreid, eenvoudig kon overslaan naar die andere panden, maar ook naar de in het bedrijfspand aanwezige inboedel.
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 6
[benadeelde partij 2] (hierna: [benadeelde partij 2] ) heeft op 10 april 2022 aangifte gedaan van de brandstichting van zijn Hyundai Tucson met kenteken [kenteken] . De vrouw van [benadeelde partij 2] had op 9 april 2022 rond 16.00 uur deze auto geparkeerd in het parkeerhaventje met vier parkeervakken tegenover zijn woning aan de [adres] . Die nacht om 4.28 uur werd er bij de woning van [benadeelde partij 2] aangebeld. Toen hij opendeed, zag hij dat zijn auto in brand stond. De buurvrouw van [benadeelde partij 2] van de [adres] had laten weten dat zij had gezien dat de brand bij de band linksvoor was begonnen. Zij had 112 gebeld. [57]
[benadeelde partij 6] (hierna: [benadeelde partij 6] ) heeft op 10 april 2022 aangifte gedaan van de brandstichting van haar Suzuki Swift met kenteken [kenteken] . Zij had deze geparkeerd op de parkeerplaats tegenover de [adres] . Die nacht werd er tussen 4.15 uur en 4.30 uur aangebeld bij de woning van [benadeelde partij 6] . De buurman vertelde haar dat zijn auto in de brand stond en dat de auto van [benadeelde partij 6] ernaast stond en vermoedelijk ook schade zou oplopen. Toen [benadeelde partij 6] naar buiten ging, zag zij dat de auto van haar buurman zodanig in de brand stond dat zij haar auto niet meer weg durfde te halen. De auto van de buurman was volledig uitgebrand en haar eigen auto heeft flinke schade opgelopen. Het voertuig van [benadeelde partij 6] stond direct naast het andere voertuig geparkeerd. [58]
Tijdens het buurtonderzoek van de politie verklaarde de bewoner van de [adres] dat zij een knal hoorde en meteen ging kijken. Zij zag op de grond bij de linker voorband van de auto van de bewoners van huisnummer [(huis)nummer] iets branden en belde 112. [59]
De politie heeft forensisch onderzoek verricht aan zowel de Suzuki als aan de Hyundai. Daarbij is - onder andere - geconstateerd dat de Hyundai forse brandschade vertoonde rondom de motorruimte. De grill aan de voorzijde was geheel weggebrand. Van het plaatwerk waren de beide spatborden, de motorkap en het voorste deel van het dak tot het blanke metaal schoongebrand. De beide banden waren weggebrand, maar van de rechterband was het grootste deel nog over. Het vuur was via het dashboard uitgebreid naar de cabine. Op het blanke metaal van het dak waren patronen zichtbaar die in de richting van de linker voorzijde wezen. Onder de motorkap was te zien dat veel van het brandbare materiaal was verbrand. Aan de linkerzijde van de motorruimte was minder brandbaar materiaal zichtbaar dan aan de rechterzijde. De brandschade aan de Suzuki was beperkt gebleven tot brandschade aan de rechter achterzijde. De achterruit en de ruit van het rechter achterportier waren gesprongen en het rechterdeel van de achterbumper was gesmolten. De laklaag van het rechter achterspatbord was weggebrand. Er werden geen technische aanwijzingen aangetroffen die de brand zouden kunnen verklaren. De oorsprong van de brand bevond zich aan de linker voorzijde van het voertuig. [60]
De rechtbank stelt vast dat op 10 april 2022 rond 4.28 uur brand is gesticht bij de Hyundai Tucson van [benadeelde partij 2] met kenteken [kenteken] . Nu ook de Suzuki Swift met kenteken [kenteken] daardoor brandschade heeft opgelopen, staat vast dat hierdoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Dit gevaar was ook naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.
Ten aanzien van feit 7
[benadeelde partij 7] (hierna: [benadeelde partij 7] ) heeft op 11 april 2022 aangifte gedaan van brandstichting van de Opel Vectra met kenteken [kenteken] . Hij had deze personenauto op 8 april 2022 om 16.45 uur geparkeerd voor zijn bedrijfspand aan de [adres] . Op 10 april 2022 is het voertuig tussen 4.16 uur en 4.20 uur in brand gestoken. De auto is eigendom van [naam bedrijf 5] in Geldermalsen. De auto was door [benadeelde partij 7] geleend. [61]
De politie heeft de camerabeelden bekeken van de camera’s die bevestigd zijn aan het pand aan de [adres] . Deze camera’s filmen de oprit van het pand aan de [adres] gedeeltelijk. Op de beelden is (zo is gerelateerd) - onder andere - te zien dat op 10 april 2022 om 4.19:10 uur een auto de oprit op rijdt en recht tegenover de geparkeerde auto van aangever wordt geparkeerd. Om 4.19:23 uur is te zien dat de binnenverlichting van de zojuist gearriveerde auto aangaat en dat een persoon in de auto beweegt. Om 4.19:33 uur verspringt het beeld naar 4.20:34 uur. Op dat moment is te zien dat er iets lijkt te branden ter hoogte van de wielkast aan de linker voorzijde van de geparkeerde auto. Verder is te zien dat de eerder gearriveerde auto het terrein afrijdt en uit beeld verdwijnt. Om 4.28:55 uur ontstaat bij het linker voorwiel van de geparkeerde auto een lichtgevende bal en is te zien dat de band en wielkast in brand staan. Om 4.39:29 uur vindt een soort vuurontploffing plaats en om 4.52:07 uur dooft de brandweer de brand. [62]
De politie heeft forensisch onderzoek verricht aan de Opel Vectra. Daarbij is - onder andere - geconstateerd dat het voertuig forse brandschade vertoonde rondom de motorruimte, de cabine en de linkerzijde. De grill aan de voorzijde was geheel weggebrand. Van het plaatwerk waren de beide spatborden, de motorkap en het hele dak tot het blanke metaal schoongebrand. De beide voorbanden waren weggebrand, maar van de rechterband was nog een deel gevulkaniseerd rubber over. Het vuur was via het dashboard uitgebreid naar de cabine. Onder de motorkap was te zien dat veel van het brandbare materiaal verbrand was. Uit het brandpatroon van het blank gebrande materiaal van de motorkap kon niet met zekerheid worden vastgesteld waar de oorsprong van de brand zich bevond, maar het gaf een indicatie naar het linker voorwiel. Er werden geen technische aanwijzingen aangetroffen die de brand zouden kunnen verklaren. [63]
De rechtbank stelt vast dat op 10 april 2022 rond 4.20 uur brand is gesticht bij de Opel Vectra met kenteken [kenteken] van [naam bedrijf 5] , die in gebruik was bij [benadeelde partij 7] en geparkeerd stond op de oprit voor het bedrijfspand aan de [adres] . De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of door de brand gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De auto stond op een oprit geparkeerd, zonder dat uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat in de nabijheid van de auto andere goederen aanwezig waren waarvoor naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gemeen gevaar bestond. Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt ook niet dat schade is ontstaan aan andere goederen dan aan de auto zelf, los van de beroeting op de bestrating, wat op zichzelf onvoldoende is om te kunnen spreken van gemeen gevaar voor goederen.
Voor een bewezenverklaring van brandstichting (artikel 157 Sr) is (minstens) vereist dat sprake is van gemeen gevaar voor andere goederen dan het goed waarin brand wordt gesticht. Dat er gemeen gevaar voor andere goederen is ontstaan, volgt - zoals hiervoor overwogen - niet uit het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is wel sprake van de subsidiair ten laste gelegde vernieling, nu de genoemde Opel Vectra fors beschadigd is door de brand.
Ten aanzien van feit 8
[benadeelde partij 8] (hierna: [benadeelde partij 8] ) heeft op 10 april 2022 aangifte gedaan van de brandstichting van zijn Ford C-Max met kenteken [kenteken] . Dit voertuig is volledig uitgebrand. Er is ook schade ontstaan aan de woning van [benadeelde partij 8] aan de [adres] en aan het bijgebouw van de woning. De auto stond op ongeveer twee meter afstand van de woning geparkeerd. [benadeelde partij 8] heeft de auto op 9 april 2022 om 23.30 uur geparkeerd op de oprit rechts naast zijn woning, voor het bijgebouw. De auto was helemaal in orde en afgesloten. Op 10 april om 00.30 uur ging [benadeelde partij 8] naar bed. Toen hij om 8.30 uur op de hometrainer ging zitten, zag hij dat de ramen van de kamer waarin de hometrainer stond gebarsten waren. Deze kamer ligt naast de oprit, op de eerste etage. Toen [benadeelde partij 8] vervolgens naar buiten keek, zag hij dat zijn auto volledig was uitgebrand. Verder waren de regenpijp en het ventilatierooster van zijn woning gesmolten, zat er roetschade op de gevel, zat er roetschade op het schilderwerk, was er ruitschade aan de woning en aan het bijgebouw en was sprake van schade aan de oprit. [64]
Ten aanzien van feit 9
[benadeelde partij 9] (hierna: [benadeelde partij 9] ) heeft op 15 april 2022 aangifte gedaan van de brandstichting van de Opel Vivaro met kenteken [kenteken] van haar werkgever, [naam bedrijf 6] . Deze auto stond op 10 april 2022 geparkeerd aan de [adres] , ter hoogte van perceel [(huis)nummer] . De auto stond rechts van de weg geparkeerd op een parkeerstrook. Op 10 april 2022 rond 5.10 uur is bij de politie en de brandweer een melding binnengekomen dat deze auto in brand stond. De politie gaf aan dat de brand bij het rechter voorwiel zou zijn ontstaan. De brand is beperkt gebleven tot het voorste gedeelte van de auto aan de rechterzijde. Door de brand is schade ontstaan aan de band, het lakwerk en de bekabeling van de auto. [65]
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de feiten 6 tot en met 9
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte, [telefoonnummer] , blijkt dat op 10 april 2022 om 3.59 uur een zendmast werd aangestraald aan het [adres] . Om 4.26 uur werd een zendmast aangestraald aan de [adres] en om 5.03 uur werd aan zendmast aangestraald aan de [adres] . Hierna werden van 6.24 uur tot 8.10 uur zendmasten in Kerkdriel aangestraald. [66]
Op de tijdlijn van Google Maps op het Google account van verdachte is te zien dat op 10 april 2022 tussen 3.53 uur en 4.05 uur een route is vastgelegd die over het bedrijventerrein [adres] is gegaan. Tussen 4.05 uur en 5.01 uur is een route vastgelegd die onder andere over de [adres] en over de [adres] is gegaan. Verder is te zien dat op 10 april 2022 tussen 5.07 uur en 5.57 uur een route is vastgelegd die over de [adres] in Waardenburg is gegaan. [67]
De rechtbank stelt vast dat de branden (ongeveer) op de volgende tijden zijn ontstaan:
  • 4.20 uur aan de [adres] ;
  • 4.28 uur aan de [adres] ;
  • 5.10 uur aan de [adres] .
Het tijdstip van de brand aan de [adres] is onbekend, maar deze brand is in de nacht van 10 april 2022 ontstaan.
Uit hetgeen op de camerabeelden van het pand aan de [adres] te zien is, leidt de rechtbank af dat de brandstichter met de auto was. De reistijd van de [adres] naar de [adres] bedraagt volgens Google Maps 6 minuten. Dit is passend bij het tijdstip van vertrek van het voertuig van de [adres] om 4.20 uur en bij het tijdstip van de brandstichting aan de [adres] rond 4.28 uur. De reistijd van de [adres] naar de [adres] bedraagt volgens Google Maps 7 minuten. De reistijd van de [adres] naar de [adres] bedraagt volgens Google Maps 8 minuten. Het is dus mogelijk dat één en dezelfde persoon de branden achtereenvolgens heeft aangestoken.
De rechtbank stelt vast dat de zendmastgegevens en de gegevens van de Google Maps tijdlijn van verdachte passend zijn bij een beweging van het industrieterrein [adres] (waar de [adres] is gelegen) naar de [adres] en vervolgens naar de [adres] en de [adres] . Deze beweging past bovendien, ook gelet op de te verwachten reistijd, bij de tijdstippen waarop de branden zijn ontstaan en de locaties waar dit is gebeurd. Deze locaties zijn voorts dichtbij elkaar gelegen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat bij de branden aan zowel de [adres] , de [adres] als aan de [adres] het vuur is ontstaan bij een voorwiel van de auto, zodat sprake is van een belangrijke overeenkomst op een essentieel punt dat de kern van de feiten raakt.
De rechtbank stelt daarbij vast dat in de nacht van 10 april 2022 brand is ontstaan bij de Ford C-Max met kenteken [kenteken] van [benadeelde partij 8] , die geparkeerd stond op de oprit van zijn woning aan de [adres] , waarbij die auto volledig is uitgebrand. Het exacte tijdstip van deze brand is onbekend. Gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 6 tot en met 9 in onderlinge samenhang bezien en in het bijzonder de Google Maps tijdlijn van verdachte waaruit de rechtbank concludeert dat de brand aan de [adres] past binnen de reisbewegingen van verdachte in die nacht, is de rechtbank van oordeel dat ook bij deze brand sprake is geweest van brandstichting. Nu ook de woning van [benadeelde partij 8] en het bijgebouw van deze woning door de brand schade hebben opgelopen, staat vast dat hierdoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Dit gemeen gevaar gold ook voor de inboedel van de woning en van het bijgebouw, omdat het vuur zich verder had kunnen verspreiden. Dit gevaar was ook naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat in de nacht van 10 april 2022 om ongeveer 5.10 uur aan de [adres] brand is ontstaan bij de Opel Vivaro met kenteken [kenteken] van [naam bedrijf 6] . Deze brand is volgens de politie bij het rechter voorwiel ontstaan. Gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 6 tot en met 9 in onderlinge samenhang bezien en in het bijzonder de Google Maps tijdlijn van verdachte waaruit de rechtbank concludeert dat de brand aan de [adres] past binnen de reisbewegingen van verdachte in die nacht, is de rechtbank van oordeel dat ook bij deze brand sprake is geweest van brandstichting. De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of door de brand gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De auto stond op een parkeerstrook aan de weg geparkeerd, zonder dat in de nabijheid van de auto andere goederen aanwezig waren waarvoor naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gemeen gevaar bestond. Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt ook niet dat schade is ontstaan aan de in de auto aanwezige goederen of aan andere goederen dan aan de auto zelf. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is wel sprake van de subsidiair ten laste gelegde vernieling, nu de genoemde Opel Vivaro brandschade heeft opgelopen door de brand.
Verdachte heeft, geconfronteerd met zijn reisbewegingen en de branden, zoals hiervoor vermeld, zich ofwel op zijn zwijgrecht beroepen, ofwel verklaard dat hij het zich niet kan herinneren. De rechtbank stelt in dit kader voorop dat de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet tot het bewijs kan bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken.
Achter deze regel ligt - de Murray-rechtspraak van het EHRM indachtig - de redenering ten grondslag dat indien een dergelijke, de redengevendheid van de belastende feiten en omstandigheden ontzenuwende, verklaring van verdachte achterwege blijft, dan als enige aanvaardbare conclusie resteert dat een andere verklaring dan de schuld van verdachte aan het ten laste gelegde niet aannemelijk is geworden en dus dat verdachte zich aan het ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt.
Belangrijk is om op te merken dat deze regel alleen dan opgaat als het belastende feiten of omstandigheden betreft die redengevend zijn voor de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde en het feiten of omstandigheden betreft waaromtrent de verdachte ook echt in de positie is om daadwerkelijk ontzenuwend, in de zin van het geven van een alternatieve verklaring dan zijn daderschap, te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden zodanig zijn dat de hiervoor beschreven situatie zich voordoet. De branden en de daarbij passende reisbewegingen van verdachte moeten redengevend worden geacht voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft evenwel geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd, zodat een andere verklaring dan de schuld van verdachte aan het ten laste gelegde niet aannemelijk is geworden.
Gelet hierop, en gelet op de samenhang tussen de feiten qua tijdstip en locatie, de aanwezigheid van verdachte op die locaties en de modus operandi die bestaat uit het in de brand zetten van auto’s door bij een van de voorwielen vuur te maken, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in dezelfde nacht de onder 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hiervoor omschreven.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 subsidiair, 8, 9 subsidiair en 10 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks16 februari 2022 te Rheden,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een woning aan de [adres] geparkeerde personenauto,
Volkswagen Golf (gekentekend [kenteken] ),
geheel of ten deletoebehorende aan
[aangever] ,
althans aan een ander dan aan hem, verdachte,
door (delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en
(vervolgens
) die brandbare vloeistof en/of in aanraking te brengen met (open) vuur,
althansvoornoemde personenauto in aanraking te brengen met
(open
)vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig
geheel of gedeeltelijkis verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/ofde houten schutting en
/ofeen naast voornoemd voertuig geparkeerde bedrijfsbus
, in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was
en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op
of omstreeks27 februari 2022 te Geldermalsen,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een bedrijfspand aan de [adres] geparkeerde bedrijfsbus, Volkswagen Transporter (gekentekend [kenteken] ),
geheel of ten deletoebehorende aan het bedrijf [naam bedrijf 1] ,
althans aan een ander dan aan hem, verdachte,
door
(delen van) die bedrijfsbus al dan niet te besprenkelen met een
brandbare vloeistof en/of gebruik te maken van een (in een doek gewikkeld)
aanmaakblokje en/of
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje,
althansvoornoemde bedrijfsbus in aanraking te brengen met
(open
)vuur, ten gevolge waarvan genoemd voertuig
geheel of gedeeltelijkis verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor het naastgelegen bedrijfspand en
/ofde daarin aanwezige inboedel
, in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was;
4.
hij op
of omstreeks27 maart 2022 te Geldermalsen,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in het bedrijfspand aan de [adres] , dat
geheel of ten deletoebehoorde aan [naam bedrijf 2] . en
/ofin gebruik was bij [naam bedrijf 3] ,
althans aan of bij een ander dan aan hem, verdachte,
door in
of nabijvoornoemd bedrijfspand
één ofmeerdere plaatsen te besprenkelen met een brandbare vloeistof (motorbenzine) en
/of
(vervolgens
) die brandbare vloeistof in aanraking te brengen met (open) vuur, althans(delen van) voornoemd bedrijfspand in aanraking te brengen met
(open
)vuur,
ten gevolge waarvan voornoemd bedrijfspand en
/ofde voor dat bedrijfspand geparkeerde bedrijfsbus
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
het (de
)naastgelegen bedrijfspand
(en
)en
/ofde daarin aanwezige inboedel
, in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was;
5.
hij op
of omstreeks8 april 2022 te Geldermalsen,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in het bedrijfspand aan de [adres] , dat
geheel of ten deletoebehoorde aan [naam 1]
.en
/ofin gebruik was bij [naam bedrijf 4] ,
althans aan of bij een ander dan aan hem, verdachte,
door
de loopdeur en/of de roldeur van voornoemd bedrijfspand te besprenkelen met een brandbare vloeistof (motorbenzine) en/of (vervolgens) die brandbare vloeistof in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans(delen van) voornoemd bedrijfspand in aanraking te brengen met
(open
)vuur,
ten gevolge waarvan
voornoemde loopdeur en
/ofroldeur van voornoemd bedrijfspand
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel van dat bedrijfspand en
/of het(de
)naastgelegen bedrijfspand
(en
)en
/ofde daarin aanwezige inboedel
, in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was;
6.
hij op
of omstreeks10 april 2022 te Geldermalsen,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een aan de [adres] (ter hoogte van perceel nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde personenauto,
Hyundai Tucson (gekentekend [kenteken] ),
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 2]
,
althans aan een ander dan aan hem, verdachte,
door
(delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje op (een band van) die personenauto te leggen en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althansvoornoemde personenauto in aanraking te brengen met
(open
)vuur, ten gevolge waarvan genoemd voertuig
geheel of gedeeltelijkis verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een naast voornoemd voertuig geparkeerde personenauto, Suzuki Swift (gekentekend [kenteken] )
, in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was;
7.
hij op
of omstreeks10 april 2022 te Geldermalsen,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [adres] geparkeerde
personenauto,
Opel Vectra (gekentekend [kenteken] ),
in elk geval enig goed, datdiegeheel of ten deleaan [naam bedrijf 5] toebehoorde en
/ofin gebruik was bij [benadeelde partij 7] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde,
heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
8.
hij op
of omstreeks10 april 2022 te Est,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een naast een woning aan de [adres] geparkeerde personenauto Ford C-Max (gekentekend [kenteken] ),
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 8] ,
althans aan een ander dan aan hem, verdachte,
door
(delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje op (een band van) die personenauto te leggen en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althansvoornoemde personenauto in aanraking te brengen met
(open
)vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig
geheel of gedeeltelijkis verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning en
/ofde zich daarin bevindende inboedel en
/ofeen naastgelegen bijgebouw en
/ofde zich daarin bevindende inboedel
, in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was;
9.
hij op
of omstreeks10 april 2022 te Waardenburg,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [adres] (ter hoogte van perceel nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde bedrijfsauto Opel Vivaro (gekentekend [kenteken] ),
in elk geval enig goed, datdiegeheel of ten deleaan [naam bedrijf 6]
, in elk geval aan een andertoebehoorde,
heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
10.
hij op
of omstreeks11 april 2022 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met voornoemd opzet
die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en
(vervolgens
)die
[slachtoffer]
met een mes,
éénmaal ofmeerdere malen, met kracht, in de nek en
/ofde hals en
/ofde schouder en
/ofde rug en
/ofde borst heeft gestoken en
/of
toen zij ten val was gekomen,
bovenop en
/ofvoorovergebogen over die [slachtoffer] heeft gezeten en
/of
(daarbij) met kracht de keel
van die [slachtoffer]heeft dichtgedrukt
en/of het hoofd van die
[slachtoffer]
éénmaal of meerdere malen, met kracht, op of tegen de grond heeft geslagen/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 8, telkens:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
ten aanzien van de feiten 7 subsidiair en 9 subsidiair, telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van feit 10:
poging tot moord.

5.De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 10 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, dan wel uit noodweerexces, zodat verdachte ten aanzien van dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat [slachtoffer] verdachte met een mes aanviel, waarop verdachte probeerde het mes te neutraliseren en te pakken, waarna zij beiden op de grond vielen. In deze worsteling raakte [slachtoffer] gewond.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen gerechtvaardigd beroep op noodweer(exces) toekomt.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd niet aannemelijk geworden. Uit hetgeen de rechtbank in de bewijsoverwegingen met betrekking tot het onder 10 ten laste gelegde heeft overwogen, blijkt dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] van achteren aanviel met een mes en vervolgens - nadat [slachtoffer] was omgedraaid - is doorgegaan met steken. De verklaring van verdachte, inhoudende dat [slachtoffer] hem aanviel met een mes, vindt op geen enkele wijze steun in het dossier. Het is niet aannemelijk dat [slachtoffer] verdachte met een mes heeft aangevallen.
Naar het oordeel van de rechtbank was er dan ook geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte. Het is verdachte zelf geweest die [slachtoffer] heeft aangevallen.
Nu de rechtbank van oordeel is dat geen sprake was van een noodweersituatie, wordt het beroep op noodweer verworpen. Ook het beroep op noodweerexces wordt daarom verworpen.
Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar en de verdachte is strafbaar.

6.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het gaat al lange tijd niet goed met verdachte, zoals blijkt uit het reclasseringsrapport. Verdachte begrijpt dat hij aan zichzelf moet werken. De eis is exorbitant hoog. Als de rechtbank toekomt aan strafoplegging, dient een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte te worden opgelegd, gecombineerd met de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. De gevorderde gevangenisstraf dient in ieder geval fors te worden gematigd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in korte tijd aan een groot aantal strafbare feiten schuldig gemaakt. Zo heeft verdachte acht branden gesticht. Hierbij zijn meerdere auto’s en panden deels of zelfs volledig verwoest. In veel gevallen waren dit de auto’s en de panden van volkomen onschuldige slachtoffers. Feiten als deze hebben niet alleen grote financiële gevolgen voor de slachtoffers, maar leiden ook tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en bij de slachtoffers in het bijzonder. De branden volgden elkaar in rap tempo op en vonden grotendeels in dezelfde omgeving plaats.
Eén dag na de laatste vier branden die door verdachte zijn gesticht, heeft verdachte zich bovendien aan een poging tot moord schuldig gemaakt. Verdachte heeft de opdracht om [slachtoffer] van het leven te beroven, in ruil waarvoor hij € 50.000,- zou ontvangen, aanvaard en is vervolgens met dat doel naar [adres] afgereisd. Daar verbleef [slachtoffer] op dat moment in een vakantiewoning, een plek waar zij zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft [slachtoffer] uit het niets van achteren aangevallen met een mes. Hij heeft haar zeer vaak gestoken, ook toen zij zich probeerde te verweren en ten val was gekomen. Ook heeft hij, terwijl hij bovenop haar zat, haar keel dichtgeknepen en haar daarbij van zeer dichtbij strak aangekeken. In het dossier is te lezen dat [slachtoffer] dit beeld niet kan vergeten. Zij heeft letterlijk doodsangsten uitgestaan en heeft buiten op het terras bij de vakantiewoning op enig moment gedacht dat zij dit niet ging overleven. Dat het bij een poging tot moord is gebleven, is niet aan het handelen van verdachte te danken. Het door verdachte toegepaste geweld had zonder meer tot de dood van [slachtoffer] kunnen leiden, hetgeen alleen al blijkt uit de vele zeer ernstige verwondingen die zij heeft opgelopen en de grote hoeveelheid bloed die zij verloren had Haar kinderen zijn kort na het voorval ook gevraagd afscheid van hun moeder te komen nemen in het ziekenhuis. Verdachte heeft met dit alles een zeer grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Daarbij komt dat verdachte zich bij het plegen van de feiten enkel heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin en nauwelijks verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen..
Uit de op zitting door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring, maar ook uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding blijkt hoeveel impact de bewezen verklaarde poging tot moord op haar heeft gehad. Zij wordt elke dag nog herinnerd aan wat zij heeft meegemaakt en wordt in haar dagelijkse bezigheden nog altijd sterk belemmerd door de lichamelijke beperkingen die zij aan het bewezenverklaarde heeft overgehouden. De stelling van de raadsman, inhoudende dat [slachtoffer] een jonge vrouw is die gevangen zit in het lichaam van een bejaarde vrouw, is in dat kader sprekend.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat geen sprake is van relevante recidive. Verder blijkt uit het reclasseringsrapport dat sprake is van instabiliteit op meerdere leefgebieden. Er is sprake van huisvestingsproblemen, financiële problemen en afwezigheid van een steunend netwerk. Daarnaast is sprake van psychische problematiek en zijn er aanwijzingen voor agressieregulatieproblemen. Het lijkt erop dat verdachte enige wijziging in zijn houding laat zien. Hij heeft duidelijke hulpvragen en lijkt gemotiveerd om aan zichzelf te werken, maar zijn houding blijft moeilijk te peilen, waardoor geen relatie kan worden gelegd tussen zijn houding en het delictgedrag, aldus de reclassering. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat het gaat om zodanig ernstige feiten dat mede uit het oogpunt van vergelding enkel een zeer lange gevangenisstraf op zijn plaats is. Daardoor is er geen ruimte voor een deels voorwaardelijke straf zoals door de reclassering is geadviseerd en door de raadsvrouw is bepleit. Daarbij merkt de rechtbank op dat het zwaartepunt bij het bepalen van de strafmaat vanzelfsprekend bij de poging tot moord ligt, hoewel ook de brandstichtingen en vernielingen ernstige feiten zijn. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, de ernst van de feiten, de grote impact daarvan op de slachtoffers en gelet op de straffen die rechters in soortgelijke gevallen plegen op te leggen, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Gelet op het voorgaande en mede in aanmerking nemend de omstandigheid dat de rechtbank minder brandstichtingen bewezen acht dan de officier van justitie komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in verband met het onder 6 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 473,16 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij facturen heeft overgelegd en dat de schade verder niet onaannemelijk voorkomt, zodat de verdediging zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De door de benadeelde partij opgevoerde schadeposten zijn de volgende:
  • earbuds ter waarde van € 24,99;
  • een zonnebril ter waarde van € 261,25;
  • een buggy ter waarde van € 225,00;
  • zitverhogers ter waarde van € 31,97 en
  • een winterjas ter waarde van € 179,95.
De voornoemde schadeposten zijn door de verdediging niet betwist. De stelling van de benadeelde partij dat de verzekering ter zake van voornoemde schade een gedeelte van € 250,00 heeft voldaan zodat een bedrag van € 473,16 aan schade resteert, is evenmin betwist. De rechtbank overweegt dat de voornoemde schadeposten (op de winterjas na) onderbouwd zijn met facturen. Dat geldt niet voor de winterjas (daarvan is geen aankoopbewijs meer voorhanden) maar deze schadepost is niet betwist en het bedrag komt de rechtbank redelijk voor, zodat zij dit gedeelte van de vordering op het betreffende bedrag zal schatten.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank zal de vordering gelet op het voorgaande integraal toewijzen.
Verdachte is vanaf 10 april 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van [benadeelde partij 8]
De benadeelde partij [benadeelde partij 8] heeft in verband met het onder 8 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 330,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot het gevorderde eigen risico van beide verzekeringen onvoldoende onderbouwd is en dat de benadeelde partij daarom op deze punten niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De vordering is met betrekking tot het tolkastje voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt, zodat de verdediging zich op dit punt refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de opgevoerde schadeposten met betrekking tot de eigen bijdragen van de woonhuis- en inboedelverzekering voldoende zijn onderbouwd. Op de polisbladen van de verzekeringen die als bijlagen 1 en 2 aan het verzoek tot schadevergoeding zijn gehecht, is te lezen dat voor beide verzekeringen een eigen risico van € 150,00 geldt. De schadepost met betrekking tot het tolkastje van € 30,00 is eveneens voldoende onderbouwd en overigens niet betwist. De schadeposten komen verder redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering integraal kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 10 april 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het onder 10 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert in totaal (na eisvermeerdering) een bedrag van € 1.185.032,60 aan schadevergoeding. Het gaat hierbij om vergoedingen voor:
  • Materiële schade (1);
  • Medische kosten (2);
  • Ziekenhuisdaggeldvergoeding (3);
  • Reiskosten (4);
  • Huishoudelijke hulp (5);
  • Verlies aan zelfwerkzaamheid (6);
  • Verzorgingskosten (7);
  • Verlies aan verdienvermogen (8);
  • Affectieschade kinderen (9);
  • Smartengeld (10);
  • Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel (11);
  • Buitengerechtelijke kosten (12);
  • Verlies aan zelfwerkzaamheid toekomst (13);
  • Verlies aan verdienvermogen toekomst (14);
  • Reiskosten toekomst (15) en
  • Medische kosten toekomst (16).
De benadeelde partij heeft verder verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de reeds geleden schade kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij dient te worden bepaald dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. Met betrekking tot de toekomstige schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard als de rechtbank komt tot een ontslag van alle rechtsvervolging. Subsidiair is de vordering (op onderdelen) betwist. Deze verweren worden hierna per onderdeel weergegeven en besproken.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de gevorderde schadeposten in het navolgende bespreken. Daarbij zal zij zoveel mogelijk de door de benadeelde partij in haar vordering gehanteerde volgorde aanhouden.
Materiële schade (1)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 336,00 gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de navolgende schadeposten:
  • een bedrag van € 250,00 voor haar broek en schoenen die onder het bloed zaten en in het ziekenhuis zijn verwijderd en weggegooid;
  • een bedrag van € 25,00 voor het armbandje dat nabij de ambulance werd gevonden en door de vader van de benadeelde partij is gerepareerd;
  • een bedrag van € 30,00 voor de aanschaf van een boodschappentrolley omdat [slachtoffer] vanwege haar letsel niet in staat is een zware tas te tillen;
  • een bedrag van € 31,10 aan kosten zonder nut voor de verzekeringskosten van de scooter van [slachtoffer] . Zij kon de scooter sinds het incident niet meer gebruiken, maar heeft wel de verzekeringskosten moeten doorbetalen.
De verdediging heeft zich met betrekking tot deze schadeposten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten niet zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering op dit punt integraal kan worden toegewezen.
Medische kosten (2)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 2.075,49 gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende schadeposten:
  • een bedrag van € 50,00 voor gaasjes, verband en vaseline;
  • een bedrag van € 40,00 voor een speciaal kussen voor haar arm;
  • een bedrag van € 35,00 voor een sling voor haar arm;
  • een bedrag van € 15,00 voor een plastic douchezak;
  • een bedrag van € 385,00 voor het eigen risico over 2022 voor diverse medische behandelingen;
  • een bedrag van € 65,00 voor paracetamol;
  • een bedrag van € 558,40 voor behandelingen door de fysiotherapeut die door de zorgverzekeraar niet zijn vergoed;
  • een bedrag van € 927,09 voor tandheelkundige zorg die niet is vergoed door de zorgverzekeraar.
De verdediging heeft zich met betrekking tot alle schadeposten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de schadepost ten aanzien van de tandheelkundige zorg. De verdediging heeft betwist dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het feit, aangezien het gaat om het vullen van gaatjes.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten, met uitzondering van de schadepost die ziet op de tandheelkundige zorg, voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen. Het causaal verband tussen het feit en de tandheelkundige zorg is onvoldoende gebleken. Uit de onderbouwing van de vordering en uit het dossier blijkt onvoldoende dat de opgevoerde tandheelkundige zorg als gevolg van het bewezenverklaarde noodzakelijk was. De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot deze schadepost dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de vordering op dit punt kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.148,40.
Ziekenhuisdaggeldvergoeding (3)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 372,00 gevorderd, bestaande uit een vergoeding van € 31,00 per dag voor de 12 dagen en 11 nachten die zij in het ziekenhuis heeft moeten verblijven, conform de richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatiedaggeldvergoeding van de Letselschade Raad. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting bevestigd dat het bedrag van € 514,00 dat in het overzicht is vermeld onjuist is en gelet daarop haar vordering verminderd tot het bedrag van € 372,00.
De verdediging heeft zich met betrekking tot deze schadepost gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de schadepost niet is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering op dit punt integraal kan worden toegewezen.
Reiskosten (4)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 4.284,98 gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende schadeposten:
Ziekenhuis UMC Utrecht (totaal € 797,26)
  • een bedrag van € 100,00 voor parkeerkosten bij het UMC in Utrecht;
  • een bedrag van € 528,00 voor reiskosten van de ouders van [slachtoffer] naar het UMC in Utrecht;
  • een bedrag van € 37,26 voor reiskosten van de broer van [slachtoffer] naar het UMC in Utrecht;
  • een bedrag van € 132,00 voor reiskosten van de vader van [slachtoffer] naar het UMC in Utrecht voor controleafspraken;
Revalidatie (totaal € 324,60)
  • een bedrag van € 264,00 voor reiskosten van de vader van [slachtoffer] naar de revalidatiekliniek in Utrecht;
  • een bedrag van € 60,60 voor reiskosten van de broer van [slachtoffer] naar de revalidatiekliniek in Utrecht;
Kosten taxivervoer (€ 598,48)
  • een bedrag van € 111,00 voor de eigen bijdrage voor het taxivervoer in 2022 dat voor het overige door de zorgverzekeraar is vergoed;
  • een bedrag van € 487,48 voor de eigen bijdrage voor het taxivervoer in 2023 dat voor het overige door de zorgverzekeraar wordt vergoed;
Ziekenhuis LUMC (€ 284,40)
- een bedrag van € 284,40 voor reiskosten van de ouders van [slachtoffer] naar het LUMC in Leiden;
Urenvergoeding (€ 745,00)
- een bedrag van € 745,00 voor bestede uren door de ouders, broer en dochter van [slachtoffer] ten behoeve van het vervoer van [slachtoffer] naar de behandelend artsen en de begeleiding daarbij;
Kosten openbaar vervoer (€ 1.646,24)
  • een bedrag van € 44,60 voor reiskosten die [slachtoffer] heeft gemaakt door in de avond voorafgaand aan de pro forma-zittingen met het openbaar vervoer naar haar ouders te gaan;
  • een bedrag van € 39,24 voor reiskosten die [slachtoffer] heeft gemaakt door met haar twee kinderen met het openbaar vervoer naar een familiereünie in Rheden te gaan, terwijl dit met de auto goedkoper zou zijn geweest;
  • een bedrag van € 1.116,00 voor reiskosten die [slachtoffer] tot 11 april 2023 heeft gemaakt om haar kinderen met het openbaar vervoer in Nijmegen op te halen en naar Nijmegen weg te brengen;
  • een bedrag van € 446,40 voor reiskosten die [slachtoffer] tot aan de datum van de uitspraak nog moet maken om haar kinderen met het openbaar vervoer in Nijmegen op te halen en naar Nijmegen weg te brengen.
Bij het bepalen van de reiskosten heeft de benadeelde partij aansluiting gezocht bij een kilometervergoeding van € 0,30 op grond van de richtlijn Kilometervergoeding van de Letselschade Raad. Bij het bepalen van de kosten voor de tijd die de ouders, broer en dochter van [slachtoffer] hebben gemaakt voor het besteden van tijd aan het vervoeren van [slachtoffer] naar de behandelend artsen en begeleiding is uitgegaan van een abstract tarief van € 10,00 per uur.
De verdediging heeft verweer gevoerd tegen de volgende schadeposten:
  • de parkeerkosten ter hoogte van € 100,00, nu de ziekenhuisdaggeldvergoeding het parkeergeld voor familieleden reeds omvat;
  • de reiskosten naar het LUMC in Leiden, nu deze kosten verband houden met een fout die door het UMC in Utrecht is gemaakt. Het causaal verband met het ten laste gelegde feit is onvoldoende vast komen te staan;
  • de bestede uren door de broer en dochter van [slachtoffer] , nu onvoldoende is onderbouwd dat zij vrij hebben moeten vragen van hun werk voor deze bezoeken;
  • de extra reiskosten door met het openbaar vervoer naar de familiereünie in Rheden te gaan, nu het causaal verband wordt betwist;
  • de reiskosten voor het ophalen en wegbrengen van de kinderen met het openbaar vervoer tot 11 april 2023, nu het causaal verband wordt betwist, aangezien niet is onderbouwd dat de kinderen als gevolg van het feit uit huis zijn geplaatst;
  • de reiskosten voor het ophalen en wegbrengen van de kinderen met het openbaar vervoer tot de datum van de uitspraak, nu ook hiervan het causaal verband wordt betwist en bovendien sprake is van toekomstige schade.
Met betrekking tot de overige schadeposten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de betwiste schadeposten overweegt de rechtbank als volgt:
  • de parkeerkosten ter hoogte van € 100,00 komen voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat deze parkeerkosten te maken hebben met het begeleiden van [slachtoffer] bij bezoeken aan de behandelend artsen, en niet (enkel) met haar verblijf in het ziekenhuis, zodat de ziekenhuisdaggeldvergoeding hier niet op ziet. De schadepost komt verder redelijk voor;
  • de reiskosten naar het LUMC in Leiden komen voor vergoeding in aanmerking, nu de benadeelde partij deze kosten niet had hoeven maken indien het feit niet zou zijn gepleegd. De benadeelde partij heeft in dit kader terecht verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 8 februari 1985,
  • de bestede uren van de broer en dochter van [slachtoffer] komen niet voor vergoeding in aanmerking. De verdediging heeft dit gedeelte van de vordering betwist en de benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat zij vrij hebben moeten nemen van hun werk en daardoor kosten hebben moeten maken, los van hun reiskosten. De door de benadeelde partij aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad leidt niet tot een ander oordeel, nu het in dit geval niet gaat om werkzaamheden waarover het gelet op de situatie waarin [slachtoffer] verkeert normaal en gebruikelijk is dat deze worden verricht door een professional. De benadeelde partij zal met betrekking tot dit gedeelte van de schadepost (€ 180,00) dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering;
  • de reiskosten ten behoeve van de familiereünie komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en deze kosten door de verdediging is betwist en ook onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal op dit punt dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering;
  • de reiskosten ten behoeve van het ophalen en wegbrengen van de kinderen met het openbaar vervoer komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en deze kosten onvoldoende is onderbouwd. Uit de toelichting van de benadeelde partij blijkt onvoldoende dat het als gevolg van het bewezenverklaarde noodzakelijk is dat [slachtoffer] de kinderen ieder weekend met het openbaar vervoer ophaalt in Nijmegen en hen aan het einde van het weekend ook weer wegbrengt naar Nijmegen. De benadeelde partij zal op dit punt dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De rechtbank is verder van oordeel dat de schadeposten die door de verdediging niet zijn betwist voldoende onderbouwd zijn en redelijk voorkomen, met uitzondering van de reiskosten die [slachtoffer] heeft gemaakt door met het openbaar vervoer naar haar ouders te gaan op de avonden voorafgaand aan de pro forma-zittingen. Deze reiskosten die [slachtoffer] ten behoeve van de pro forma-zittingen heeft gemaakt komen op grond van het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:414, niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien [slachtoffer] niet in persoon procedeert.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de vordering ten aanzien van de reiskosten kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.458,74.
Huishoudelijke hulp (5)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 4.134,- gevorderd, nu [slachtoffer] door het bewezenverklaarde niet meer in staat is de huishoudelijke taken te verrichten. De benadeelde partij heeft aansluiting gezocht bij de richtlijn Huishoudelijke Hulp van de Letselschade Raad voor de eerste 13 weken na het feit, uitgaande van het normbedrag dat geldt voor iemand die zwaar beperkt is en inwonende kinderen heeft die ouder zijn dan 5 jaar (€ 318,00 per week).
De verdediging heeft zich met betrekking tot deze schadepost gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de schadepost niet is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering op dit punt integraal kan worden toegewezen.
Verlies aan zelfwerkzaamheid (6)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 514,40 gevorderd, nu [slachtoffer] door het bewezenverklaarde niet meer in staat is onderhoud te verrichten aan haar woning en tuin. De benadeelde partij heeft aansluiting gezocht bij de richtlijn Zelfwerkzaamheid van de Letselschade Raad en gaat daarbij uit van een normbedrag van € 643,00, de omrekenfactor van een rijtjeshuis van 0,8 en een mate van beperking van 100 procent. Daarnaast wordt een bedrag van € 118,47 gevorderd voor het verlies aan zelfwerkzaamheid na 11 april 2023 (datum voorlopig schaderapport) en tot aan de uitspraak van de rechtbank. [slachtoffer] is inmiddels verhuisd naar een appartement, zodat uit wordt gegaan van een normbedrag van € 677,00 en een omrekenfactor van 0,7 (flat of appartement).
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd waarom gekozen is voor het normbedrag dat geldt voor ‘alle onderhoud’. Er dient daarom gerekend te worden met het normbedrag dat geldt voor ‘weinig onderhoud’ van € 322,00. Hetzelfde geldt voor de schadepost na 11 april 2023.
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd waarom is gekozen voor het normbedrag dat geldt voor ‘alle onderhoud’. De rechtbank stelt het schadebedrag tot 11 april 2023 daarom vast op een bedrag van (€ 322 (normbedrag huurwoning met tuin – weinig onderhoud tot 1 januari 2023) x 0,8) € 257,60 en het schadebedrag van 11 april 2023 tot 11 juli 2023 vast op een bedrag van (€ 338 (normbedrag huurwoning met tuin – weinig onderhoud vanaf 1 januari 2023) x 0,7 (omrekenfactor appartement) : 12 x 3 (3 maanden)) € 59,15.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de vordering ten aanzien van het verlies aan zelfwerkzaamheid kan worden toegewezen tot een bedrag van € 316,75. De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Verzorgingskosten (7)
Deze schadepost is in het verzoek tot schadevergoeding op p.m. gesteld, maar later niet aangevuld. De rechtbank kan daarom geen beslissing nemen met betrekking tot deze opgevoerde schadepost.
Verlies aan verdienvermogen (8)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 16.500,- gevorderd, nu [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde niet meer in staat is betaalde arbeid te verrichten. [slachtoffer] heeft per april 2023 ontslag genomen bij haar baan in de zorg en zou per 1 mei 2023 in dienst komen bij het bedrijf van [partner slachtoffer] . De benadeelde partij is bij haar berekening uitgegaan van een gemiddeld salaris van € 1.500,- netto per maand dat [slachtoffer] in haar functie in de zorg ontving. Nu [slachtoffer] in de periode van 1 mei 2022 tot april 2023 (11 maanden) niet heeft kunnen werken, wordt een bedrag van € 16.500,00 gevorderd. Verder wordt een bedrag van € 4.500,- gevorderd voor de periode van 11 april 2023 tot en met 11 juli 2023, waarin [slachtoffer] niet heeft kunnen werken.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade onvoldoende onderbouwd is, nu [slachtoffer] geen werk had ten tijde van het bewezenverklaarde. Verder is niet concreet gemaakt dat zij zou gaan werken bij [partner slachtoffer] en wat zij dan zou gaan verdienen. Daarnaast komt uit het dossier naar voren dat [slachtoffer] vooral huisvrouw was en minder verdiende dan de gestelde € 1.500,-. Bovendien ontvangt zij sinds 21 juli 2022 een bijstandsuitkering. De verdediging betwist het causaal verband tussen het incident en de gevorderde schade en voert aan dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [slachtoffer] - als het incident wordt weggedacht - wel inkomsten over deze periode zou hebben gegenereerd.
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [slachtoffer] na het bewezenverklaarde inkomsten zou gaan genereren door betaalde arbeid te verrichten. Ten tijde van het bewezenverklaarde had [slachtoffer] geen werk en er is niets bekend over de functie die [slachtoffer] bij [partner slachtoffer] zou gaan vervullen en welk salaris zij hier dan mee zou gaan genereren. Bovendien had [slachtoffer] zelf ontslag genomen bij haar vorige baan, dus koos zij er uit eigen beweging voor niet langer betaalde arbeid te verrichten. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] haar vordering op dit punt (mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van de verdediging) ten aanzien van de schade en het causaal verband met het bewezenverklaarde onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij op dit punt dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Affectieschade kinderen (9)
De benadeelde partij vordert als wettelijk vertegenwoordiger van haar kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2] , affectieschade ter hoogte van € 17.500,- per kind en dus € 35.000,- in totaal, nu aannemelijk is dat [slachtoffer] voor meer dan 70 procent blijvend invalide is.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan de vereisten die gelden om in aanmerking te komen voor vergoeding van affectieschade. De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van ernstig en blijvend letsel door a) aan te tonen dat sprake is van blijvende invaliditeit van 70% of meer, dan wel b) door aan te tonen dat de aard van het letsel voor de kinderen ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren teweegbrengt.
Met betrekking tot de affectieschade overweegt de rechtbank het volgende.
In het onderhavige geval is sprake van een tragische gebeurtenis, die heeft geleid tot veel pijn en verdriet bij de kinderen van [slachtoffer] . De toewijzing van een vordering tot vergoeding van immateriële schade kan slechts in (zeer) beperkte mate hun leed verzachten, maar kan wel in zekere mate een erkenning van het ondervonden leed betekenen. Deze erkenning op zichzelf genomen kan echter niet de grond voor toewijzing zijn, daarvoor dient een rechtsgrond te worden aangewezen.
Om als naaste aanspraak te kunnen maken op affectieschade, is op grond van artikel 6:107 BW onder andere vereist dat er sprake is van ernstig en blijvend letsel bij de gekwetste. Uit de wetgeschiedenis blijkt echter dat een naaste niet bij ieder ernstig en blijvend letsel recht heeft op affectieschade. Het moet gaan om een zeer bijzondere ernst van letsel. Als richtlijn wordt een blijvende functiestoornis van het lichaam (invaliditeit) voor 70% of meer genoemd (Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2014/15, 34245, nr. 3, p. 12-13). Dit zal moeten worden aangetoond door degene die een beroep op vergoeding van affectieschade doet.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1750 (onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis) nader uiteengezet wanneer een naaste aanspraak kan maken op affectieschade. De Hoge Raad heeft daarbij overwogen dat als niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een dergelijk hoge en blijvende functiestoornis, de rechter ook de invloed van het letsel op het leven van de gekwetste en de naaste kan betrekken bij de beoordeling. Als voorbeeld worden in de wetsgeschiedenis de volgende situaties genoemd:
  • ernstige karakter- en gedragsveranderingen, het verlies van het vermogen tot spreken, ernstige afasie of aantasting van de geheugenfunctie, of algeheel functieverlies van de zintuigen;
  • letsels die leiden tot een ernstige verstoring van de mogelijkheid om lichamelijk contact te hebben;
  • letsels die ertoe leiden dat de gekwetste volledig of nagenoeg volledig afhankelijk wordt van intensieve hulp en zorg, waardoor de mogelijkheid van het onderhouden van een privéleven ernstig wordt verstoord.
Belangrijk is dat het hier gaat om gevallen waarin het letsel van de gekwetste op zichzelf niet voldoet aan een blijvende invaliditeit van 70% of meer, maar dat de aard van het letsel alsnog voor de naaste ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren teweegbrengt.
De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen de benadeelde partij ter onderbouwing van de vordering heeft aangedragen onvoldoende blijkt dat sprake is van een blijvende functiestoornis van 70% of meer. Dit zal moeten worden onderbouwd door een medische deskundige aan de hand van de in de praktijk gebruikelijke richtlijnen (de zogenaamde ‘AMA-guides’). Zo’n medische verklaring of een dergelijk rapport is niet verstrekt. Daarom kan niet worden vastgesteld in welke mate het letsel een blijvende invaliditeit van [slachtoffer] oplevert.
Verder is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat het letsel in combinatie met andere omstandigheden het dagelijks leven van de kinderen van [slachtoffer] ernstig beperkt (zoals door de Hoge Raad met verwijzing naar voorbeelden uit de wetsgeschiedenis bedoeld).
De rechtbank zal de benadeelde partij, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk verklaren in dit onderdeel van de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Smartengeld (10)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 100.000,- aan smartengeld gevorderd. Ter onderbouwing van deze vordering is aangevoerd dat [slachtoffer] een druk sociaal en gezinsleven had en dagelijks sportte. Zij had een kinderwens met [partner slachtoffer] en zou vanaf 1 mei 2022 bij hem in dienst treden. Door het bewezenverklaarde heeft [slachtoffer] ernstig, blijvend letsel opgelopen waar zij dagelijks last van zal blijven houden en dat haar altijd zal blijven hinderen in haar dagelijkse activiteiten. Daarnaast zijn haar kinderen via Samen Veilig uit huis geplaatst en staan er dagelijks deurwaarders aan de deur, die voor [partner slachtoffer] komen. Deze financiële zorgen drukken ook zwaar op [slachtoffer] . Omdat er geen medische eindsituatie is bereikt, kan de schade niet definitief worden vastgesteld, maar [slachtoffer] maakt in ieder geval aanspraak op een bedrag van € 100.000,- aan smartengeld.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen medische eindsituatie is vastgesteld, zodat niet kan worden vastgesteld wat de gevolgen van het letsel zijn voor de toekomst en welke schadeposten berekend moeten worden. Het gevorderde bedrag aan smartengeld is niet in lijn met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toekennen. Een bedrag van € 15.000,- lijkt meer in de rede te liggen.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de poging tot moord heeft de benadeelde immers (blijvend) lichamelijk letsel opgelopen. Uit de bewijsoverwegingen blijkt reeds welk letsel kort na het bewezenverklaarde bij [slachtoffer] is vastgesteld. Daarnaast heeft de benadeelde partij als bijlage bij het verzoek tot schadevergoeding een brief overgelegd van [naam arts 3] , arts/medisch adviseur. In deze brief is onder andere te lezen dat [slachtoffer] meerdere littekens aan het bewezenverklaarde heeft overgehouden. Het beeld van de zenuwschade aan onder andere de elfde hersenzenuw rechts en de plexus brachialis rechts (het netwerk van zenuwen ter hoogte van iedere schouder waaruit alle zenuwen van de arm voortvloeien) is duidelijk verbeterd. Het stembandprobleem is verbeterd. De stem is weer normaal, maar blijft wel dysfoon. Sinds de mishandeling is een accent aanwezig met een rollende ‘r’ en een zachte ‘g’, wat voor het bewezenverklaarde niet het geval was. Verder is de uitval van de nervus radialis (één van de drie grote zenuwen die in de arm lopen) een blijvend probleem en is sprake van een posttraumatische stressstoornis. Een eindtoestand bij zenuwletsels wordt pas gezien na twee tot drie jaar. Omdat bij twee zenuwen geen sprake was van een doorsnijding, maar van een verlittekening, is er reden om positiever te zijn met betrekking tot de inschatting van de prognose. Over het letsel aan de nervus radialis en de wortel C6 is [naam arts 3] minder optimistisch. De stembandproblematiek zal naar verwachting slechts gedeeltelijk herstellen.
Dat [slachtoffer] dit letsel heeft opgelopen, is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van
€ 30.000,- vaststellen. Daarbij overweegt de rechtbank dat een medische eindsituatie nog niet is bereikt en dat er redenen zijn om optimistisch te zijn over het herstel van [slachtoffer] . De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Buitengerechtelijke kosten (12)
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 2.839,93 gevorderd, nu [slachtoffer] kosten heeft moeten maken ter onderbouwing van de vordering. Verder is ter onderbouwing van de vordering twee keer een medisch advies opgesteld.
De verdediging heeft zich met betrekking tot deze schadepost gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de schadepost niet is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering op dit punt integraal kan worden toegewezen.
Toekomstige schade (13 tot en met 16)
De benadeelde partij heeft de volgende bedragen aan schadevergoeding gevorderd:
  • een bedrag van € 947,80 voor het verlies aan zelfwerkzaamheid in de periode van 11 april 2023 tot en met 11 april 2025;
  • een bedrag van € 23.901,- voor het verlies aan zelfwerkzaamheid in de periode van 11 april 2025 tot en met 25 april 2068;
  • een bedrag van € 36.000,- voor het verlies aan verdienvermogen in de periode van 2023 tot 2025;
  • een bedrag van € 938.731,- voor het verlies aan verdienvermogen in de periode van 2025 tot aan de 67-jarige leeftijd van [slachtoffer] ;
  • een bedrag van € 3.868,80 voor de reiskosten die [slachtoffer] in de periode van 2023 tot 2025 zal moeten maken om haar kinderen te kunnen bezoeken;
  • een bedrag van € 10.697,65 voor medische kosten in de periode van 2023 tot 2025 (medicatie, eigen bijdrage taxivervoer, eigen bijdrage zorgverzekering, kosten fysiotherapie en kosten handtherapie).
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten nog niet gemaakt zijn en de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering op deze punten. Daarnaast is onvoldoende duidelijk in hoeverre [slachtoffer] in de toekomst beperkt zal zijn, omdat geen medische eindsituatie is bereikt.
De rechtbank heeft reeds overwogen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering met betrekking tot het verlies aan verdienvermogen en met betrekking tot de reiskosten voor het bezoeken van haar kinderen. Ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd dat hiervan sprake is, aangezien [slachtoffer] ten tijde van het bewezenverklaarde geen betaalde arbeid verrichtte. Met betrekking tot de reiskosten voor het met het openbaar vervoer wegbrengen en ophalen van haar kinderen heeft de rechtbank overwogen dat het causaal verband met het bewezenverklaarde onvoldoende is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank gelden dezelfde overwegingen voor de gevorderde toekomstige schade op deze punten, zodat de benadeelde partij op deze punten niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
De schade wegens het verlies aan zelfwerkzaamheid heeft de rechtbank reeds toegewezen tot de datum van het vonnis. Voor het overige is hierbij sprake van toekomstige schade. Hetzelfde geldt voor de medische kosten. Daarbij is eveneens sprake van toekomstige schade. Nu geen sprake is van een medische eindsituatie en de prognose van de deskundigen bovendien grotendeels positief is, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende zekerheid bestaat om tot toewijzing van een voorschot van de gevorderde schade over te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering bij de genoemde stand van zaken op dit punt niet toewijsbaar is. De vordering vergt een nadere onderbouwing en daarnaast het verkrijgen van duidelijkheid over de medische eindsituatie en daarmee samenhangende vragen. De strafprocedure leent zich er niet voor dat de benadeelde partij daartoe gelegenheid wordt geboden, nu dit een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank de benadeelde partij met betrekking tot alle gevorderde toekomstige schade niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel (11)
De benadeelde partij heeft verzocht de wettelijke rente over de immateriële schade (en de affectieschade) toe te wijzen vanaf de datum van het bewezenverklaarde. Verder is verzocht de wettelijke rente over de overige schadeposten te berekenen vanaf de datum van het indienen van de eerste vordering (3 april 2023). Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de wettelijke rente over de immateriële schade vanaf de datum van het bewezenverklaarde dient te worden berekend, en over de overige schadeposten vanaf de datum van het indienen van de vordering.
De rechtbank bepaalt dat verdachte over het toegewezen bedrag aan immateriële schade vanaf 11 april 2022 en over de overige schade vanaf 3 april 2023 (datum indienen eerste vordering) wettelijke rente verschuldigd is.
De rechtbank ziet verder aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed. Dit geldt zowel voor het toegewezen bedrag van de vordering van de benadeelde partij als voor de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Samenvattend
In totaal wijst de rechtbank de volgende bedragen aan schadevergoeding toe:
  • € 336,00 aan materiële schade;
  • € 1.148,40 aan medische kosten;
  • € 372,00 aan ziekenhuisdaggeldvergoeding;
  • € 2.458,74 aan reiskosten;
  • € 4.134,- aan huishoudelijke hulp;
  • € 316,75 aan verlies aan zelfwerkzaamheid;
  • € 30.000,- aan immateriële schade;
  • € 2.839,93 aan buitengerechtelijke kosten.
In totaal betreft dit een bedrag van € 11.605,82 aan materiële schade en een bedrag van € 30.000 aan immateriële schade. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De vorderingen van [vader slachtoffer] en [moeder slachtoffer]
De benadeelde partijen [vader slachtoffer] en [moeder slachtoffer] (de ouders van [slachtoffer] ) hebben beiden in verband met het onder 10 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partijen vorderen ieder een bedrag van € 15.000 aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen moeten worden verklaard. Er wordt niet voldaan aan de vereisten die gelden om in aanmerking te komen voor vergoeding van affectieschade. De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van blijvende invaliditeit van 70% of meer of dat de aard van het letsel voor hen als ouders ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren teweegbrengt.
Beoordeling door de rechtbank
In het onderhavige geval is sprake van een tragische gebeurtenis, die heeft geleid tot veel pijn en verdriet bij de ouders van [slachtoffer] . Om aanspraak te kunnen maken op affectieschade dient evenwel te zijn voldaan aan de (strenge) voorwaarden van artikel 6:107 BW. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen zij over deze voorwaarden reeds heeft overwogen ten aanzien van de vorderingen tot vergoeding van affectieschade van de kinderen van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen de benadeelde partijen ter onderbouwing van de vorderingen hebben aangedragen onvoldoende blijkt dat sprake is van een blijvende functiestoornis van 70% of meer. Dit zal moeten worden onderbouwd door een medische deskundige aan de hand van de in de praktijk gebruikelijke richtlijnen (de zogenaamde ‘AMA-guides’). Zo’n medische verklaring of een dergelijk rapport is niet verstrekt. Daarom kan niet worden vastgesteld in welke mate het letsel een blijvende invaliditeit van [slachtoffer] oplevert.
Verder is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat het letsel in combinatie met andere omstandigheden het dagelijks leven van de ouders van [slachtoffer] ernstig beperkt. Over de impact van het letsel van [slachtoffer] op het leven van haar ouders is in dat kader te weinig aangevoerd.
De rechtbank zal de benadeelde partijen, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van het Motorola telefoontoestel aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregelen is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 60a, 157, 289 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 3, 7 primair en 9 primair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 gelast de teruggave van het Motorola telefoontoestel aan verdachte.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 6 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van € 473,16 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij 2] , een bedrag te betalen van € 473,16 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 9 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de verplichting tot betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 8 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 8] van € 330,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij 8] , een bedrag te betalen van € 330,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 6 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de verplichting tot betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder 10 ten laste gelegde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 11.605,82 aan materiële schade en € 30.000,- aan smartengeld. De materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 11.605,82 aan materiële schade en een bedrag van € 30.000,- aan smartengeld. De materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag van in totaal € 41.605,82 niet wordt betaald, kunnen 243 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de verplichting tot betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer]
 verklaart de benadeelde partij [vader slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [moeder slachtoffer]
 verklaart de benadeelde partij [moeder slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en
mr. H.P.M. Kester, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2022486141 (onderzoek COLO / ON5R022041), gesloten op 22 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 547-548.
3.Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. 802-803.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten de ‘Letselrapportage forensische geneeskundige GGD regio Utrecht’ van 19 april 2022, p. 823-848.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 218-219.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2913.
7.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 570-574.
8.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 579-584.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten de ‘Letselrapportage forensische geneeskundige GGD regio Utrecht’ van 19 april 2022, p. 823-848.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2011-2024.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2033-2038.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2042-2050.
13.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer. Zoals door de rechtbank ter terechtzitting is toegezegd, heeft de rechtbank de audiobestanden die door de officier van justitie zijn aangeleverd in raadkamer beluisterd en een eigen waarneming gedaan.
14.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer. Zoals door de rechtbank ter terechtzitting is toegezegd, heeft de rechtbank de audiobestanden die door de officier van justitie zijn aangeleverd in raadkamer beluisterd en een eigen waarneming gedaan.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1790.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1811-1820.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 15 mei 2022, p. 1876.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 17 mei 2022, p. 1882-1884.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1917.
20.Het proces-verbaal van aangifte van [partner slachtoffer] , p. 2312.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 22 mei 2022, p. 1888.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 5 juni 2022, p. 1891-1892.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 15 juni 2022, p. 1893-1894.
24.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 2504.
25.Het proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] , p. 2506.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2509-2519.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2508.
28.Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Volkswagen [kenteken] ), p. 2521-2523.
29.Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een brandstichting in Rheden op 16 februari 2022’ van het NFI van 19 september 2022, p. 2531-2533.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2561-2563.
31.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2868-2869.
32.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 3] , p. 2305.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2307-2311.
34.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2561-2564.
35.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2535-2539.
36.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2874.
37.Het proces-verbaal van aangifte van [partner slachtoffer] , p. 2312.
38.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 4] , p. 2382.
39.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2316-2318.
40.Het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] ), inclusief bijlagen, p. 2323-2366.
41.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2535-2541.
42.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2322.
43.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2876.
44.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1811-1812.
45.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2014-2022.
46.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2031.
47.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2599.
48.Het verhoor van getuige [getuige] door de rechter-commissaris van 22 maart 2023, blad 7.
49.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 22 mei 2022, p. 1872.
50.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 5] , p. 2379.
51.Het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing, p. 2384-2389.
52.Het proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 2412-2417.
53.Een schriftelijk bescheid, te weten de ‘Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Geldermalsen op 8 april 2022’ van 9 mei 2022, p. 2420-2423.
54.Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een brandstichting in Geldermalsen op 9 april 2022’, p. 2426-2429.
55.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2561-2567.
56.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2879.
57.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] , p. 2433.
58.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 6] , p. 2431.
59.Het proces-verbaal buurtonderzoek, p. 2440.
60.Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuigen (Hyundai [kenteken] , Suzuki [kenteken] ), p. 2444-2446.
61.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 7] , p. 2455-2456.
62.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2461-2462 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 2460.
63.Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Opel [kenteken] ), p. 2465-2466.
64.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 8] , p. 2480.
65.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 9] , p. 2476.
66.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2535-2545.
67.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2561-2571.