ECLI:NL:RBGEL:2023:4062

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
05/130756-22, 05/313353-22 en 05/036932-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • S. Jansen
  • M.A. van Leeuwen
  • H.P.M. Kester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak over poging tot moord, uitlokking van brandstichtingen en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een complexe strafzaak waarin de verdachte werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder poging tot moord, uitlokking van brandstichtingen en valsheid in geschrift. De verdachte, die in detentie zat, zou een medeverdachte hebben aangestuurd om zijn vrouw, [slachtoffer], te doden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de medeverdachte had aangezet tot deze daad door het geven van inlichtingen en het in het vooruitzicht stellen van een beloning van € 50.000,-. De rechtbank oordeelde dat de medeverdachte op 11 april 2022 daadwerkelijk de poging tot moord heeft gepleegd door [slachtoffer] met een mes aan te vallen, wat resulteerde in ernstige verwondingen. Daarnaast werd de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor het uitlokken van meerdere brandstichtingen, waarbij hij medeverdachten had aangestuurd om brand te stichten in voertuigen en panden, met als doel verzekeringsgeld te verkrijgen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 18 jaar op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer]. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/130756-22, 05/313353-22 en 05/036932-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 12 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat in Roermond.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/130756-22
1.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 16 februari 2022 te Rheden, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een woning aan de [adres] geparkeerde personenauto,
Volkswagen Golf (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] ,
door (delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat in een doek gewikkelde aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans voornoemde personenauto in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/of een naast voornoemd voertuig geparkeerde bedrijfsbus, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 16 februari 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen en/of te Rheden, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
2.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 27 februari 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een bedrijfspand aan de [adres] geparkeerde bedrijfsbus,
Volkswagen Transporter (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [naam bedrijf 1] , althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] ,
door (delen van) die bedrijfsbus al dan niet te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of gebruik te maken van een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje en/of
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje,
althans voornoemde bedrijfsbus in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor het naastgelegen bedrijfspand en/of de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 27 februari 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te
Emmen, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
3.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 2 maart 2022 te Doesburg, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een aan de [adres] (ter hoogte van nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde personenauto, Peugeot 107 (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] , althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] , met dat opzet een brandende molotovcocktail (bestaande uit een glazen fles met daarin een doek en een brandbare vloeistof) tegen (de voorruit van) dit voertuig heeft gegooid en/of een doek, al dan niet besprenkeld met een brandbare vloeistof, dan wel voorzien van een aanmaakblokje, op of nabij de voorruit van voornoemd voortuig in brand heeft gestoken, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een doek, al dan niet besprenkeld met een brandbare vloeistof, dan wel voorzien van een aanmaakblokje, althans met een brandbare stof en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 2 maart 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen en/of te Doesburg, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zon(den) worden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 2 maart 2022 te Doesburg, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [adres] (ter hoogte van nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde personenauto, Peugeot 107 (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 2 maart 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen en/of te Doesburg, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
4.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 27 maart 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in het bedrijfspand aan de [adres] , dat geheel of ten dele toebehoorde aan [naam bedrijf 2] en/of in gebruik was bij [naam bedrijf 3] , althans aan of bij een ander dan aan die [medeverdachte 1] ,
door in of nabij voornoemd bedrijfspand één of meerdere plaatsen te besprenkelen met een brandbare vloeistof (motorbenzine) en/of
(vervolgens) die brandbare vloeistof in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans (delen van) voornoemd bedrijfspand in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan voornoemd bedrijfspand en/of de voor dat bedrijfspand geparkeerde bedrijfsbus geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor het(de) naastgelegen bedrijfspand(en) en/of de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 27 maart 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
5.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 8 april 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in het bedrijfspand aan de [adres] , dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde partij 3] en/of in gebruik was bij [naam bedrijf 4] , althans aan een ander dan aan of bij die [medeverdachte 1] ,
door de loopdeur en/of de roldeur van voornoemd bedrijfspand te besprenkelen met een brandbare vloeistof (motorbenzine) en/of
(vervolgens) die brandbare vloeistof in aanraking te brengen met (open) vuur, althans (delen van ) voornoemd bedrijfspand in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan voornoemde loopdeur en/of roldeur van voornoemd bedrijfspand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel van dat bedrijfspand en/of het(de) naastgelegen bedrijfspand(en) en/of de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 8 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
6.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 10 april 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een aan de [adres] (ter hoogte van perceel nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde personenauto,
Hyundai Tucson (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4]
, althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] ,
door (delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje op (een band van) die personenauto te leggen en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans voornoemde personenauto in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een naast voornoemd voertuig geparkeerde personenauto, Suzuki Swift (gekentekend [kenteken] ), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 10 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
7.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 10 april 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een voor een bedrijfspand aan de [adres] geparkeerde personenauto,
Opel Vectra (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 5]
en/of in gebruik bij [benadeelde partij 5] , althans aan of bij een ander dan aan die [medeverdachte 1] ,
door (delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje op (een band van) die personenauto te leggen en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans voornoemde personenauto in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een nabij voornoemd voertuig gelegen bedrijfspand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 10 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 10 april 2022 te Geldermalsen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [adres] geparkeerde personenauto,
Opel Vectra (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam bedrijf 5] toebehoorde en/of in gebruik was bij [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 10 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
8.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 10 april 2022 te Est, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een naast een woning aan de [adres] geparkeerde personenauto
Ford C-Max (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 6] ,
althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] ,
door (delen van) die personenauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje op (een band van) die personenauto te leggen en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans voornoemde personenauto in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of een naastgelegen bijgebouw en/of de zich daarin bevindende inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 10 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen en/of te Est, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
9.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 10 april 2022 te Waardenburg, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een aan de [adres] (ter hoogte van perceel nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde bedrijfsauto
Opel Vivaro (gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 6] , althans aan een ander dan die [medeverdachte 1] ,
door (delen van) die bedrijfsauto te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje op (een band van) die bedrijfsauto te leggen en
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje in aanraking te brengen met (open) vuur,
althans voornoemde bedrijfsauto in aanraking te brengen met (open) vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemde bedrijfsauto aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 10 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen en/of te Waardenburg, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 10 april 2022 te Waardenburg, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [adres] (ter hoogte van perceel nr. [(huis)nummer] ) geparkeerde bedrijfsauto Opel Vivaro (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam bedrijf 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 10 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen en/of te Waardenburg, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 150.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het/de feit(en) gepleegd zou(den) worden;
10.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 11 april 2022 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] voorgenomen misdrijf om opzettelijk
en
met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, na kalm beraad en rustig overleg, met voornoemd opzet
- die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en (vervolgens) die [slachtoffer]
met een mes, éénmaal of meerdere malen, met kracht, in de nek en/of de hals en/of de schouder en/of de rug en/of de borst heeft gestoken en/of
- toen zij ten val was gekomen, bovenop en/of voorovergebogen over die [slachtoffer] heeft gezeten en/of
- ( daarbij) met kracht de keel heeft dichtgedrukt en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] éénmaal of meerdere malen, met kracht, op of tegen de grond heeft geslagen/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 11 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen en/of te Kerkdriel en/of te Ugchelen, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften en/of door verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
- het plan opgevat en/of besproken om die [slachtoffer] om het leven te brengen en/of
- die [medeverdachte 1] benaderd voor het uitvoeren van dat plan tot het om het leven brengen van die [slachtoffer] en/of
- die [medeverdachte 1] inlichtingen verschaft over de (actuele) verblijfplaats van die [slachtoffer] en/of
- die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 50.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het feit gepleegd zou worden en/of
- ervoor gezorgd dat hij, verdachte, op 11 april 2022, ten tijde van het plegen van
bovengenoemd strafbaar feit, niet in Kerkdriel of de directe omgeving aanwezig was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 11 april 2022 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met voornoemd opzet
- die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en (vervolgens) die [slachtoffer] met een mes, éénmaal of meerdere malen, met kracht, in de nek en/of de hals en/of de schouder en/of de rug en/of de borst heeft gestoken en/of
- toen zij ten val was gekomen, bovenop en/of voorovergebogen over die [slachtoffer] heeft gezeten en/of
- ( daarbij) met kracht de keel heeft dichtgedrukt en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] éénmaal of meerdere malen, met kracht, op of tegen de grond heeft geslagen/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 11 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen en/of te Kerkdriel en/of te Ugchelen, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften en/of door verschaffen van gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
- het plan opgevat en/of besproken om die [slachtoffer] om het leven te brengen en/of
- die [medeverdachte 1] benaderd voor het uitvoeren van dat plan tot het om het leven brengen van die [slachtoffer] en/of
- die [medeverdachte 1] inlichtingen verschaft over de (actuele) verblijfplaats van die [slachtoffer] en/of
- die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 50.000 EURO, althans een (aanzienlijk)
geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het feit gepleegd zou worden en/of
- ervoor gezorgd dat hij, verdachte, op 11 april 2022, ten tijde van het plegen van
bovengenoemd strafbaar feit, niet in Kerkdriel of de directe omgeving aanwezig was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 11 april 2022 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere (diepe) steekwonden, nabij en/of in vitale organen en/of (slag)aderen en/of ernstige verwondingen aan het hoofd heeft toegebracht, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar gewond is geraakt en/of een (zeer) grote hoeveelheid bloed heeft verloren en/of (daardoor) in een comateuze toestand is geraakt en/of gebracht en ook, na de benodigde medische ingrepen, nog in deze comateuze toestand wordt gehouden,
immers heeft die [medeverdachte 1] ,
- die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en of puntig voorwerp, éénmaal of meerdere malen, met kracht, in de nek en/of de hals en/of de schouder en/of de rug en/of de borst gestoken en/of
- bovenop en/of voorovergebogen over die [slachtoffer] gezeten en/of
- ( daarbij) het hoofd van die [slachtoffer] éénmaal of meerdere malen, met kracht, op of tegen de grond geslagen/geduwd,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van l januari 2022 tot en met 11 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort en/of te Emmen en/of te Kerkdriel en/of te Ugchelen, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften en/of door verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
- het plan opgevat en/of besproken om die [slachtoffer] om het leven te brengen en/of
- die [medeverdachte 1] benaderd voor het uitvoeren van dat plan tot het om het leven brengen van die [slachtoffer] en/of
- die [medeverdachte 1] inlichtingen verschaft over de (actuele) verblijfplaats van die [slachtoffer] en/of
- die [medeverdachte 1] een geldbedrag van ongeveer 50.000 EURO, althans een (aanzienlijk) geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het feit gepleegd zou worden en/of
- ervoor gezorgd dat hij, verdachte, op 11 april 2022, ten tijde van het plegen van bovengenoemd strafbaar feit, niet in Kerkdriel of de directe omgeving aanwezig was;
Parketnummer 05/313353-22
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Westervoort en/of Druten en/of elders in Nederland,
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
te weten
een e-mailbericht d.d. 17 juni 2022 met als onderwerp [naam park] van [mailadres] aan [mailadres] – zijnde verdachtes werkmailadres -
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door zelf het genoemde e-mailbericht (zogenaamd) uit naam van [getuige 2] van het bedrijf [naam bedrijf 7] op te stellen en dit vervolgens naar zijn eigen werkmailadres te sturen,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Parketnummer 05/036932-23
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 22 november 2022 te Rheden,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht
in een bij een woning aan de [adres] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken] ),
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ,
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en (vervolgens) een fles met daarin een doek en/of papier en een brandbare vloeistof (vermoedelijk benzine) in aanraking te brengen met open vuur en/of (daarna) voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/of een naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde personenauto (Volkswagen Golf), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode tussen 1 november 2022 en 22 november 2022, te Grave, in elk geval in Nederland, door giften, beloften en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] , al dan niet door tussenkomst van een medegedetineerde [naam 2] , een geldbedrag van tussen 300 en 500 EURO, althans een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het feit gepleegd zou worden.
2a. Overwegingen ten aanzien van de rechtmatigheid van het bewijs
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie de rechtbank en de verdediging op belangrijke punten onjuist heeft geïnformeerd. Zo is [getuige] (hierna: [getuige] ), een potentiële verdachte, als ware een burgerinfiltrant ingezet en is door de politie op de zaak betrekking hebbende informatie aan haar verstrekt. Voorts zijn de rechtbank en de verdediging niet geïnformeerd over mogelijke toezeggingen die aan [getuige] zijn gedaan of mogelijke afspraken die met haar zijn gemaakt om niet als verdachte te worden aangemerkt in ruil voor bepaalde inspanningen. Hierdoor kan niet worden beoordeeld of aan de wettelijke voorschriften is voldaan rondom de inzet van [getuige] om informatie bij medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) te vergaren. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben verder de verbaliseringsplicht als bedoeld in artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) geschonden en onvoldoende transparantie betracht bij het verbaliseren.
De voornoemde punten leveren zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien een schending op van de beginselen van een behoorlijke procesorde en van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Bovendien is sprake van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. Verdachte is door de geschetste handelswijze daadwerkelijk in zijn verdediging geschaad. De verklaringen van [getuige] en de daarmee samenhangende tapgesprekken moeten daarom van het bewijs worden uitgesloten.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat geen sprake is van een concreet vormverzuim, dan is van belang dat de verklaring van [getuige] en de tapgesprekken op zeer dubieuze wijze tot stand zijn gekomen. [getuige] is door de politie gevoed met informatie en had een motief om naar een ander te wijzen. Wanneer de rechtbank van oordeel is dat [getuige] bij de rechter-commissaris niet conform de waarheid heeft verklaard over de gang van zaken tijdens het verhoor, moet dit tot de conclusie leiden dat zij een onbetrouwbare getuige is, zodat haar verklaringen en de tapgesprekken ook dan niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat geen sprake is geweest van sturing door de politie. Er zijn geen concrete afspraken gemaakt met [getuige] . De politie heeft enkel aangegeven dat [getuige] vragen kon stellen op het moment dat zij [medeverdachte 1] zou spreken. Verder is geverbaliseerd welke informatie aan [getuige] is gegeven. [getuige] is niet ingezet als burgerinfiltrant. Op het moment dat zij wist dat alle telefoongesprekken getapt werden en het eerste telefoongesprek met [medeverdachte 1] plaatsvond, stelde [getuige] nauwelijks vragen. [medeverdachte 1] begon uit zichzelf uitgebreid te verklaren. [getuige] was bovendien geen verdachte. Het leek erop dat zij niet geloofde dat [medeverdachte 1] ook echt zou gaan doen wat hij vertelde. Er zijn geen afspraken met haar gemaakt, dus heeft het Openbaar Ministerie ook niets achtergehouden. Verder volgt uit het proces-verbaal van verhoor van [getuige] bij de rechter-commissaris niet dat het de politie was die de opnameknop indrukte. [getuige] heeft enkel verklaard dat de knop uit ging. Uit het proces-verbaal van het betreffende verhoor bij de politie volgt dat [getuige] zelf naar de knop wees als zij een pauze wilde. Van enig vormverzuim is geen sprake, zodat de verweren moeten worden verworpen.
De officier van justitie heeft verder gesteld dat [medeverdachte 1] niemand anders in zijn sociale omgeving had dan [getuige] . [medeverdachte 1] is open geweest naar [getuige] over waar hij mee bezig was. Daarbij heeft hij zich wel stoerder voorgedaan dan hij was. Bovendien heeft hij geprobeerd te rechtvaardigen wat er in Kerkdriel moest gebeuren door een verhaal te verzinnen over een echtpaar dat een meisje van 15 had verkracht totdat zij stierf. De verklaringen van [getuige] sluiten aan bij de inhoud van de tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en haar. [getuige] heeft enkel verklaard wat zij van [medeverdachte 1] heeft gehoord en begrepen. Haar verklaringen zijn betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de verweren van de verdediging (voornamelijk) zijn gestoeld op de verklaring die [getuige] op 22 maart 2023 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, zodat de rechtbank het van belang acht de inhoud van deze verklaring eerst te bespreken. In dit verhoor heeft [getuige] - onder andere en voor zover hier relevant - verklaard dat:
  • Zij nog enkele weken contact is blijven onderhouden met [medeverdachte 1] nadat hij gedetineerd was geraakt. Zij deed dit op aanraden van de politie, om veiligheidsredenen;
  • Zij ervan op de hoogte was dat de telefoongesprekken die zij met [medeverdachte 1] voerde werden getapt. Op aanraden van de recherche heeft zij de telefoontjes gepleegd en is haar gevraagd of zij bepaalde vragen wilde stellen. Zij begon de vragen te stellen en [medeverdachte 1] lichtte toen meteen zijn hele doopzeel. Aan het begin van het gesprek gaf [medeverdachte 1] aan: “we worden wel getapt”;
  • [medeverdachte 1] een keer belde met de telefoon van een medegedetineerde. Zij heeft dit toen gemeld bij de recherche;
  • Zij na het gesprek in haar huis met de politie wist dat de telefoongesprekken getapt werden. Zij dacht toen: dan ga ik ook alle vragen stellen die hem gaan belasten. Dit was na een paar gesprekken met [medeverdachte 1] . Zij was toen één of twee keer door de politie gehoord. Daarna is zij telefonische gesprekken gaan voeren en heeft zij [medeverdachte 1] bewust meer vragen gesteld. Zij is nooit bij hem in de penitentiaire inrichting in [verblijfplaats] geweest, alle gesprekken die zij met [medeverdachte 1] heeft gevoerd, vonden plaats via de telefoon;
  • Er niet echt afspraken zijn gemaakt met de politie. Het was meer van: ”mocht je hem spreken, stel hem dan wat vragen”. Zij was pislink op dat moment. De politie was binnengevallen en haar voordeur was kapot;
  • Zij [medeverdachte 1] nooit heeft geloofd. Als zij echt had geloofd dat [medeverdachte 1] iemand ging omleggen, had zij dit wel bij de politie gemeld. Zij had wel angst om in het onderzoek betrokken te worden en dacht: het is hij of ik. Zij is door de politie nooit als verdachte aangemerkt;
  • Zij wilde dat [medeverdachte 1] zichzelf zou belasten. Daarom stelde zij de vragen;
  • De recherche haar op 20 mei 2022, bij haar thuis, had verteld dat het slachtoffer de ex van [verdachte] was en dat het zou gaan om een afrekening in de relationele sfeer;
  • Op 20 mei 2022 door de recherche veel informatie werd gegeven. Toen kwam de recherche ook met het mes en met de naam van het slachtoffer. [getuige] kreeg informatie en er werden vragen gesteld. Regelmatig ging de opnameknop uit en kreeg zij informatie. Daarna ging het verhoor weer verder en ging de knop weer aan. [getuige] maakte zich een beetje zorgen en zei dan ook bewust “zoals ik net van jullie heb gehoord”. Dit om duidelijk te maken dat het informatie van de recherche was en omdat er anders gaten in haar verklaring zouden komen;
  • De recherche haar had verteld dat alle WhatsApp-gesprekken tussen haar en [medeverdachte 1] kwijt waren. Zij had zelf om een kopie gevraagd. Daar heeft de recherche over gelogen, omdat er wel WhatsApp-berichten in het dossier zijn opgenomen.
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben een proces-verbaal van bevindingen opgesteld met betrekking tot de gang van zaken rondom het verhoor van [getuige] op 20 mei 2022 (p. 2029 - 2032). In dit proces-verbaal hebben de verbalisanten onder andere het volgende gerelateerd:
  • Dat zij, nadat zij de opnameapparatuur en laptops hadden opgestart en hadden uitgelegd waarom zij [getuige] wilden horen, startten met het verhoor. Dit verhoor vond plaats in de woning van [getuige] ;
  • Dat zij zagen dat [getuige] na ongeveer 30 minuten geëmotioneerd raakte en aangaf een pauze te willen. Hierop hebben de verbalisanten aangegeven dat [getuige] op de pauzeknop van het mobiele opnameapparaat kon drukken. Zij zagen dat [getuige] in paniek was, dat zij haar handen voor haar gezicht hield en dat zij in tranen was. Zij gaf aan dat zij al twee keer had gelogen en dat zij zoveel wist maar dit uit angst niet durfde te vertellen. Verbalisant [verbalisant 6] gaf toen aan dat [getuige] als getuige werd gehoord en dat de mogelijkheid bestond dat zij op een later moment nog gehoord zou kunnen worden door de rechter-commissaris of de rechtbank. [getuige] gaf aan dat zij er helemaal niets mee te maken had, maar dat [medeverdachte 1] haar zo veel had verteld dat zij er nu wel bij betrokken was. [getuige] vroeg de verbalisanten hoe oud [medeverdachte 1] was, waarop verbalisant [verbalisant 6] aangaf dat hij 28 jaar oud was. Na ongeveer 7 minuten werd het verhoor hervat;
  • Dat bij de opmerking van de verbalisanten: “Wij zijn niet achterlijk” en het antwoord van [getuige] daarop: “Ik merk het. Hij verwacht niet dat jullie dat weten. Hij heeft alleen een opmerking via de telefoon gemaakt dat B was wel helemaal door de mangel gehaald” [getuige] naar de pauzeknop van het mobiele opnameapparaat wees en daarmee aangaf dat zij een pauze wilde. Daarmee hebben de verbalisanten ingestemd. [getuige] gaf vervolgens onder andere aan dat [medeverdachte 1] bij Defensie zou hebben gezeten en bij de commando’s zou hebben gediend. Hij zou in Afghanistan met dienstvrienden met het hoofd van een Talibanstrijder hebben gevoetbald en vervolgens eervol zijn ontslagen. [getuige] was bang dat zij het slachtoffer zou worden van [medeverdachte 1] . Zij vond het vreemd dat [medeverdachte 1] zijn dienstnummer niet kon noemen. Daarnaast bleek een vriend van [medeverdachte 1] geen dienstmaatje te zijn. [medeverdachte 1] kende deze vriend via een ex. Verbalisant [verbalisant 6] gaf daarop aan dat uit het onderzoek naar voren was gekomen dat [medeverdachte 1] geen achtergrond had bij Defensie. [getuige] gaf toen aan dat vrienden van [medeverdachte 1] aangaven dat hij alleen maar zou liegen;
  • Dat bij de vraag van de verbalisanten: “Had je dan niet verwacht dat hij gepakt zou worden?“ en het antwoord van [getuige] daarop: “Nee, hij had niet verwacht dat hij gepakt zou worden. En ik heb er gewoon niet bij na gedacht. Heel dom. Maar nu snap ik wel waarom hij zei: “Ach zal ik gezellig blijven slapen. We zijn allebei vrij morgen”. Ik dacht nog “Ah wat lief, nou wat leuk, wat gezellig.” [getuige] naar de pauzeknop van het mobiele opnameapparaat wees en daarmee aangaf dat zij een pauze wilde. De verbalisanten stemden hiermee in door te knikken. Tijdens de pauze gaf [getuige] aan dat zij zich zorgen maakte om haar veiligheid. Zij vroeg of zij in een getuigenbeschermingsprogramma kon. Verbalisant [verbalisant 6] gaf daarop aan dat dit afhankelijk was van de waarde van de informatie die zij gaf en dat dit overlegd zou moeten worden door de officier van justitie met andere afdelingen. [getuige] gaf daarop aan dat zij dan eerst met de billen bloot moest voordat er een inschatting kon worden gemaakt. Verbalisant [verbalisant 6] heeft daarop aan de coördinator van het onderzoek doorgegeven dat [getuige] zich ernstig zorgen maakte om haar veiligheid;
  • Dat de verbalisanten na het beëindigen van het verhoor aangaven dat zij de coördinator van het onderzoek nogmaals zouden wijzen op de zorgen van [getuige] over haar eigen veiligheid. [getuige] gaf toen aan dat zij er waarschijnlijk nog niet van af was en vroeg hoe zij hiermee om moest gaan en wat zij tegen [medeverdachte 1] moest zeggen. De verbalisanten gaven als antwoord dat zij dit in het midden lieten en dit aan [getuige] zelf was. Vervolgens namen zij afscheid van haar.
De rechtbank stelt vast dat in het proces-verbaal van het getuigenverhoor zelf (p. 2011-2026) melding wordt gemaakt van de pauzes die in het bovengenoemde proces-verbaal van bevindingen zijn beschreven (p. 2015 en p. 2021), met uitzondering van de laatste pauze. De rechtbank stelt met betrekking tot die laatste pauze vast dat de eerstvolgende vraag/opmerking van de verbalisanten na de pauze: “Wat ik zo uit jouw verhaal proef, is dat jij echt bang bent.” aansluit bij hetgeen volgens het proces-verbaal van bevindingen in die pauze is besproken (p. 2031).
Verder is [getuige] op 12 april 2022, na de aanhouding van [medeverdachte 1] , in haar woning als getuige gehoord (p. 2002-2009) en is zij op 30 juni 2022 nogmaals als getuige gehoord op het politiebureau (p. 2040-2052). Haar verklaring bij de rechter-commissaris, waarop de verdediging haar verweren baseert, ziet evenwel specifiek op het verhoor van 20 mei 2022, bij haar thuis.
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat de politie de gang van zaken ten tijde van het verhoor op 20 mei 2022 door de politie in het proces-verbaal van het getuigenverhoor, maar ook in een apart proces-verbaal van bevindingen heeft uitgewerkt. Uit deze stukken komt duidelijk naar voren welke informatie door de politie aan [getuige] is gegeven. [getuige] heeft bij de rechter-commissaris onder andere verklaard dat de politie haar informatie gaf over het mes en over het slachtoffer. Dit blijkt ook uit het proces-verbaal van het getuigenverhoor. De momenten waarop de opnameknop werd ingedrukt zijn ook vastgelegd, maar dan in een apart proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank heeft geen aanleiding te veronderstellen dat de politie [getuige] van meer informatie heeft voorzien dan hetgeen in de processen-verbaal is verantwoord. De verklaring van [getuige] sluit op belangrijke punten aan op hetgeen de politie in de processen-verbaal van bevindingen heeft gerelateerd. Van een schending van de verbaliseringsplicht als bedoeld in artikel 152 Sv of van het betrachten van onvoldoende transparantie, zoals door de verdediging is bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
Dat [getuige] telefoongesprekken heeft gevoerd met [medeverdachte 1] , wetende dat deze gesprekken werden getapt, staat niet ter discussie. [getuige] heeft wisselend verklaard over de rol die de politie hierbij heeft gespeeld. Zo heeft zij ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat zij op aanraden van de recherche de telefoontjes heeft gepleegd en dat haar zou zijn gevraagd bepaalde vragen te stellen, maar heeft zij anderzijds verklaard dat zij - toen zij hoorde dat alle telefoongesprekken getapt werden - zelf dacht: dan ga ik ook alle vragen stellen die hem gaan belasten. Zij heeft [medeverdachte 1] toen bewust meer vragen gesteld, omdat zij wilde dat hij zichzelf zou belasten. Daarnaast heeft zij verklaard dat er niet echt afspraken met de politie zijn gemaakt, maar dat enkel werd aangegeven: “mocht je hem spreken, stel hem dan wat vragen”. De rechtbank stelt vast dat [getuige] niet heeft aangegeven welke concrete vragen zij van de recherche aan [medeverdachte 1] moest stellen, noch blijkt uit de inhoud van het dossier dat haar is gevraagd bepaalde vragen te stellen. De politie heeft enkel gerelateerd dat het aan [getuige] was hoe zij om zou gaan met de telefoongesprekken. Daarbij merkt de rechtbank op dat [getuige] in haar getuigenverhoor van 30 juni 2022 heeft verklaard: “Dit was na het gesprek met jullie waarin we hadden afgesproken dat ik mooi weer zou blijven spelen en ik had zoiets van nou ik ga hem nu ook uithoren” (p. 2049).
De rechtbank stelt vast dat zij in beginsel uitgaat van hetgeen de politie op ambtseed of ambtsbelofte heeft gerelateerd, maar zelfs als zij uitgaat van de verklaring van [getuige] , inhoudende dat de recherche haar heeft geadviseerd vragen te stellen aan [medeverdachte 1] , maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet dat hierdoor bepaalde strafvorderlijke waarborgen in acht hadden moeten worden genomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bijstand door burgers aan de opsporing is geregeld in Boek I, titel VA, Sv.
De raadsvrouw heeft bepleit dat [getuige] is ingezet ‘als ware een burgerinfiltrant’. De inzet van een burgerinfiltrant is geregeld in artikel 126w Sv. Het gaat hierbij om een persoon die geen opsporingsambtenaar is met wie wordt overeengekomen dat deze bijstand verleent aan de opsporing door deel te nemen aan of medewerking te verlenen aan een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed dat er misdrijven worden beraamd of gepleegd. Een dergelijk geval doet zich naar het oordeel van de rechtbank hier niet voor. Het enkel voeren van telefoongesprekken, nota bene op initiatief van [medeverdachte 1] zelf, wetende dat de inhoud van de telefoongesprekken wordt getapt, levert naar het oordeel van de rechtbank geen deelnemen aan of medewerking verlenen aan een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed dat er misdrijven worden beraamd of gepleegd op. [getuige] is dus niet ingezet als burgerinfiltrant, waardoor artikel 126w Sv (maar ook artikel 126x Sv) niet van toepassing is. Verder overweegt de rechtbank ambtshalve dat ook artikel 126v Sv niet van toepassing is. Daarvoor is namelijk vereist dat een persoon die geen opsporingsambtenaar is bijstand verleent aan de opsporing door stelselmatig informatie in te winnen omtrent een verdachte, onderscheidenlijk een persoon ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat dat deze is betrokken bij het in het georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven. Van het stelselmatig inwinnen van informatie is sprake wanneer het vooraf de bedoeling is een min of meer volledig beeld te krijgen van bepaalde aspecten van iemands leven. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
[getuige] heeft grotendeels op eigen initiatief informatie ingewonnen bij [medeverdachte 1] door telefoongesprekken met hem te voeren, wetende dat deze getapt werden. Het was daarbij [medeverdachte 1] die contact opnam met [getuige] , en niet andersom. Uit de inhoud van de tapgesprekken tussen [getuige] en [medeverdachte 1] komt naar voren dat [getuige] niet of nauwelijks (sturende) vragen aan [medeverdachte 1] heeft gesteld. Het is [medeverdachte 1] die op meerdere momenten op eigen initiatief zijn verhaal heeft gedaan. Deze gedragingen van [getuige] leveren geen inbreuk van het Openbaar Ministerie op de persoonlijke levenssfeer van [medeverdachte 1] op. Een wettelijke grondslag is daarvoor dus ook niet vereist. Van de inzet van enige bijzondere opsporingsbevoegdheid is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, en daardoor evenmin van enig vormverzuim.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat er aanleiding is te veronderstellen dat aan [getuige] door de politie of door het Openbaar Ministerie toezeggingen zijn gedaan dat zij niet als verdachte zou worden aangemerkt als zij belastend zou verklaren, volgt de rechtbank de verdediging daarin niet. Hiervoor is in de stukken geen enkele aanleiding te vinden. Bovendien heeft de officier van justitie toegelicht dat en waarom [getuige] niet als verdachte is aangemerkt. Ook [getuige] heeft ontkend dat er concrete afspraken zijn gemaakt.
Van een vormverzuim, schending van de beginselen van een goede procesorde of schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM is, gelet op het voorgaande, geen sprake. De verweren van de verdediging worden daarom verworpen.
Uit hetgeen de rechtbank in het voorgaande heeft vastgesteld, blijkt dat de verklaring bij de rechter-commissaris van [getuige] over de gang van zaken ten tijde van de verhoren door de politie op belangrijke punten overeenkomt met hetgeen de politie daarover heeft gerelateerd. De rechtbank volgt de verdediging dan ook niet in het standpunt dat - nu de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is van enig vormverzuim - [getuige] een leugenachtige verklaring bij de rechter-commissaris zou hebben afgelegd, wat haar een onbetrouwbare getuige zou maken.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [getuige] , evenals de tapgesprekken tussen haar en [medeverdachte 1] , bruikbaar zijn voor het bewijs.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Parketnummer 05/130756-22 [1]
De rechtbank zal met het oog op de overzichtelijkheid van het vonnis eerst het onder 10 ten laste gelegde bespreken. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 10
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 april 2022 om 18.57 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om te gaan naar de [adres] . Zij arriveerden daar om 19.08 uur. Op dit adres is recreatiepark Europarcs gevestigd. Ter plaatse bleek het te gaan om een steekpartij bij het vakantiehuisje met nummer [(huis)nummer] . Aan de linker achterzijde van dit huisje was een verhoogd, verhard terras aangelegd. De schuifbare tuindeuren stonden open. Op het terras lag een vrouw op haar linkerzij op de grond. Overal lag bloed. De kleding van het slachtoffer was doordrenkt met bloed. Naast het slachtoffer lag een mes met een zwart handvat en een lemmet dat vol bloed zat. Het slachtoffer was niet aanspreekbaar. Toen het slachtoffer in het inmiddels gearriveerde ambulancevoertuig was geplaatst, waren op de plek waar het slachtoffer had gelegen grote plekken bloed zichtbaar. [2]
Op 19 april 2022 heeft verbalisant [verbalisant 3] in een kamer op de afdeling Traumatologie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht forensisch onderzoek verricht aan het lichaam van het slachtoffer, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Hierbij nam de verbalisant het volgende waar:
  • Twee letsels in de wijsvinger van de rechterhand;
  • Een letsel in de middelvinger van de rechterhand;
  • Een letsel in de ringvinger van de rechterhand;
  • Dat vrijwel de gehele linkerarm van [slachtoffer] in het gips zat;
  • Twee gehechte letsels in de achterzijde van de linker bovenarm, net boven het gips en dichtbij de oksel;
  • Een letsel in de rechterzijde van de hals en op de borst. Dit letsel had een y-vorm en was langer dan 15 centimeter. Het letsel was met meer dan 35 hechtingen gehecht;
  • Meerdere huidbeschadigingen in de hals aan de rechter voorzijde;
  • Een gehecht letsel in de rechterzijde van de nek;
  • Twee gehechte letsels in de rug ter hoogte van het rechter schouderblad;
  • Een gehecht letsel in de linkerborst;
  • Een letsel in het midden van de borst;
  • Meerdere onderhuidse letsels in de rechterzij;
  • Drie letsels op het rechter bovenbeen;
  • Twee letsels op het rechter scheenbeen;
  • Een letsel op het linker bovenbeen;
  • Twee letsels op het linker scheenbeen.
Met behulp van forensisch licht met een golflengte van 435 nanometer en een bijbehorende bril zag de verbalisant onderhuidse verkleuringen van de huid in de hals. Deze verkleuringen bevonden zich aan de voorzijde en aan de zijkanten van de hals. De verbalisant hoorde dat de aanwezige forensisch arts, [arts 1] , deze verkleuringen ook zag. Deze waarnemingen geven een aanwijzing voor onderhuidse bloedingen op deze locaties. [3]
Op 19 april 2022 hebben [arts 2] , forensisch arts in opleiding, en [arts 1] , forensisch arts KNMG, lichamelijk letselonderzoek verricht aan het lichaam van [slachtoffer] . Hiervan is een letselrapportage opgemaakt. Hierbij zijn – samengevat – de volgende uitwendige letsels vastgesteld:
  • Medisch behandelde steekwonden in de hals, nek, borsten, schouder, rug en linkerarm;
  • Steekwonden dan wel gecombineerde steek-/snijwonden op de borst en benen;
  • Onderhuidse verkleuringen op de borst, buik en heup;
  • Kraswonden op de hals en het been;
  • Huidbeschadigingen op de beide benen;
  • Afweerletsel op de rechterhand en
  • Gips om de linkerarm.
Verder zijn – samengevat – de volgende inwendige letsels vastgesteld:
  • Letsel van de luchtpijp rechts waarvoor operatief herstel heeft plaatsgevonden;
  • Letsel van de wervelslagader in de hals rechts waarvoor operatief herstel heeft plaatsgevonden;
  • Klaplongen links en rechts waarvoor tijdelijk slangen in de longen zijn geplaatst;
  • Uitval van de linkerhand op basis van letsel van de grote zenuw van de linker bovenarm waarvoor operatief herstel heeft plaatsgevonden en
  • Letsel van de elfde hersenzenuw waarvoor mogelijk nog operatief herstel volgt.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 11 april 2022 met [slachtoffer] aanwezig was in de vakantiewoning. [5] Verder heeft hij verklaard dat hij in een worsteling is geraakt met [slachtoffer] . In die worsteling is zij gewond geraakt. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde. Uit niets blijkt dat sprake is geweest van uitlokking door verdachte. De verklaringen van [getuige] zijn
de audituen bovendien onbetrouwbaar, zodat deze niet kunnen bijdragen tot het bewijs. Bovendien is het door het Openbaar Ministerie geschetste motief voor de vermeende opdracht niet aannemelijk geworden.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 11 april 2022 boodschappen was gaan doen in een dorpje in de buurt van Kerkdriel. In de tussentijd werd zij gebeld door haar man [verdachte] (hierna: verdachte) die aangaf dat de man met wie hij die ochtend ruzie had, [medeverdachte 1] , langs zou komen om deze ruzie uit te praten. Verdachte vroeg of het goed was als [medeverdachte 1] mee zou eten. [slachtoffer] vond dit geen probleem, maar gaf aan niet met [medeverdachte 1] alleen te willen zijn. Later belde verdachte opnieuw, om aan te geven dat hij om 18.30 uur had afgesproken met [medeverdachte 1] , maar dat hij dit niet zou gaan halen. [slachtoffer] gaf toen aan dat verdachte [medeverdachte 1] moest bellen om aan te geven dat hij rond 20.00 uur moest komen. Toen [slachtoffer] terugreed naar het vakantiepark en haar auto had geparkeerd, zag zij [medeverdachte 1] weer. Zij stuurde verdachte toen meteen een WhatsApp-bericht om aan te geven dat [medeverdachte 1] er weer was. [7] Toen zij uit haar auto stapte, stond [medeverdachte 1] ernaast. Hij pakte haar tas en liep samen met haar naar het vakantiehuisje. Buiten het vakantiehuisje rookten zij samen. [medeverdachte 1] zei, toen de sigaret van [slachtoffer] op was, dat hij graag met [slachtoffer] wilde kijken hoe het huisje er uitzag. Hij vroeg [slachtoffer] om hem de badkamer te laten zien. [slachtoffer] gaf aan dat hij deze zelf kon gaan bekijken. [medeverdachte 1] vroeg toen opnieuw of [slachtoffer] de badkamer wilde laten zien. Zij deed toen heel snel de deur open en weer dicht en liep meteen terug. [slachtoffer] voelde [medeverdachte 1] dicht achter zich en werd zenuwachtig. Zij vroeg of [medeverdachte 1] iets wilde drinken. [medeverdachte 1] pakte Red Bull uit de koelkast. [slachtoffer] pakte nog twee paracetamol voor [medeverdachte 1] , omdat hij bleef aangeven dat hij last had van zijn rug. Zij gingen toen naar het terras van het vakantiehuisje. [slachtoffer] gaf aan dat zij verdachte wilde appen. Zij bukte om haar telefoon te pakken. Haar gezicht was toen gericht in de richting van de golfbaan. Haar rug was naar het vakantiehuisje gericht. Zij voelde toen drie keer een scherpe pijn aan haar rug, haar schouder en haar nek. Zij werd van achteren aangevallen. Zij draaide haar hoofd naar rechts en werd toen nog meerdere keren gestoken. [medeverdachte 1] dook vervolgens op haar en kneep heel hard in haar keel. Dit deed hij met één hand, terwijl hij met zijn andere hand het mes vasthield. Hij hield het mes boven haar hoofd en keek haar strak in haar ogen. [slachtoffer] probeerde zich te verweren met haar linkerhand. Hiermee probeerde zij het mes tegen te houden. Zij lag op dat moment met veel pijn op haar rug op de grond. Haar rechterarm lag plat op de grond. Op enig moment zag [slachtoffer] iemand bij het andere vakantiehuisje. Zij hoorde toen veel lawaai en zag het mes vallen. [medeverdachte 1] liet toen los en ging weg. [8]
Forensisch arts in opleiding [arts 2] en forensisch arts KNMG [arts 1] hebben in hun letselrapportage van 19 april 2022 onderzoek gedaan naar de mate waarin het geconstateerde letsel past bij de gemelde toedracht. Dit wordt uitgedrukt in de categorieën ‘zeer goed’, ‘goed’, ‘mogelijk’, ‘niet goed’ en ‘niet’. De gemelde toedracht luidt: “Betrokkene zou op 11 april 2022 begin van de avond door een vage kennis van vriend met een mes zijn aangevallen vanaf de achterzijde. Zou meerdere keren zijn gestoken onder andere in de rug en nek. Later zou ze op de grond gelegen hebben met verdachte boven op haar. Hij zou haar bij de keel hebben gegrepen. Zou zichzelf hebben afgeweerd met handen. Nadien is hij weggegaan nadat buren alarm hebben geslagen”. De samenvattende conclusie van de artsen luidt dat de gemelde toedracht zeer goed past bij het geconstateerde letsel. [9]
De rechtbank stelt vast dat de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels passen bij haar verklaring. Zo is bij haar onder andere een gehecht letsel in de rechterzijde van de nek geconstateerd, maar zijn er ook twee gehechte letsels in de rug ter hoogte van het rechter schouderblad geconstateerd. Daarnaast zijn er twee gehechte letsels in de achterzijde van de linker bovenarm geconstateerd. Dit alles is passend bij het van achteren aangevallen worden, zoals door [slachtoffer] is verklaard. Daarnaast is een groot aantal steekletsels vastgesteld aan haar hals, nek, borst en benen en was sprake van afweerletsel op de rechterhand. Dit is passend bij het verder op [slachtoffer] insteken op het moment dat zij was omgedraaid en op het moment dat zij op haar rug op de grond lag. Bovendien zijn er onderhuidse verkleuringen geconstateerd aan de voorzijde en aan de zijkanten van de hals van [slachtoffer] , wat past bij het dichtknijpen van haar keel. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] .
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] met een mes van achteren heeft aangevallen door haar meermalen te steken. Toen [slachtoffer] zich daarop omdraaide, heeft [medeverdachte 1] haar nog vaker gestoken. Hierdoor heeft zij een grote hoeveelheid steekletsels opgelopen aan meerdere (vitale) delen van haar lichaam, waaronder een groot letsel in haar hals en op haar borst. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] de keel van [slachtoffer] dichtgeknepen, nadat zij ten val was gekomen en hij bovenop haar was gaan zitten en over haar heen hing. [slachtoffer] heeft veel bloed verloren en operatief ingrijpen was vereist. Gelet op de plekken waar [slachtoffer] is gestoken en de grote hoeveelheid uitwendige, maar ook inwendige, verwondingen, was het letsel zonder meer potentieel dodelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van [medeverdachte 1] naar hun uiterlijke verschijningsvorm redelijkerwijs niet anders worden opgevat dan als handelingen gericht op het doden van [slachtoffer] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat zich in het bovenlichaam en in de hals vitale organen bevinden, waaronder diverse slagaders. Wanneer deze organen door een messteek worden geraakt, kan dit leiden tot de dood. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] veelvuldig met een mes in het bovenlichaam gestoken, hetgeen voornoemd risico op fatale gevolgen vergroot. Bovendien was er bij [slachtoffer] daadwerkelijk letsel aan de wervelslagader in de hals. [medeverdachte 1] had dan ook vol opzet op het doden van [slachtoffer] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven.
Voorbedachte raad
Vervolgens dient de rechtbank vast te stellen of [medeverdachte 1] met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om, in dit geval, [slachtoffer] te doden en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
[getuige] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] op maandagavond 11 april 2022 rond 21.45 uur bij haar thuis aankwam. Hij vertelde dat hij in Kerkdriel was geweest en dat daar iets was misgegaan. Hij was op een vakantiepark bij iemand naar binnen gegaan. Daar had hij ruzie gekregen en was hij in gevecht gekomen, waarbij zij buiten het vakantiehuisje waren beland. Andere mensen in andere vakantiehuisjes zaten buiten en hadden dat gezien. Toen is [medeverdachte 1] er vandoor gegaan. De ruzie ging over een opdracht die [medeverdachte 1] had gekregen van ‘ [verdachte] ’. Hij moest een dame laten slapen. Op het moment dat [medeverdachte 1] gedetineerd was, belde hij met [getuige] . Hij vroeg haar een nieuwe wallet aan te maken en een mail te sturen aan ‘ [verdachte] ’ over een betaling. Daarbij dicteerde [medeverdachte 1] wat [getuige] moest typen. [getuige] heeft het briefje waarop zij de tekst van de e-mail had geschreven die [medeverdachte 1] had gedicteerd aan de politie overhandigd. Deze e-mail moest worden verzonden aan verdachte. Van verdachte had [medeverdachte 1] vernomen bij welk vakantiehuisje hij moest zijn. Voor het laten slapen zou hij € 50.000,- ontvangen. Toen [medeverdachte 1] bij [getuige] aankwam, ging hij meteen zoeken op het internet. Daar las hij dat het slachtoffer niet overleden was. Hij zei toen: “Ik snap het niet. Ik heb wel 9 keer dat mes in haar strot gedouwd. En ik heb gezorgd dat er golven bloed over mijn handen liepen”. [10]
De politie heeft de envelop waarop [getuige] het door [medeverdachte 1] aan haar gedicteerde e-mailbericht had geschreven in beslag genomen. [11]
[getuige] heeft verder verklaard dat [medeverdachte 1] haar op maandagavond 11 april 2022 een Bitcoin wallet stuurde. Hierop zou het geld voor de opdracht betaald worden. Diezelfde dag had [medeverdachte 1] via WhatsApp een spraakbericht ingesproken en aan [getuige] verstuurd waarin hij had aangegeven door te rijden naar Kerkdriel, omdat hij een ‘GO’ had. [12]
De telefoon van [getuige] is door de politie onderzocht. Op deze telefoon zijn tekstberichten en spraakberichten aangetroffen die via WhatsApp zijn ontvangen. In de spraakberichten is de stem van [medeverdachte 1] herkend. Verder stond de verzender van de berichten in de telefoon van [getuige] opgeslagen als ‘ [medeverdachte 1] ’. Hierbij zijn onder andere de volgende (spraak)berichten aangetroffen:
- Op 10 april 2022 om 15.25 uur zegt [medeverdachte 1] : “Ik had nog een biertje in de auto liggen en die heb ik lekker op uh, lekker losgetrokken, happa! Nou en dan morgen is het helemaal feest dan ken ik alles, dan ken ik in een keer achter mekaar regelen. Enuh [verdachte] zei ook van je, als je nou iets van een Polootje inderdaad koopt he, beetje van een degelijk wagentje of een Ford Fiesta of een Focusje weet ik veel wat. Niet al teee, te oud. Dan valt het ook minder op als ik nog een keer een opdracht doe, das wel zo. weet je wel, of een Vectra zei die, Insignia. Hejeu daarnaast gewoon die Mercedes, die moet ik gewoon hebben!” [13] ;
- Op 10 april 2022 om 15.26 uur zegt [medeverdachte 1] : “Jaaa hij betaalt me toch vijftigduizend euro extra. Ja, dan kan er wel eenuh eenuuuh ja kunnen er wel eigenlijk twee wat nieuwere Polootjes vanaf” [14] ;
  • Op 11 april 2022 om 11.00 stuurt [medeverdachte 1] : “Straks [verdachte] ”;
  • Op 11 april 2022 om 14.34 uur stuurt [medeverdachte 1] : “Ik rij door naar Kerkdriel. Ik heb een GO”;
  • Op 11 april 2022 om 16.47 uur stuurt [medeverdachte 1] een foto van een geel briefje met daarop 12 verschillende woorden (dit betreft een code waarmee toegang kan worden verkregen tot de Trust Wallet
- Op 11 april 2022 om 17.00 uur stuurt [medeverdachte 1] een foto van een QR-code van een Trust Wallet door en daarna het bericht “Trust wallet”. [16]
Door de politie zijn de telefoongesprekken die door [medeverdachte 1] vanuit de penitentiaire inrichting met [getuige] zijn gevoerd getapt en uitgeluisterd. Hierbij hebben - onder andere en voor zover hier relevant - de navolgende gesprekken plaatsgevonden.
15 mei 2022 om 11.09 uur
“ [medeverdachte 1] : Ja, want ik had je toch verteld toen ik dat tuintje ging snoeien over twee onkruid bollen
[getuige] : Ja
[medeverdachte 1] : Ja, nou die ene die hebben ze geprobeerd euh ook naar mij toe te schuiven maar daar is geen bewijs voor
[getuige] : Ok, chill chill
[medeverdachte 1] : Dus, dus gaat nu alleen nog maar om die om die vrouw
[getuige] : Ok nou
[medeverdachte 1] : Ja
[getuige] : Ok
[medeverdachte 1] : Dus, maar ja klopt ook dat die mij mij heeft aangevallen dus
[getuige] : Ja, das wel waar
[medeverdachte 1] : Dus
[getuige] : Mmmmm
[medeverdachte 1] : Ja he
[getuige] : Mmmm jeetje jeetje
[medeverdachte 1] : Dus voior de rest moet ik zeggen het gaat wel. Hoe is met jou.” [17]
17 mei 2022 om 14.00 uur
“ [medeverdachte 1] Nee, nee zeker niet, zeker niet, maar goed weet je ik heb uhm, heb jij toevallig pen en papier doe ik dat eerst effe
[getuige] ja wacht effe ga ik dat effe pakken
[medeverdachte 1] ow heb je trouwens ow je.. die telio app zelf he, die werkte niet he
[getuige] jawel hoor die heb ik
[medeverdachte 1] zei je
[getuige] daar kan ik zo geld voor je op zetten
[medeverdachte 1] ja, Oke heb je pen en papier
[getuige] wacht effe, pen
[medeverdachte 1] ow
[getuige] pen pen pen, yes
[medeverdachte 1] want ik heb eenmalig effe iets want iemand die hier binnen mij gematst heeft met iets wat buiten moest gebeuren
[getuige] ja
[medeverdachte 1] Uhm dat kan ook gewoon via die Telio app gewoon
[getuige] Ja
[medeverdachte 1] uhm effe kijken, klein momentje hoor, ff vragen (je hoort [medeverdachte 1] aan iemand vragen wat zijn telio nummer is en zegt dat is het onderste he, oke, en zegt komt goed, top) dat is hoe heet dat 20 euro op het nummer via de telio app uhhh en dat is het nummer 33
[getuige] 33
[medeverdachte 1] 75
[getuige] 75
[medeverdachte 1] 70
[getuige] 70
[medeverdachte 1] 85
[getuige] 85, dat is dus van iemand anders dan van jou
[medeverdachte 1] ja ja dat klopt dat is eenmalig
[getuige] ja is prima
[medeverdachte 1] uhm en verder ja als bij mij bijvoorbeeld 5 tientjes, 4 tientjes nog erop kan gooien is dat goed
[getuige] tuurlijk, tuurlijk
[medeverdachte 1] en uhhh
[getuige] wat was jou nummer ook alweer
[medeverdachte 1] effe kijken, uhh dat is 864
[getuige] 864
[medeverdachte 1] 55
[getuige] 55
[medeverdachte 1] 68
[getuige] 68, perfect uhm ik moet zo toch even lopen met muis dan loop ik langs die dingen, dan staat het er met een half uurtje erop als het goed is.
[medeverdachte 1] ja, dat is helemaal top hoor schat, gen haast uhh effe kijken hoor ow ja, nou nog effen een mailadres voor jou spellen he
[getuige] ja ja
[medeverdachte 1] uhm [verdachte]
[getuige] ja
[medeverdachte 1] @
[getuige] ja
[medeverdachte 1] [verdachte]
[getuige] van
[medeverdachte 1] [verdachte]
[getuige] dong
[medeverdachte 1] [verdachte]
[getuige] en
[medeverdachte 1] mail
[getuige] mail
[medeverdachte 1] ja aan mekaar vast nog .com
[getuige] oke, ja
[medeverdachte 1] uhhh mocht je daar, mocht die een foutmelding geven, kan je op [naam bedrijf 3]
[getuige]
[medeverdachte 1] kan je gewoon het normale mailadres in infomail vinden
[getuige] uh ja, uhh wat is nou wijs, want ik heb nog niks aangemaakt, maar uhh
[medeverdachte 1] nee wacht even totdat je wat aangemaakt heb op een uhh, maar dan moet je wel even, als je wil, heb er over nagedacht, ik wist dat je dat ging vragen
[getuige] ja
[medeverdachte 1] uhh als je slim ben doe je je wifi uit
[getuige] ja
[medeverdachte 1] überhaupt als je dit mailt he, doe je de wifi uit
[getuige] ja
[medeverdachte 1] VPN aan
[getuige] ja
[medeverdachte 1] of als je nog slimmer bent ga je bv bij de Albert Heijn staan, pak je de wifi van de AH
[getuige] oke oke kan ik dat straks wel even doen
[medeverdachte 1] ja en dan log je daarna na het verzenden log je uit
[getuige] ja
[medeverdachte 1] in die mail
[getuige] ja
[medeverdachte 1] en dan kijk je bv met boodschappen ofzo kijk je gewoon effe in de mail en dan kan je dus ook op, als je een account heb aangemaakt kan je daarin kijken
[getuige] oke dus de mail niet checken op de wifi
[medeverdachte 1] uhh nee gewoon niet thuis
[getuige] oke, perfect nou moet ik zelf een mailadres aanmaken is het uh voor de tegen ontvanger misschien handig als daar bijvoorbeeld iets van difsek(fon) tussen staat. Dat die dat wat beter begrijpt of niet
[medeverdachte 1] nee dat maakt niet uit want ik ga jou een mailt effe op oplezen en als je dan pen en papier hebt
[getuige] yup
[medeverdachte 1] en dat is best wel, tis best wel geen hele lange maar ook geen hele korte
[getuige] nou kom maar door
[medeverdachte 1] Beste Heer Wij betreuren dat de losstaande levering van 50D. aan warmte camera's breuk heeft opgelopen. Wij nemen deze levering gratis zsm voor onze rekening ( [medeverdachte 1] zegt: is niet wat je denk, maar zo moet het er effe in komen. [getuige] zegt: nee nee nee) Wel willen wij vragen om naar uw woord de eerste correcte levering ter waarde van 150D. aan warmte camera's te voldoen op bijgevoegde D.code
[medeverdachte 1] dan doe je tussen haakjes zie bijlage, ja want het makkelijkste is als je van die uhh he zoals je die ene foto daar een screenshots van heb en het gewoon bijvoegt
[getuige] ja van de nieuwe he
[medeverdachte 1] ja van de nieuwe want dan weet je zeker dat dat die niet de verkeerde pakt, of dat die of verkeerd staat.
[getuige] ja ik moet hem die QR code, uh code moet ik hem sturen
[medeverdachte 1] Ja want daar staat ook de code gewoon onder nog uhh in cijfers en letters
[getuige] ja klopt klopt
[medeverdachte 1] ja das het beste
[getuige] want die van jou heb ik even opgestart of die het nog deed, en of dat inderdaad zo werkte en dat werkt dus dat is perfect
[medeverdachte 1] ja
[getuige] oke
[medeverdachte 1] ja ja en dan uhh Of ons bekende rekeningnummer want dat uhh daar kijken ze toch niet meer naar. Dit zodat wij de tweede levering en meerdere voortaan professioneel kunnen laten verlopen en gemaakte kosten kunnen drukken, kunnen dekken mag ook.
[getuige] kunnen dekken, yes
[medeverdachte 1] Wij zien dit bedrag graag zsm tegemoet, Hoogachtend administratie [naam bedrijf 8]
[getuige] en dan [naam bedrijf 8] erachter?
[medeverdachte 1] nee, nee, nee, gewoon zo laten” [18]
De tekst van het door [medeverdachte 1] in dit telefoongesprek gedicteerde e-mailbericht komt overeen met de tekst die door [getuige] op de envelop was geschreven die zij aan de politie heeft overhandigd. [19]
Verdachte is eigenaar van [naam bedrijf 3] . [20]
22 mei 2022 om 10.27 uur
“ [getuige] oke oke maar heb je ook contact met hem
[medeverdachte 1] nee
[getuige] ow dat kan eens niet
[medeverdachte 1] nee, nee dr worden, er wordt gecheckt naar welke nummers ik bel
[getuige] ow echt waar
[medeverdachte 1] ja tuurlijk, jaa dit loopt allemaal via Amsterdam een tap
[getuige] via een tap?
[medeverdachte 1] jaa
[getuige] dus wat wij bespreken dat horen hun ook?
[medeverdachte 1] Ja dat horen hun ook, daarom weetje kan ik alleen vertellen over werk enzo
[getuige] ja, oke, oke dan uhh
[medeverdachte 1] dus ja
[getuige] dan was misschien dat mailtje wat je de vorige keer dat je dicteerde niet zo slim
[medeverdachte 1] nee hoor, maak niet uit, nee hoor dat was juist voor fake(fon) he
[getuige] oke
[medeverdachte 1] dus dat maakt het allemaal niet zoveel uit hoor, ze gaan niet lopen, lopen spitten naar opdrachtgevers en dan nog een keer contact leggen voor getuigenverklaring ofzo
[getuige] ja
[medeverdachte 1] dat doen ze niet
[getuige] oke
[medeverdachte 1] dat maakt allemaal niet uit
[getuige] nou netjes
[medeverdachte 1] dus dit op deze manier kan dat allemaal” [21]
5 juni 2022 om 9.46 uur
“ [medeverdachte 1] Na ja weet je wat het is, tis gewoon een probleem dat uhh dat er bepaalde dingen uhh, ook vanuit andere uhh uhh kant, vanuit zeg maar de opdrachtgever niet zo goed zijn uitgedacht
[getuige] ja
[medeverdachte 1] weet je en dat is dus het punt geweest, kijk anders was ik mee weggekomen.
[getuige] ja misschien iets te snel, gereageerd en uhh iets minder, te weinig onderzoek
[medeverdachte 1] ja het moest allemaal, het moest allemaal op korte tijd uhh ja weetje, deed ik normaal nooit joh
[getuige] nee, nee dat uhh bah
[medeverdachte 1] dus uhhhh, maar goed weet je, ik uhh ik vind best, ik heb goed geboerd en uhh weet je de opdracht uhh, ik heb voor de rest de opdracht voltooid die ik moest voltooien
[getuige] ja
[medeverdachte 1] en uhhh weet je dus uhh, de opdrachtgevers is voor de rest, neem ik aan gewoon blij wat dat betreft, want dat was de grootste klapper
[getuige] ja ja
[medeverdachte 1] Dus uhh ik, ik vind mooi en dan kan ik uhhh verder uhh verder dingetje opbouwen
[getuige] ja precies je leven weer een beetje oppakken, zonder dat gezeik” [22]
15 juni 2022 om 10.23 uur
“ [medeverdachte 1] Het enige wat je nog kan proberen richting die [verdachte] . is, is is naar google [naam bedrijf 3] zijn website opzoeken,
[getuige] Ja.
[medeverdachte 1] en daar naar het algemene euh, euh, algemene mailadres wat er staat, effe een keer kopieeren en plakken maar dan bij de euuh, bij het onderwerp neerzetten, aan de directeur.
[getuige] Oke.
[medeverdachte 1] en dan gewoon weer, zelfde met ehuuuhh, euhhhh, scancode.
[getuige] Ja ik snap wat je bedoeld.
[medeverdachte 1] Dat zijn de enige dingen nog. Voor de rest hoeft er niks meer geregeld te worden in principe.
[getuige] Oke en dan euhhhh. zodra je eruit bent er achteraan gaat waarom er niks op staat?
[medeverdachte 1] Ja, ja, ja. of hij moet het al in de tussentijd gedaan hebben.
[getuige] Ergens verwacht ik niks. We horen niks.
[medeverdachte 1] Nou….. euhhhhh.... Ik, ik, ja. maar ja goed, het is natuurlijk nog steeds euhhh, tot zo iets tot de volgende maand allemaal volop in beweging zeg maar.
[getuige] Ja dat kan wezen. euhhhh.... hij laat het nu hangen.
[medeverdachte 1] Ik moet wel wat euhhhh.... jaaa daarom. Ik ben d'r niet zo heel blij mee.
[getuige] Nee dat snap ik heel goed.
[medeverdachte 1] euuuhhh ik moet maar kijken hoe ik het ga regelen maar dat komt wel goed. Dat komt wel goed. Dat euhhhh... gaat allemaal wel goed komen.
[getuige] Goed zo. Goed zo.
[medeverdachte 1] euuhhh, dat is allemaal het probleem niet.” [23]
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [getuige] weliswaar grotendeels
de audituzijn, maar op cruciale punten bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen, waaronder uitlatingen die [medeverdachte 1] zelf telefonisch of via WhatsApp heeft gedaan. Dat [getuige] ook verklaart over onwaarschijnlijke scenario’s, waaronder dat [medeverdachte 1] een echtpaar moest laten slapen omdat zij een meisje van 15 zouden hebben verkracht totdat de dood erop volgde, komt niet voort uit het onbetrouwbaar zijn van de verklaringen van [getuige] , maar juist uit de omstandigheid dat deze verhalen door [medeverdachte 1] tegen haar zijn verteld. Dat blijkt ook uit de inhoud van de tapgesprekken (onder andere over de twee onkruidbollen). De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaringen van [getuige] betrouwbaar zijn en daarom eveneens bruikbaar voor het bewijs.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] in opdracht van verdachte op 11 april 2022 naar het vakantiepark in Kerkdriel is gegaan waar [slachtoffer] en verdachte op dat moment verbleven. [medeverdachte 1] ging - gelet op de opdracht die hij had gekregen - daarheen om [slachtoffer] van het leven te beroven. Toen hij na het feit bij [getuige] aankwam, keek hij meteen op internet of hij de opdracht succesvol had voltooid. Hij snapte niet dat [slachtoffer] nog leefde, omdat hij het mes negen keer in haar strot had geduwd en de golven bloed over zijn handen liepen. [medeverdachte 1] zou voor de uitvoering van de opdracht een bedrag van € 50.000,- betaald krijgen, wat steun vindt in het e-mailbericht dat [getuige] in opdracht van [medeverdachte 1] naar verdachte moest sturen, maar ook in het spraakbericht dat [medeverdachte 1] op 10 april 2022 naar [getuige] stuurde. Uiteindelijk heeft [medeverdachte 1] - blijkens het door hem gedicteerde e-mailbericht - afgezien van de beloning van € 50.000,-. Hij gaf daarbij aan dat hij het mislukken van de opdracht betreurde.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] zich gedurende geruime tijd heeft kunnen beraden op het genomen besluit om [slachtoffer] te doden. [medeverdachte 1] heeft - gelet op de aan hem gegeven opdracht - niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap gegeven.
Uitlokking
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot moord op [slachtoffer] . De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte dit feit heeft uitgelokt. Om te kunnen spreken van een (strafbare) uitlokking van dit feit, moet worden voldaan aan een vijftal vereisten: 1) verdachte moet willen dat een specifiek strafbaar feit wordt gepleegd en dat een ander dat gaat doen. Hij moet met andere woorden zowel opzet hebben op het uitlokken als op het strafbare feit dat hij uitlokt (dubbel opzet), 2) verdachte moet een ander hiertoe hebben aangezet, 3) daarvoor moet verdachte gebruik maken van een of meerdere uitlokkingsmiddel(en), zoals het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, 4) het uitgelokte delict moet gevolgd zijn en 5) de uitgelokte moet strafbaar zijn.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat aan hem is gevraagd of hij in staat was iemand om te leggen. Dat moest schoon en snel gebeuren. Verdachte vroeg dit aan hem toen zij in Deventer waren. Verdachte heeft toen ook nog gepind in het centrum van Deventer. Hij had toen nog niet verteld dat het om [slachtoffer] ging, dat vertelde hij later pas. Geconfronteerd met de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [medeverdachte 1] zelf en van verdachte, verklaart [medeverdachte 1] dat het op 4 maart 2022 zal zijn geweest dat zij in Deventer waren en dat verdachte dit vroeg. Op enig moment liet verdachte doorschemeren dat hij met een gek wijf was. [medeverdachte 1] had van verdachte het adres gekregen van het vakantiepark in Kerkdriel. Hij wist toen nog niet dat [slachtoffer] daar zou zijn. Daar kwam hij pas de ochtend van 11 april 2022 achter toen hij daar was. [medeverdachte 1] legde toen de link met [slachtoffer] . Verdachte had het er namelijk telkens over dat één van de vrouwen met wie hij contact had het loodje moest leggen. Op 11 april 2022 troffen [medeverdachte 1] en verdachte elkaar in Ugchelen, dichtbij de snelweg. Daar gaf verdachte aan dat zij het nog wel zouden hebben over het geld die avond, maar dat uiteindelijk [slachtoffer] wel het loodje moest leggen. [medeverdachte 1] moest dit doen. Hij zou dan betaald krijgen en er zou voor hem worden gezorgd als hij vast kwam te zitten. [24]
De politie heeft onderzoek verricht aan de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer] ) en van verdachte ( [telefoonnummer] ). In deze gegevens is te zien dat beide telefoonnummers op 4 maart 2022 tussen 13.52 uur en 15.53 uur gebruik maakten van zendmasten in Deventer. Om 13.59 uur die dag werd van de bankrekening van verdachte een bedrag van € 1.520 opgenomen bij een Geldmaat in het centrum van Deventer. De beide telefoonnummers maakten op dat moment gebruik van zendmasten die zich in het centrum van Deventer bevinden. [25]
Verder is in de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer] ) en van verdachte ( [telefoonnummer] ) te zien dat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] op 11 april 2022 om 15.35 uur gebruik maakte van de zendmast aan de [adres] . De eerstvolgende registratie is om 16.54 uur, op een zendmast in Terschuur, op ongeveer 22 minuten rijden van Ugchelen. Het telefoonnummer van verdachte maakte op 11 april 2022 om 15.36 uur gebruik van een zendmast aan de [adres] . Dit duurde tot 16.32 uur. In de nabijheid van de beide zendmasten in Ugchelen is een carpoolplaats gelegen. [26]
Op 11 april 2022 vond tussen 18.26 uur en 18.39 uur een WhatsApp-gesprek met de volgende inhoud plaats tussen [slachtoffer] en verdachte:
“ [slachtoffer] : Hij is er schat
[verdachte] : Ik kom zo snel mogelijk liefje
[slachtoffer] : Oké lieverd”. [27]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij verdachte meteen een WhatsApp-bericht stuurde op het moment dat [medeverdachte 1] op 11 april 2022 weer op het vakantiepark was. [28]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte, [telefoonnummer] , blijkt dat dit telefoonnummer op 11 april 2022 om 18.26 uur gebruik maakte van een zendmast aan de [adres] . Hierna maakte het telefoonnummer tot 20.19 uur geen gebruik van zendmasten in Nederland. Om 20.19 uur werd gebruik gemaakt van een zendmast aan de [adres] . [29]
Verdachte heeft verklaard dat hij bij Eindhoven reed toen [slachtoffer] hem een WhatsApp-bericht stuurde om aan te geven dat [medeverdachte 1] weer op het vakantiepark was. Hij is toen snel doorgereden naar Peer in België om samen met zijn vader iets af te maken. Vervolgens is hij terug naar Kerkdriel gereden. [30]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 4 maart 2022 aan [medeverdachte 1] heeft gevraagd of hij in staat was iemand te doden. Dit moest dan snel en schoon gebeuren. Op 11 april 2022, tijdens een afspraak met [medeverdachte 1] in Ugchelen, maakte verdachte de opdracht concreter: [slachtoffer] moest gedood worden. Verdachte had eerder al tegen [medeverdachte 1] verteld dat hij met een gek wijf was. Zoals eerder overwogen, had verdachte aan [medeverdachte 1] een geldbedrag van € 50.000,- in het vooruitzicht gesteld voor het uitvoeren van de opdracht. Verder had verdachte het adres waar [slachtoffer] verbleef aan [medeverdachte 1] doorgegeven. Op het moment dat [medeverdachte 1] de opdracht ging uitvoeren, een aantal uren na de afspraak in Ugchelen, reed verdachte verder weg van Kerkdriel, richting Peer in België, om pas ongeveer twee uur later terug te komen in Nederland, terwijl hij wist dat [medeverdachte 1] bij [slachtoffer] was. Hij zorgde er daarmee voor dat hij niet in Kerkdriel was op het moment dat de moord op [slachtoffer] zou moeten plaatsvinden.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] niet reeds zelf van plan was het feit te begaan. Verdachte heeft door het geven van inlichtingen (het doorgeven van het adres), gelegenheid (het zelf wegblijven uit Kerkdriel) en het doen van beloften (het in het vooruitzicht stellen van een geldbedrag van € 50.000,-) bij [medeverdachte 1] het wilsbesluit opgewekt om de voorgenomen moord te plegen. Verdachte kan daarmee worden aangemerkt als de uitlokker van de poging tot moord. Ook aan de overige vereisten voor een strafbare uitlokking is voldaan: het uitgelokte delict is gevolgd, de in de wet limitatief opgesomde uitlokkingsmiddelen zijn gebruikt en de uitgelokte, [medeverdachte 1] , is strafbaar.
De rechtbank acht het onder 10 primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. Dat het motief van verdachte voor het geven van de opdracht niet volledig inzichtelijk is geworden, doet hieraan niet af, nu voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde niet vereist is dat dit motief komt vast te staan.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 9
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 9 (primair) ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken. De verklaringen van [getuige] zijn
de audituen bovendien onbetrouwbaar, zodat deze niet kunnen bijdragen tot het bewijs. Verder blijkt uit niets dat sprake is geweest van uitlokking door verdachte. Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 is sprake van enige link met verdachte, maar dan nog blijkt nergens uit dat hij [medeverdachte 1] heeft uitgelokt om de feiten te plegen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de feiten 1 tot en met 4 in het navolgende afzonderlijk bespreken. De rechtbank zal met betrekking tot deze feiten eerst ingaan op de feiten zelf en de rol van [medeverdachte 1] daarbij. Daarna zal zij - ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 tezamen - ingaan op de aan verdachte ten laste gelegde uitlokking van deze feiten. Tot slot zal de rechtbank de feiten 5 tot en met 9 gezamenlijk bespreken.
Ten aanzien van feit 1
[benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ) heeft op 16 februari 2022 aangifte gedaan van de brandstichting van zijn Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] . Op 15 februari 2022 om 22.00 uur had hij zijn auto voor het laatst in goede staat gezien. Het voertuig stond geparkeerd op de oprit bij zijn woning aan de [adres] . Op 16 februari 2022 rond 4.15 uur werden [benadeelde partij 1] en zijn vrouw wakker van een autoalarm. Toen [benadeelde partij 1] naar beneden liep, zag hij dat zijn Volkswagen Golf in brand stond. De Volkswagen Golf stond op ongeveer anderhalve meter van de houten schutting van de woning geparkeerd. Deze schutting sluit aan op het kantoor van [benadeelde partij 1] , die grenst aan de woning waar hij en zijn vrouw op dat moment lagen te slapen.
De camerabeelden van de camera’s die aan de woning van [benadeelde partij 1] zijn bevestigd zijn door de politie bekeken. Hierop is onder andere te zien dat om 3.41 uur een persoon in beeld komt lopen die een tas bij zich heeft. Deze persoon pakt iets uit de tas en sprenkelt iets over de bedrijfsbus en de Volkswagen van [benadeelde partij 1] . Om 3.42 uur rommelt de persoon wat in de tas en pakt er vermoedelijk een doek uit. De persoon probeert iets aan te steken en doet vervolgens iets brandends op de voorruit van de Volkswagen. Dit voorwerp wordt vervolgens van de voorruit gehaald en op de grond gelegd. Het lijkt erop dat de persoon dit voorwerp opnieuw probeert aan te steken. De persoon loopt hierna weg. Om 3.53:16 uur loopt de persoon met iets kleins dat licht geeft naar de Volkswagen en bukt bij het rechter achterwiel van de auto. Om 3.53:28 uur is een flikkerend fel licht te zien aan de rechterzijde van de Volkswagen door middel van de weerkaatsing van de naast de Volkswagen geparkeerde bedrijfsbus. De persoon rent weg uit het zicht van de camera. Hierna is te zien dat het voertuig echt in brand staat en dat er rook van afkomt.
De tijdstippen van de camerabeelden lopen 14 minuten achter op de daadwerkelijke tijd.
De politie heeft forensisch onderzoek verricht aan het voertuig. Daarbij is geconstateerd dat de brandschade aan het voertuig beperkt is gebleven tot de rechterzijde en het interieur. Bij het rechter voorwiel werd een witte plastic dop aangetroffen. Deze is veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer AAOM5962NL. Verder is gebruik gemaakt van een PID-meter, waarmee vluchtige ontbrandbare organische componenten kunnen worden gemeten. Hiermee zijn zowel tussen de kunststof delen van de wielkasten rechtsachter en rechtsvoor, als tussen de voegen van de bestrating bij het rechter achter- en voorwiel vluchtige ontbrandbare organische componenten gemeten. Een technische oorzaak voor het ontstaan van de brand werd niet aangetroffen. Het voertuig stond op ongeveer 1,15 meter afstand van een houten schutting en op drie meter afstand van de zijgevel van de woning.
Het NFI heeft onderzoek verricht aan de in beslag genomen plastic dop met SIN-nummer AAOM5962NL. Op de gehele buitenzijde van deze dop is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Dit DNA-mengprofiel is vergeleken met de DNA-profielen van verdachte en [medeverdachte 1] . De conclusie van het NFI is dat het DNA-mengprofiel meer dan één miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 1] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. De rechtbank trekt gelet op de voornoemde bevindingen van het NFI de conclusie dat er DNA van [medeverdachte 1] op de plastic dop is aangetroffen.
De politie heeft onderzoek verricht aan de tijdens de aanhouding van [medeverdachte 1] onder hem in beslag genomen mobiele telefoon. Op deze telefoon was de applicatie ‘Google Maps’ geïnstalleerd. Op Google Maps wordt een tijdlijn bijgehouden, aan de hand waarvan de locatiegeschiedenis van de telefoon kan worden teruggekeken. Het Google account waarmee op de telefoon was ingelogd betrof [medeverdachte 1] . Dit Google account heeft op 16 februari 2022 tussen 4.07 uur en 4.33 uur een route vastgelegd die onder andere over de [adres] is gegaan.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij Google Maps heeft aangezet om naar de [adres] te kunnen rijden.
[medeverdachte 1] heeft bevestigd dat hij gebruik heeft gemaakt van Google Maps om op de [adres] te kunnen komen. Op grond van deze verklaring, stelt de rechtbank vast dat het Google account op de telefoon die onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen ook daadwerkelijk bij hem in gebruik was. Daarnaast sluit het tijdstip waarop [medeverdachte 1] blijkens de Google Maps tijdlijn op de [adres] was aan bij het tijdstip van de brandstichting, waarbij de rechtbank opmerkt dat de tijdstippen van de camerabeelden 14 minuten achterlopen op de daadwerkelijke tijd. Bovendien is er DNA-materiaal van [medeverdachte 1] aangetroffen op een plastic dop die op de plaats delict is aangetroffen. De verklaring van [medeverdachte 1] , inhoudende dat hij enkel moest doorgeven of de bedrijfsbus op de oprit stond, acht de rechtbank niet aannemelijk, temeer nu degene die vervolgens rondom dezelfde tijd midden in de nacht dan de brand zou hebben gesticht ook zelf had kunnen kijken of de bus er stond en er bovendien DNA van [medeverdachte 1] op de plaats delict is aangetroffen. De rechtbank stelt daarom vast dat het [medeverdachte 1] is die op de camerabeelden te zien is en die de brand heeft gesticht door de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] van [benadeelde partij 1] met een brandbare vloeistof te besprenkelen en vervolgens in brand te steken.
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of door de brand gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat bij de brandstichting gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Door de brand te stichten heeft [medeverdachte 1] gezien de vastgestelde feiten en omstandigheden naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gemeen gevaar voor de houten schutting en de naast de Volkswagen Golf geparkeerde bedrijfsbus veroorzaakt. Deze bevonden zich op korte afstand van de Volkswagen Golf, zodat de brand eenvoudig kon overslaan. Bovendien was ook de bedrijfsbus besprenkeld met een brandbare vloeistof. De rechtbank is verder van oordeel dat naar algemene ervaringsregels geen voorzienbaar gemeen gevaar voor de woning aan de [adres] en de zich daarin bevindende inboedel bestond. Daarvoor stond de auto te ver van de woning verwijderd. Bovendien is de brand gesticht aan de rechterzijde van de auto. Deze zijde stond niet naar de woning gericht. Tevens is door de brandstichting naar het oordeel van de rechtbank geen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar te duchten levensgevaar en te duchten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning aanwezige bewoners ontstaan, om dezelfde redenen.
Ten aanzien van feit 2
[benadeelde partij 7] (hierna: [benadeelde partij 7] ) heeft op 28 februari 2022 aangifte gedaan van de brandstichting van de Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] op 27 februari 2022 tussen 3.35 uur en 3.57 uur. De bedrijfsbus stond op naam van [naam bedrijf 1] , het bedrijf van [benadeelde partij 7] . De bedrijfsbus stond sinds vrijdag 26 februari 2022 om 17.00 uur geparkeerd op het terrein voor het pand van [naam bedrijf 1] aan de [adres] . De brand is overgeslagen naar het bedrijfspand. Zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde van het pand is schade ontstaan. Verder is veel schade aan goederen en voorraad in het pand ontstaan en is van het voertuig zelf niets meer over. [31]
De camerabeelden van de camera’s die gericht zijn op het pand aan de [adres] zijn door de politie bekeken. Hierop is onder andere te zien dat op 0.32 van de afspeeltijd een persoon in beeld komt lopen. Op 00.56 van de afspeeltijd liep deze persoon naar het witte geparkeerde busje. Op 2.23 van de afspeeltijd rende deze persoon weg en ontstond een oranje licht bij het witte geparkeerde busje. Op 2.28 van de afspeeltijd rende deze persoon uit beeld. Op 3.03 van de afspeeltijd is een vlam te zien bij het witte geparkeerde busje en op 3.04 stopt het beeld. [32]
Op de tijdlijn van Google Maps op het Google account van [medeverdachte 1] is te zien dat op 27 februari 2022 tussen 2.00 uur en 2.53 uur een route is vastgelegd die onder andere over de [adres] is gegaan. [33]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] , [telefoonnummer] , blijkt dat op 27 februari 2022 om 3.07 uur, om 3.27 uur en om 3.53 uur zendmasten zijn aangestraald aan het [adres] . [34]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij wel een paar keer langs is gereden en bij het tankstation op de hoek van het industrieterrein heeft gestaan. Het industrieterrein zelf kun je met de auto niet op. [medeverdachte 1] was daar om te kijken of de bus van [naam bedrijf 1] er stond, want die moest in de fik. [35]
[medeverdachte 1] heeft bekend dat hij op de plaats delict aanwezig is geweest. Gelet op de tijdlijn van Google Maps en gelet op de zendmastgegevens van zijn telefoonnummer, was dit bovendien op het tijdstip dat de brand is gesticht. De verklaring van [medeverdachte 1] , inhoudende dat hij enkel moest doorgeven of de bus van [naam bedrijf 1] er stond, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu degene die vervolgens rondom dezelfde tijd midden in de nacht de brand zou hebben gesticht ook zelf had kunnen kijken of de bus er stond. De rechtbank stelt dan ook vast dat het [medeverdachte 1] zelf is geweest die de brand heeft gesticht.
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of door de brand gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Nu zowel het naastgelegen bedrijfspand als de daarin aanwezige inboedel vlam hebben gevat, staat dit gemeen gevaar voor goederen vast. Dit gevaar was ook naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.
Ten aanzien van feit 3
[benadeelde partij 2] (hierna: [benadeelde partij 2] ) heeft op 2 maart 2022 aangifte gedaan van poging tot brandstichting en vernieling van haar Peugeot 107 met kenteken [kenteken] . Op 1 maart 2022 rond 18.00 uur had zij haar voertuig geparkeerd op de parkeerplaats naast haar appartement aan de [adres] . Zij had de auto in goede staat achtergelaten. Rond 20.15 uur die dag ging de partner van [benadeelde partij 2] de hond uitlaten. Hij zag toen geen bijzonderheden aan de auto. Toen [benadeelde partij 2] op 2 maart 2022 om 7.00 uur naar haar auto liep om naar haar werk te gaan, zag zij rondom het voertuig allemaal glas liggen. Aan de buitenkant van de voorruit zag zij een grote zwartgeblakerde vlek en de voorruit was gebarsten. Vlak boven de zwarte vlek zat een doekachtige stof vastgeschroeid op de ruit. Rondom de voorruit waren meerdere vastgeschroeide stukken met een geel/groene kleur zichtbaar. De partner van [benadeelde partij 2] werkt bij [naam bedrijf 3] en zat sinds januari ziek thuis. De bedrijfsbus van [naam bedrijf 3] staat sinds die tijd voor de deur. De eigenaar van [naam bedrijf 3] , verdachte, had nog geen moeite gedaan om deze op te komen halen. De partner van [benadeelde partij 2] probeert al enige tijd ontslag te nemen, maar dat wordt steeds tegengehouden door zijn baas.
De politie heeft forensisch onderzoek verricht aan het voertuig. Daarbij is geconstateerd dat de voorruit van het voertuig gebroken was. De breuk was zodanig dat alleen de buitenste laag van het gelaagde glas was beschadigd. Boven de breuk waren verbrande delen van een vermoedelijk gele doek zichtbaar. Deze restanten zaten vastgekoekt aan de ruit. Op het dak van de auto waren restanten van een gedroogde vloeistof zichtbaar. Gezien het patroon liep deze vanaf de voorzijde schuin over het dak naar rechtsachter. Achter het voertuig lagen meerdere glasscherven. Dit bleken restanten te zijn van een glazen fles van Puschkin vodka met een blauw label. Aan de hand van het sporenbeeld is het volgens de politie aannemelijk dat de dader een molotovcocktail op de auto wilde gooien. Deze is vermoedelijk zodanig gegooid dat de bodem van de fles de voorruit raakte, waarbij het brandende doek op de voorruit is blijven plakken en is opgebrand. Gelet op het vloeistofspoor op het dak is de fles, nog intact, over de auto heen gevlogen en kapot gevallen achter het voertuig.
Op de tijdlijn van Google Maps op het Google account van [medeverdachte 1] is te zien dat op 2 maart 2022 tussen 3.40 uur en 3.54 uur een route is vastgelegd die onder andere over de [adres] is gegaan.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij naar de [adres] is gegaan. Hij moest kijken of er een kleine zwarte auto stond aan de zijkant van een flat.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat dat [medeverdachte 1] degene is geweest die de molotovcocktail heeft gegooid. Weliswaar staat vast dat [medeverdachte 1] op de plaats delict aanwezig is geweest, maar zijn verklaring - inhoudende dat hij enkel heeft gekeken of de auto er stond - kan niet worden uitgesloten door de bewijsmiddelen in het dossier. Onbekend is immers hoe laat de brand precies is gesticht, zodat de mogelijkheid bestaat dat een ander - na de aanwezigheid van [medeverdachte 1] - de brand heeft gesticht. Dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het goed kan zijn dat hij om 3.05 uur bij de Esso in Apeldoorn wat benzine heeft getankt, leidt niet tot een ander oordeel. Deze transactie blijkt immers niet uit het dossier, maar enkel uit de vraagstelling van de verbalisanten. De rechtbank kan daardoor niet controleren of dit het geval is geweest.
Nu de rechtbank van oordeel is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [medeverdachte 1] dit feit heeft gepleegd, kan verdachte dit feit ook niet hebben uitgelokt, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 4
Verdachte heeft op 27 maart 2022 aangifte gedaan van brandstichting van het bedrijfspand aan de [adres] dat hij huurt en waarin zijn bedrijf, [naam bedrijf 3] , is gevestigd. Het pand is op 26 maart om 14.55 uur afgesloten en schadevrij achtergelaten. Er stond toen een bedrijfsbus voor het pand. Op 27 maart 2022 om 4.30 uur ontving verdachte een melding van de meldkamer dat het brandalarm afging. Toen hij daarna ter plaatse ging, zag hij het pand volledig in brand staan. Zowel de bedrijfsbus als het pand zijn volledig verwoest. [36]
[benadeelde partij 8] (hierna: [benadeelde partij 8] ) heeft op 27 maart 2022 eveneens aangifte gedaan van brandstichting van het bedrijfspand aan de [adres] . [benadeelde partij 8] is, samen met haar moeder, aandeelhouder van [naam bedrijf 2] . Het bedrijfspand aan de [adres] is eigendom van deze onderneming. Verder is door de brand schade ontstaan aan de panden aan de [adres] met nummers [(huis)nummer] , [(huis)nummer] , [(huis)nummer] , [(huis)nummer] en [(huis)nummer] . Al deze panden zijn eigendom van [naam bedrijf 2] . [37]
De camerabeelden van de camera’s die bevestigd zijn aan het pand aan de [adres] zijn door de politie bekeken. Hierop is onder andere te zien dat op 27 maart 2022 om 4.25:14 uur een werkbus van [naam bedrijf 3] geparkeerd staat voor de camera. In de weerspiegeling van de werkbus zijn vlammen zichtbaar. Om 4.25:17 uur ontstaat er een steekvlam bij de werkbus. Om 4.25:35 uur is er niet veel meer te zien door de rookontwikkeling. Daarna stopt de opname. Verder is er een bestand waarop te zien is dat een persoon wegrent. Door de slechte kwaliteit van de opname is niet meer te zien dan dat. [38]
De politie heeft forensisch onderzoek verricht aan het bedrijfspand aan de [adres] . Daarbij is onder andere geconstateerd dat het bedrijfspand door de brand grote schade had opgelopen en nagenoeg geheel was verwoest. Hetzelfde geldt voor alles dat in het pand stond. Op de begane grond bevonden zich onder andere een vorkheftruck en een bedrijfswagen met aanhanger. Door de speurhond die ter plaatse was, werd melding gedaan van de aanwezigheid van ontbrandbare vloeistoffen op de vloer in de kantoorruimte op de eerste verdieping direct achter de toegang en tussen de bestrating ter hoogte van waar oorspronkelijk het kozijn had gezeten van de kantoorruimte op de begane grond. Door middel van de PID-meter werd vervolgens gezocht naar de maximale concentratie op deze plaatsen, waar vervolgens monsters van werden genomen en veiliggesteld. Het monster van de ondervloer onder het laminaat afkomstig uit de kantoorruimte op de eerste verdieping is voorzien van SIN-nummer AAOG2827NL en het monster van het zand onder en tussen de bestrating ter hoogte van de kozijndorpel van de kantoorruimte op de begane grond is voorzien van SIN-nummer AAOG2829NL. De monsters zijn door het NFI onderzocht. Daaruit is geconcludeerd dat in beide monsters vluchtige stoffen zijn aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine. De ontstaanslocatie van de brand kon door de complete verbranding van het pand niet worden vastgesteld. Gelet op het aantreffen van ontbrandbare stoffen op twee locaties concludeert de politie dat er ontbrandbare vloeistoffen zijn gesprenkeld. Een technische oorzaak voor het ontstaan van de brand werd door de verwoestende werking daarvan niet aangetroffen en is volgens de politie niet aannemelijk gelet op de informatie, de bevindingen, het schadebeeld en de snelheid waarmee de brand zich heeft ontwikkeld. [39]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] , [telefoonnummer] , blijkt dat op 27 maart 2022 om 4.36 uur en om 4.40 uur zendmasten zijn aangestraald aan het [adres] . Daarvoor werd gebruik gemaakt van een zendmast aan de [adres] . [40]
Uit de historische bankgegevens van het rekeningnummer van [medeverdachte 1] bij de BUNQ bank met nummer [rekeningnummer] op naam van [naam bedrijf 8] blijkt dat in de nacht van 27 maart 2022 meermalen is gepind bij verschillende Esso tankstations, namelijk:
  • 3.07 uur € 30,97 bij Esso Ochten Overbroek;
  • 3.08 uur € 25,42 bij Esso Ochten Overbroek;
  • 3.38 uur € 4,13 bij Esso Arnhem Slenkweg;
  • 4.50 uur € 3,43 bij Esso Zuidwolde;
  • 4.54 uur € 1,28 bij Esso Zuidwolde.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat het kan dat hij in de buurt is geweest bij het pand en dat hij benzine heeft getankt. [42]
Op 4 april 2022 heeft [medeverdachte 1] via WhatsApp twee berichten naar [getuige] gestuurd met de tekst:
“ [medeverdachte 1] Morgeb
[medeverdachte 1] Maakt [verdachte] 1,5 over”. [43]
[getuige] heeft over deze berichten verklaard dat [medeverdachte 1] daarover had verteld dat hij een klusje had gedaan voor [verdachte] . Met 1,5 wordt € 150.000,- bedoeld. Hij moest het pand van [verdachte] in de fik steken voor de verzekering. [verdachte] kreeg dan € 2.500.000,- en [medeverdachte 1] zou er € 150.000,- voor krijgen. [44] Deze [verdachte] betreft verdachte. [45] Verder had [medeverdachte 1] aan [getuige] een beveiligingsfilmpje laten zien waarop je een mannetje weg ziet rennen van het brandende pand. Hij vertelde daarover dat hij dit was, maar dat hij toch niet herkenbaar was. De brand was bij het pand van verdachte. [46] Het filmpje liet [medeverdachte 1] zien door het te openen op WhatsApp. [47]
In een getapt telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [getuige] van 22 mei 2022 gaf [getuige] aan dat zij schrok van de inhoud van het mailtje dat zij voor [medeverdachte 1] moest sturen. Hierna werd - onder andere en voor zover hier relevant - het volgende besproken:
“ [medeverdachte 1] oke wat dan
[getuige] ja, nou ja dat het erop lijkt dat je uhh, vaker dit gaat doen?
[medeverdachte 1] nee juist niet, maar ik moet hem toch effe paaien omdat hij het geld nog niet betaald heeft
[getuige] ja
[medeverdachte 1] (hij lacht)
[getuige] ja nee, ik snap het
[medeverdachte 1] ik wil gewoon die 150 duizend en dan is het klaar
[getuige] ja, ja dat ik snap
[medeverdachte 1] weet je want dat heb ik gewoon verdiend”. [48]
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] aanwezig is geweest op de plaats delict rondom het tijdstip dat de brand werd gesticht. Bovendien had hij rondom het tijdstip van de brandstichting hoeveelheden benzine getankt bij verschillende tankstations van de Esso, terwijl uit het forensisch onderzoek van de politie blijkt dat er motorbenzine is gebruikt bij de brandstichting. Daarnaast heeft [getuige] verklaard dat [medeverdachte 1] in opdracht van verdachte deze brand moest stichten en dat hij hier € 150.000,- voor zou krijgen. Dat vindt steun in hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen over het e-mailbericht dat [getuige] voor [medeverdachte 1] aan verdachte moest sturen over de levering van warmtecamera’s van
€ 150.000,- die betaald moest worden en in het WhatsApp-bericht dat [medeverdachte 1] op 4 april 2022 aan [getuige] stuurde. Daarnaast heeft [getuige] verklaard over een filmpje dat [medeverdachte 1] via WhatsApp aan haar liet zien, welk filmpje overeen lijkt te komen met het beeldmateriaal dat verdachte aan de politie heeft verstrekt.
De rechtbank merkt op dat de pintransacties bij de Esso in Zuidwolde om 4.50 uur en om 4.54 uur niet passen bij het tijdstip van de brandstichting en de reistijd tussen Geldermalsen en Zuidwolde. De rechtbank merkt in dit verband op dat in de nacht van 27 maart 2022 de tijd een uur vooruit is gezet, naar de zomertijd. Het is goed mogelijk dat het pinsysteem van de Esso in Zuidwolde nog niet naar de zomertijd was verzet, hetgeen maakt dat de conclusie dat [medeverdachte 1] ten tijde van de brandstichting niet op de plaats delict kan zijn geweest gelet op de voornoemde tijdstippen, niet zonder meer kan worden getrokken.
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de brand in het bedrijfspand aan de [adres] dat eigendom was van [naam bedrijf 2] en in gebruik was bij [naam bedrijf 3] heeft gesticht door meerdere plaatsen te besprenkelen met motorbenzine en vervolgens het pand in brand te steken.
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of door de brand gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Nu meerdere bedrijfspanden beschadigd zijn geraakt en ook de bedrijfsbus die voor het bedrijfspand geparkeerd stond is afgebrand, staat dit gemeen gevaar voor goederen vast. Dit gevaar was ook naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 tezamen
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde brandstichtingen. De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte deze feiten heeft uitgelokt.
[medeverdachte 1] heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde verklaard dat hij via Telegram van verdachte een bericht had ontvangen. Hij moest naar de [adres] gaan om te kijken of daar een bedrijfsbus en een witte Volkswagen Golf GTI stonden. Het adres ontving hij van verdachte. De auto’s stonden op de oprit.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij van verdachte de opdracht had gekregen te kijken of de bus van [naam bedrijf 1] er stond en of het druk was, want die bus moest in de fik. Dit bedrijf zou dezelfde verzekeringsmaatschappij hebben als verdachte en zijn vader zelf. [49]
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte en zijn vader hem hadden gevraagd of hij het pand de lucht in wilde laten gaan of dat hij iemand wist die dit wel wilde doen. Zij zouden dan verzekeringsgeld kunnen krijgen. Verdachte was de eerste die dit vroeg. Het werd ergens in februari 2022 aan [medeverdachte 1] gevraagd. Hij was op dat moment bij [naam bedrijf 3] op kantoor. Verdachte en zijn vader zouden dan zorgen voor een hele hoop benzine en aceton. Verder zouden zij zorgen dat het alarm niet aanstond en dat je gewoon door de deur van binnen naar buiten kon. [50]
De politie heeft overleg gehad met de verzekeraar van [naam bedrijf 3] , Achmea. Achmea gaf aan de in- en uitschakelingen van het alarm van [naam bedrijf 3] te hebben opgevraagd bij het beveiligingsbedrijf. Het alarm was op de dag van de brand niet ingeschakeld. Als dit wel het geval zou zijn geweest, hadden de detectiecamera’s in het pand opnames gemaakt van de personen die binnenkwamen. [51]
Tijdens het forensisch onderzoek bij het bedrijfspand aan de [adres] op 28 maart 2022 werd geconstateerd dat aan de rechterzijde naast de roldeur van het pand een toegangsdeur had gezeten. Restanten van deze toegangsdeur en van het kozijn lagen op de bestrating voor deze toegang. Middels een reconstructie met de betreffende sluitkomstrip en meerpuntssluiting zagen de verbalisanten dat de nachtschoot en de bovenste en onderste sluiting in niet-gesloten stand stonden. Enkel de bovenste nok van de onderste sluiting stond in de buitenste stand. Aan het kozijn en de sluitkomstrip werden geen sporen van braak of verbreking aangetroffen. Het is daarom volgens de forensische opsporing het meest aannemelijk dat de betreffende deur niet afgesloten is geweest voor aanvang en ten tijde van de brand. [52]
Verdachte heeft verklaard dat er meer dan duizend liter pure aceton in het pand stond. Er stond ook benzine in het pand. [53]
[getuige] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] tegen haar heeft verteld drie branden te hebben gesticht, allemaal op hetzelfde industrieterrein. Eerst zou [medeverdachte 1] een auto in de brand hebben gestoken, dan het pand van het bedrijf van verdachte en daarna nog een brand. [medeverdachte 1] moest deze branden voor verdachte stichten. Verdachte zou dan verzekeringsgeld krijgen. [medeverdachte 1] zou
€ 150.000,- ontvangen voor het uitvoeren van de opdracht. [54] [getuige] heeft verder verklaard dat [medeverdachte 1] meerdere keren fikkie heeft gestookt, voor dezelfde opdrachtgever. De branden voor en na de brand in het bedrijfspand waren nodig omdat de verzekering er anders misschien niet in zou trappen. [55] Er stond volgens [medeverdachte 1] iets te veel benzine in het pand. Dat had verdachte gedaan. Er was ook een deur open blijven staan en er stond een auto in het pand, die ook in de brand moest. [56]
Verdachte heeft naar aanleiding van de brand in zijn bedrijfspand bij zijn verzekeraar, Achmea, een claim van € 1.069.876,- ingediend. [57] Verdachte heeft hierover verklaard dat hiernaast sprake is van inkomstenderving, zodat het in totaal om een bedrag van rond de € 2.500.000,- gaat. [58]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte aan [medeverdachte 1] opdracht heeft gegeven om de branden aan de [adres] (feit 1), aan de [adres] (feit 2) en aan de [adres] (feit 4) te stichten. De rechtbank merkt daarbij op dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [getuige] op relevante punten steun vinden in andere bewijsmiddelen in het dossier, zodat hun verklaringen op dit punt als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Aan [medeverdachte 1] werd door verdachte voor de brandstichtingen op het industrieterrein waar ook zijn pand gevestigd was een geldbedrag van € 150.000,- in het vooruitzicht gesteld. De branden waren bedoeld om verzekeringsgeld te kunnen opstrijken. Verdachte heeft ook daadwerkelijk een forse claim ingediend bij zijn verzekeraar. Daarnaast heeft verdachte ervoor gezorgd dat er brandbare stoffen in het pand stonden, dat de deur niet op slot was en dat het alarm niet was ingeschakeld.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] niet reeds zelf van plan was de feiten te begaan. Verdachte heeft door het geven van inlichtingen (het doorgeven van de adressen met betrekking tot de feiten 1 en 2), gelegenheid (het openlaten van de deur, het niet inschakelen van het alarm en het opslaan van brandbare stoffen in zijn pand met betrekking tot feit 4) en het doen van beloften (het in het vooruitzicht stellen van een geldbedrag van € 150.000,- met betrekking tot de feiten 2 en 4) bij [medeverdachte 1] het wilsbesluit opgewekt om de brandstichtingen te plegen. Verdachte kan daarmee worden aangemerkt als de uitlokker van deze feiten. Ook aan de overige vereisten voor een strafbare uitlokking is voldaan: de uitgelokte feiten zijn gevolgd, de in de wet limitatief opgesomde uitlokkingsmiddelen zijn gebruikt en de uitgelokte, [medeverdachte 1] , is strafbaar.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, het onder 2 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat enkel het uitlokken door beloften kan worden bewezen. Het gebruikte uitlokkingsmiddel moet feitelijk worden omschreven in de tenlastelegging. Dat is enkel met betrekking tot de beloften gebeurd, namelijk in de vorm van het in het vooruitzicht stellen van een geldbedrag van € 150.000,-. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de overige ten laste gelegde uitlokkingsmiddelen dan ook vrijspreken. De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde. Immers is ten aanzien van dit feit enkel het in het vooruitzicht stellen van een geldbedrag van € 150.000,- als verfeitelijking van de uitlokkingsmiddelen in de tenlastelegging opgenomen, maar dit geldbedrag ziet op de brandstichtingen op het industrieterrein, en niet op de onder 1 ten laste gelegde brandstichting. Nu verder geen feitelijke omschrijving van het uitlokkingsmiddel voor dat feit in de tenlastelegging is opgenomen en de rechtbank gebonden is aan de grondslag van de tenlastelegging, dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 5, 6, 7, 8 en 9
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [medeverdachte 1] de onder 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Evenwel kan met betrekking tot deze feiten niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van uitlokking aan de zijde van verdachte, zodat de rechtbank verdachte van deze feiten zal vrijspreken.
In de eerste plaats geldt dat ook bij deze feiten als feitelijke gedraging aan verdachte wordt verweten dat hij aan [medeverdachte 1] een geldbedrag van € 150.000,- in het vooruitzicht heeft gesteld om de feiten te plegen. Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen, heeft verdachte aan [medeverdachte 1] een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld om branden te stichten op het industrieterrein in Geldermalsen waar ook het pand van [naam bedrijf 3] gevestigd was. Volgens [getuige] ging het hierbij om een brand voorafgaand aan de brand aan in het pand van [naam bedrijf 3] , de brand in het pand van [naam bedrijf 3] zelf en een brand erna. Zowel de onder feit 5 als de onder feit 7 ten laste gelegde brand vond plaats op dit industrieterrein in Geldermalsen ná de brand in het bedrijfspand van [naam bedrijf 3] . De rechtbank kan niet vaststellen welke brand (feit 5 of feit 7) door [getuige] wordt bedoeld met de brand die na de brand in het pand aan de [adres] plaatsvond. Dat betekent dat ten aanzien van geen van deze branden kan worden bewezen dat verdachte [medeverdachte 1] daarvoor een bedrag van € 150.000,- in het vooruitzicht heeft gesteld. Nu dit het enige uitlokkingsmiddel is dat bij beide feiten (feitelijk omschreven) ten laste is gelegd, kunnen beide feiten niet wettig en overtuigend worden bewezen. In de tweede plaats kan de rechtbank met betrekking tot de onder 6, 8 en 9 ten laste gelegde feiten geen verband met enige opdracht van verdachte vaststellen. Dat verdachte in de periode rondom de branden veelvuldig contact had met [medeverdachte 1] , zoals door de officier van justitie is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen waar dit contact concreet over ging en evenmin een verband leggen tussen deze contacten en de branden. Dat betekent dat ook deze feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Parketnummer 05/313353-22 [59]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde. Verdachte heeft het feit bekend voordat het verzoekschrift daadwerkelijk werd behandeld. Daarnaast heeft verdachte verzocht het verzoekschrift in te trekken en is hij niet naar de behandeling van het verzoekschrift ter zitting gegaan. Daarom is geen sprake van het oogmerk het geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Een poging tot het plegen van valsheid in geschrift is niet ten laste gelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Het rijbewijs van verdachte is van 11 april 2021 tot en met 24 juni 2021 ingevorderd en vervolgens ingehouden geweest. Dit betreft een periode van 75 dagen. [60]
Op 13 december 2021 is verdachte vrijgesproken van de snelheidsovertreding op verdenking waarvan zijn rijbewijs was ingevorderd en ingehouden. [61]
Op 11 maart 2022 is door [naam 6] namens verdachte een verzoek tot schadevergoeding op grond van de artikelen 530 Sv en 164 lid 9 Wegenverkeerswet 1994 ingediend bij de rechtbank Gelderland. In dit verzoekschrift is onder andere verzocht om een vergoeding ten laste van de Staat aan verdachte toe te kennen voor de schade die verdachte ten gevolge van de invordering en inhouding van zijn rijbewijs zou hebben geleden. Het gaat daarbij onder meer om een opgevoerde schadepost van € 135.000,- aan omzetderving omdat verdachte een aangenomen project in België niet meer kon uitvoeren en daardoor een opdracht van € 135.000,- zou zijn verloren. [62]
Bij brief aan de rechtbank Gelderland van 27 juni 2022 van [naam 6] zijn ter onderbouwing van voornoemde schadepost twee e-mailberichten van [getuige 2] . overgelegd over een opdracht in Edegem, België met als onderwerp: ‘Werf [naam park] ’ (eerste e-mailbericht) en ‘ [naam park] ’ (tweede e-mailbericht). [63]
De politie heeft tactisch onderzoek verricht aan de iPhone 12 Pro van verdachte voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer] . Op deze telefoon werden de volgende e-mailberichten aangetroffen:
19 april 2021 om 11.23 uur van [mailadres] aan [mailadres]
“Beste [getuige 2] ,
Ongeveer zoiets:
Beste [verdachte] ,
Na aanleiding van uw bericht wat we vorige week ontvingen dat u niet in de gelegenheid was op de werf te komen vanwege invordering van uw rijbewijs kunnen wij u het volgende mede delen.
De werkzaamheden lopen door uw toe doen een fikse vertraging op aangezien u iedere dag
aanwezig moet zijn in verband de veiligheidseisen van de aannemer kunnen we dit werk bijna niet meer binnen de gestelde termijn op starten en zal hier een eventuele boete aan vast zitten van de aannemer. Nu doen wij al geruime tijd zaken met uw onderneming maar indien u vanaf maandag 3 mei niet dagelijks op het werk kunt verschijnen ten tijde van de opstart zullen wij helaas genoodzaakt zijn de werken bij een andere partij te gaan onder brengen en komt ons akkoord te vervallen op de goed gekeurde mondelinge aanneemsom van €135.000,00 ex btw en zullen we de eventuele kosten die de aannemer aan ons door berekend zonder enige korting aan uw door berekenen van de eventuele vertragingen die dit bouwwerk gaan opleveren.
Wij hebben de datum van 3 mei aangehouden als maximale start datum gezien de periode die we nodig hebben om een eventuele andere partij te gaan vinden die de werkzaamheden dan kan gaan uitvoeren omdat u in gebreke blijft.
Betreft werf: Locatie (zelf wat verzinnen)
Draai er zelf maar een punt aan zodat het een beetje goed in elkaar zit, alvast bedankt!!
Met vriendelijke groet,
[verdachte]
GSM: [telefoonnummer]
[naam bedrijf 3]
[adres]
T: [telefoonnummer] ”
19 april 2021 om 13.05 uur van [mailadres] aan [mailadres]
“Beste [verdachte] ,
Na aanleiding van uw bericht wat we vorige week ontvingen dat u niet in de gelegenheid was op de werf te komen vanwege invordering van uw rijbewijs kunnen wij u het volgende mede delen.
De werkzaamheden lopen door uw toe doen een fikse vertraging op aangezien u iedere dag
aanwezig moet zijn in verband de veiligheidseisen van de aannemer kunnen we dit werk bijna niet meer binnen de gestelde termijn op starten en zal hier een eventuele boete aan vast zitten van de aannemer. Nu doen wij al geruime tijd zaken met uw onderneming maar indien u vanaf maandag 3 mei niet dagelijks op het werk kunt verschijnen ten tijde van de opstart zullen wij helaas genoodzaakt zijn de werken bij een andere partij te gaan onder brengen en komt ons akkoord te vervallen op de goed gekeurde mondelinge aanneemsom van €135.000,00 ex btw en zullen we de eventuele kosten die de aannemer aan ons door berekend zonder enige korting aan uw door berekenen van de eventuele vertragingen die dit bouwwerk gaan opleveren.
Wij hebben de datum van 3 mei aangehouden als maximale start datum gezien de periode die we nodig hebben om een eventuele andere partij te gaan vinden die de werkzaamheden dan kan gaan uitvoeren omdat u in gebreke blijft.
Vriendelijke groeten,
[getuige 2]
[mailadres]
[website]
Tel: [telefoonnummer]
Gsm: [telefoonnummer]
Dépot
[adres]
17 juni 2022 om 17.36 uur van [mailadres] aan [mailadres]
“Beste [verdachte] ,
Om te beginnen was het een aangenaam gesprek en ben ik blij te horen dat het goed met je gaat
ondanks de brand.
Nu even met betrekking tot jouw gestelde vraag kan ik daar heel kort in zijn met mijn antwoord.
Aangezien jij vorig jaar in gebreke bent gebleven met de overeengekomen werkzaamheden in
verband met een ingevorderd rijbewijs.
Daarom zijn wij genoodzaakt geweest de opdracht door [naam 3] ( [naam bedrijf 9] ) te laten
uitvoeren. Gezien dit voor jou behoorlijke consequenties heeft gehad ben ik bereid om de
(mondelinge) overeengekomen werkzaamheden uitgebreid op de mail te zetten. En het antwoord op de vraagstelling of wij nog opdrachten aan u verstrekken kan ik op dit moment geen antwoord op geven aangezien wij momenteel tevreden zijn over de werkzaamheden van [naam 3] aangezien hij ons flink geholpen heeft al was [naam bedrijf 9] wel bijna €20.000,00 duurder als jou [verdachte] . Wij hebben deze kosten niet aan jou doorberekend al waren wij daar wel zeker rechtmatig in geweest, maar gezien ons verleden hebben wij de extra kosten laten vervallen.
De reden waarom jij dagelijks aanwezig moest zijn in Edegem had te maken met de veiligheidseisen van de hoofdaannemer Besix die staan daar heel scherp in en bij ons in België staan er hoge boetes op het niet na leven van de door de architect opgelegde bouw regelementen.
Waarom was het van belang dat jij zelf aanwezig moest zijn,
Het rijdend materiaal moest dagelijks verplaatst worden en soms meerdere malen per dag.
Gezien de chemie eisen is in het bestek opgenomen dat als er met meer dan 10% chemie per liter wordt gewerkt moet de eindverantwoordelijke dagelijks in persoon het logboek invullen bij de portier en de hoeveelheid chemie vermelden met ondertekening.
Iedere maandagmiddag en vrijdagochtend vond er bouwoverleg plaats waarbij alle verantwoordelijke personen aanwezig moesten zijn.
Het bedrag waarvoor wij jou de werkzaamheden gegund hadden betrof een bedrag van
€135.000,00 uiteindelijk hebben de werkzaamheden ons €155.000,00 aan de uitvoerende partij
( [naam bedrijf 9] ) de meer kosten van €20.000,00 hebben wij niet aan u doorberekend gezien onze
eerdere samenwerkingen die altijd goed zijn verlopen.
De prijsopbouw was als volgt,
U leverde de werknemer(s) dagelijks van 7.30 tot 15.30. (Meegenomen in vastgestelde prijs €135.000)
U leverde de reinigingsmachine (Meegenomen in vastgestelde prijs €135.000, exclusief
brandstof deze konden jullie los factureren met overleggen van tankbonnen)
3. Het leveren van chemieproducten voor de reiniging. (Niet meegenomen in de aanneemsom van €135.000,00 gezien de grote prijs verschillen wegens de corona tijd, deze konden los gefactureerd worden met een betaaltermijn 30 dagen einde maand met de inkoopnota aan de factuur gekoppeld. Een globale raming van deze kosten zou ongeveer €10.000,00 bedragen.)
4. Wij zouden u voorzien van de hoogtewerker en andere materialen voor de bereikbaarheid. (Onze kosten)
5. Wij zouden u voorzien van waterpunt (Onze kosten)
6. Wij zouden zorgdragen voor een sanitaire voorziening. (Onze kosten)
7. De doorloop van de werkzaamheden zou ongeveer 4 weken in beslag nemen.
Alle genoemde bedragen zijn exclusief BTW in de hierboven vernoemde prijsopbouw.
Hoop dat je hierbij geholpen bent en wellicht zien we elkaar eerdaags nog wel op het bouwproject in Antwerpen waar jullie bezig zijn, wij leveren daar de stenen ondanks de werkzaamheden zelf niet in uitvoer hebben.
Vriendelijke groeten,
[getuige 2]
[mailadres]
[website]
Tel: [telefoonnummer]
Gsm: [telefoonnummer]
Dépot
[adres]
Het e-mailbericht van [getuige 2] van 17 juni 2022 dat [naam 6] aan de rechtbank heeft toegezonden, is niet aangetroffen op de telefoon van verdachte. Wel is een e-mailbericht met precies dezelfde inhoud en verzendtijd op de telefoon aangetroffen dat verdachte aan zichzelf heeft verzonden. [64]
[getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) is als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte nooit hoefde te werken op project Elysia Park. Het e-mailbericht van verdachte van 19 april 2021 heeft [getuige 2] ontvangen en gelezen. Hij wilde verdachte helpen met het terugkrijgen van zijn rijbewijs. Het latere e-mailbericht heeft [getuige 2] niet geschreven. [getuige 2] neemt aan dat verdachte dit e-mailbericht heeft vervalst. [65]
Verdachte heeft verklaard dat hij het eerste e-mailbericht dat hij van [getuige 2] heeft ontvangen heeft doorgestuurd. Het tweede e-mailbericht heeft hij zelf in elkaar gezet omdat het eerste niet voldoende bleek te zijn. Dit bewijsstuk is niet naar eerlijkheid opgemaakt en ingediend. Het is juist dat er geen werk was in België. [66]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte het e-mailbericht van 17 juni 2022 valselijk heeft opgemaakt door het e-mailbericht zelf op te maken, de handtekening van [getuige 2] eronder te plakken, het aan zichzelf te verzenden en vervolgens de berichtgegevens om te bouwen alsof het afkomstig was van [getuige 2] van [naam bedrijf 7] . Dat verdachte dit geschrift heeft opgemaakt met het oogmerk het als echt en onvervalst te gebruiken, blijkt alleen al uit de omstandigheid dat hij dit valse e-mailbericht vervolgens naar zijn toenmalige advocaat heeft gestuurd om als bewijs in te brengen in de procedure bij de rechtbank Gelderland.
De stelling van de raadsvrouw, inhoudende dat geen sprake zou zijn van een voltooid delict omdat verdachte heeft verzocht het verzoekschrift in te trekken en niet naar de zitting is gegaan, vindt geen steun in het recht. Voor een bewezenverklaring van valsheid in geschrift (artikel 225 lid 1 Sr) is niet vereist dat het geschrift ook daadwerkelijk (met succes) wordt gebruikt. Enkel is vereist dat het opmaken van het geschrift is voltooid en dat dit geschrift een bewijsbestemming heeft. Daarvan is in dit geval sprake. Het opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift (artikel 225 lid 2 Sr) is niet aan verdachte ten laste gelegd. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat verdachte verder is gegaan dan enkel het opstellen van het geschrift en het geschrift ook daadwerkelijk als bewijs heeft ingebracht in de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 05/036932-23 [67]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze brandstichting heeft uitgelokt. [naam 2] lijkt de informatie die hij van verdachte heeft gekregen te gebruiken om zelf weg te komen met het laten vernielen van de auto van zijn ex-vrouw. Verder kan de enkelvoudige fotoconfrontatie van [medeverdachte 3] niet bijdragen aan het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
[benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ) heeft op 23 november 2022 aangifte gedaan van brandstichting van zijn bedrijfsauto, een Peugeot Expert met kenteken [kenteken] . Op 22 november 2022 rond 16.15 uur had [benadeelde partij 1] de bedrijfsauto geparkeerd op de parkeerplaats van zijn woning aan de [adres] . Naast deze bedrijfsauto stond de privéauto van [benadeelde partij 1] , een Volkswagen Golf, geparkeerd. Rond 23.05 uur die dag werd [benadeelde partij 1] wakker van geklop op de rolluiken. Toen hij buiten kwam en de hoek om liep, zag hij dat zijn bedrijfsauto in brand stond. Het voertuig is afgeschreven. Door de brand is verder schade ontstaan aan de schuur in de tuin van [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 1] is het weekend voorafgaand aan de brand met de zoon van verdachte naar Dubai geweest. Verdachte weet hiervan. [68] De Peugeot Expert is wit van kleur. [69]
De politie heeft de beelden van de camera’s die aan de woning van [benadeelde partij 1] zijn bevestigd bekeken en uitgewerkt. Hierop is onder andere te zien dat op 22 november 2022 om 22:47.17 uur een persoon de straat oversteekt en naar de geparkeerde bedrijfsauto loopt. Deze persoon heeft een brandende sigaret in zijn linkerhand. Bij het benaderen van de bedrijfsauto laat deze persoon de peuk op straat vallen. Hierna verdwijnt de persoon ongeveer 18 seconden uit beeld, aan de rechterzijde van de bestelauto, om vervolgens terug te lopen naar de stoep en om zich heen te kijken. Daarna verdwijnt de persoon opnieuw uit beeld. Na 27 seconden komt de persoon weer in beeld, om vervolgens terug te lopen naar de rechterzijkant van de bedrijfsauto en daar 35 seconden uit beeld te verdwijnen. Hierna komt de persoon weer even in beeld, om vervolgens weer 44 seconden aan de rechterzijde van de bedrijfsauto uit beeld te verdwijnen. Daarna loopt de persoon weer terug naar de stoep en vervolgens het beeld uit. Zodra de persoon weer in beeld komt, loopt deze weer naar de rechterzijde van de bedrijfsauto. Na ongeveer 13 seconden daar weer uit beeld te zijn verdwenen, loopt de persoon het beeld weer in, de stoep op. Daar steekt de persoon iets aan. Met het brandende voorwerp loopt de persoon vervolgens weer terug naar de rechterzijde van de bedrijfsauto. Daarna loopt de persoon terug naar de stoep, om aldaar te knielen, weer op te staan en terug te lopen naar de rechterzijde van de bedrijfsbus. Om 22:55.57 uur is een hard geluid te horen dat lijkt op het inslaan van een ruit. Op dat moment vat de bedrijfsbus vlam in de ruimte van de bestuurder en bijrijder. De persoon rent vervolgens hard weg. Na ongeveer één minuut is er een harde klap te horen alsof er iets ontploft, meteen daarop is een grote vuurzee zichtbaar. [70]
[medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) heeft verklaard dat [naam 2] , de ex-man van haar moeder, haar bepaalde opdrachten heeft gegeven. Zo gaf [naam 2] haar telefonisch de opdracht van een medegedetineerde om voor die medegetineerde van hem uit de penitentiaire inrichting in Grave een wit busje dat voor de woning aan de [adres] stond in brand te steken. [medeverdachte 3] zou voor deze klus, samen met haar vriend [medeverdachte 2] , 300 euro krijgen. Zij had eerst met [medeverdachte 2] samen een voorverkenning gedaan door er langs te rijden. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hadden voor de uiteindelijke brandstichting een glazen flesje met daarin benzine gebruikt. Dit flesje was gevuld met tissuepapier dat snel brandt. [medeverdachte 3] had de benzine getankt. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] stonden met de auto bij een klein kamp in Rheden. Daar stapte [medeverdachte 2] uit rond 23.00 uur. Hij liep toen weg. Zij hadden afgesproken elkaar later, na de brandstichting, weer te ontmoeten. [medeverdachte 2] gaf toen aan dat het was gelukt, waarna [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] samen naar het huis van [medeverdachte 3] in Arnhem reden. [medeverdachte 3] had alles voorbereid en [medeverdachte 2] verteld hoe hij het moest doen. [71]
[medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 3] in haar auto naar de [adres] is gegaan om brand te stichten bij de witte bedrijfsbus die op de oprit van die woning geparkeerd stond. [medeverdachte 2] heeft de brand gesticht door aan de bijrijderskant het raam in te slaan en iets brandends naar binnen te gooien, namelijk een glazen fles met benzine. De opdracht om de brand te stichten kwam van [naam 2] , die op zijn beurt de opdracht weer van iemand anders had gekregen. Voor het uitvoeren van de opdracht zouden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een geldbedrag van 300 euro ontvangen. Dit bedrag is nooit betaald. [72]
[naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft verklaard dat [medeverdachte 3] zijn stiefdochter is. [naam 2] had de opdracht voor de brandstichting gekregen van een medegedetineerde die bij hem op de afdeling gedetineerd is en met wie hij samen in de keuken werkt. Deze medegedetineerde betreft verdachte. Verdachte had aan [naam 2] gevraagd of hij iemand kende die de brand zou willen stichten. [naam 2] gaf toen aan dat hij misschien wel iemand wist en dacht aan [medeverdachte 3] , omdat zij geldnood had. Degene van wie de bedrijfsbus was, was met de zoon van verdachte naar Abu Dhabi gegaan met het geld van verdachte. Daar was verdachte boos over. Verdachte zou 300 euro betalen voor het uitvoeren van de opdracht. [73]
Verdachte heeft verklaard dat hij iedere dag in de keuken van de penitentiaire inrichting in Grave werkt. [naam 2] zat in zijn kookgroepje. Verdachte was er niet blij mee dat [benadeelde partij 1] met zijn zoon [naam 4] naar de race van Max Verstappen in Abu Dhabi was geweest. [74]
In een opgenomen Telio-gesprek dat [naam 2] vanuit de penitentiaire inrichting in Grave heeft gevoerd met [medeverdachte 3] van 19 november 2022 om 15.19 uur is het volgende besproken:
“ [naam 2] : Ja, vanavond heb ik ook iets wat je (ntv).
[medeverdachte 3] begint te praten als [naam 2] nog praat.
(lijnen kunnen niet gescheiden worden).
[medeverdachte 3] : O, vertel!
[naam 2] : Ja, [adres] (fon) negenenzeventig. ( [(huis)nummer] ).
[medeverdachte 3] : Ook eh... in dezelfde plaats?
[naam 2] : Ja! En daar staat een witte bus.
[medeverdachte 3] : Ja.
[naam 2] : Dan eh ... ja.
[medeverdachte 3] : Zelfde als eh ... [naam 5] . (fon) / (ng).
[naam 2] : Eh, ja, Mo (fon) (moet) je (fon) ander (fon).
[medeverdachte 3] : Waar?
[naam 2] : Mo (fon) (moet) je, mo je ... Nee, die moet echt eh ... de
[medeverdachte 3] : De door?
[naam 2] : De ... de vlam erin.
[medeverdachte 3] : Mmm!
[naam 2] : Ja, ja.
[medeverdachte 3] : O, op die fiets.
[medeverdachte 3] : De hoeveel, [adres] ? (fon). Hoeveel?
[naam 2] : [adres] .
[medeverdachte 3] : Ja?
[naam 2] : En dan: Zeven, negen. (7, 9). Negenenzeventig. (79).
[medeverdachte 3] : Negenenzeventig. (79)?
[naam 2] : Ja.
[medeverdachte 3] : Ja, is goed. lk ga kijken, ja?” [75]
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging brand hebben gesticht bij de Peugeot Expert met kenteken [kenteken] van [benadeelde partij 1] . Zij hebben dit allebei bekend en bij de uitvoering van de opdracht nauw en bewust samengewerkt door een plan te maken, samen een voorverkenning te doen en ook samen naar de plaats delict toe te gaan, alwaar [medeverdachte 2] de daadwerkelijke brand heeft gesticht en [medeverdachte 3] de chauffeur was. [medeverdachte 2] heeft het raam van de bedrijfsbus verbroken en vervolgens een fles met benzine en snel brandend papier aangestoken en door het verbroken raam in de bedrijfsbus gegooid. Hierdoor is de bedrijfsbus verbrand.
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of door de brand gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat bij de brandstichting gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Door de brand te stichten heeft verdachte gezien de vastgestelde feiten en omstandigheden naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gemeen gevaar voor de naast de bedrijfsbus geparkeerde Volkswagen Golf veroorzaakt. Deze bevond zich op korte afstand van de bedrijfsbus, zodat de brand eenvoudig kon overslaan. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen in het dossier niet blijkt dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gemeen gevaar voor de woning aan de [adres] , de zich daarin bevindende inboedel en de schutting van deze woning bestond. Daarvoor stond de bedrijfsbus te ver van de woning verwijderd. Bovendien is enkel schade ontstaan aan de schuur die bij de woning hoort. Daar stond de bedrijfsbus ook geparkeerd. Tevens is door de brandstichting naar het oordeel van de rechtbank geen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar te duchten levensgevaar en te duchten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning aanwezige bewoners ontstaan, om dezelfde redenen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de ten laste gelegde brand hebben gesticht, met dien verstande dat enkel het gemeen gevaar voor goederen kan worden bewezen.
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte dit feit heeft uitgelokt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte aan [naam 2] heeft gevraagd of hij iemand kende die voor hem een brand zou willen stichten bij [benadeelde partij 1] , omdat [benadeelde partij 1] met zijn zoon naar Abu Dhabi was geweest en hij daar niet blij mee was. [naam 2] gaf aan dat hij mogelijk wel iemand wist, waarna [naam 2] de opdracht heeft doorgegeven aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Dat gebeurde op 19 november 2022. Verdachte had aan [naam 2] , en via hem aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een geldbedrag van € 300,00 in het vooruitzicht gesteld voor het uitvoeren van de opdracht. Verder had verdachte het adres van [benadeelde partij 1] en informatie over de witte bedrijfsbus aan [naam 2] doorgegeven. Dat [naam 2] bepaalde informatie die hij van verdachte zou hebben gekregen zou hebben misbruikt om weg te komen met de vernieling van de auto van zijn ex-partner, is niet aannemelijk. Er is geen begin van aannemelijkheid dat [naam 2] het opdrachtgeverschap van verdachte in scène zou hebben gezet. Alle bewijsmiddelen in het dossier duiden erop dat het verdachte is geweest die de opdracht heeft gegeven voor de brandstichtingen.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [naam 2] leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] niet reeds zelf van plan waren het feit te begaan. Verdachte heeft door het geven van inlichtingen (het doorgeven van het adres en informatie over de bedrijfsbus) en het doen van beloften (het in het vooruitzicht stellen van een geldbedrag van € 300,00) bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] het wilsbesluit opgewekt om de brand te stichten. Verdachte kan daarmee worden aangemerkt als de uitlokker van de brandstichting. Ook aan de overige vereisten voor een strafbare uitlokking is voldaan: het uitgelokte delict is gevolgd, de in de wet limitatief opgesomde uitlokkingsmiddelen zijn gebruikt en de uitgelokten, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , zijn strafbaar.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het:
  • onder parketnummer 05/130756-22 feit 2, feit 4 en feit 10 primair;
  • onder parketnummer 05/313353-22 en
  • onder parketnummer 05/036732-23
ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/130756-22
2.
[medeverdachte 1] op
of omstreeks27 februari 2022 te Geldermalsen,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een bedrijfspand aan de [adres] geparkeerde bedrijfsbus,
Volkswagen Transporter (gekentekend [kenteken] ),
geheel of ten deletoebehorende aan het bedrijf [naam bedrijf 1] ,
althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] ,
door
(delen van) die bedrijfsbus al dan niet te besprenkelen met een brandbare vloeistof en/of gebruik te maken van een (in een doek gewikkeld) aanmaakblokje en/of
(vervolgens) die brandbare vloeistof en/of dat (in een doek gewikkelde) aanmaakblokje,
althansvoornoemde bedrijfsbus in aanraking te brengen met
(open
)vuur,
ten gevolge waarvan genoemd voertuig
geheel of gedeeltelijkis verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor het naastgelegen bedrijfspand en
/ofde daarin aanwezige inboedel
, in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in
of omstreeksde periode van 1
januarifebruari2022 tot en met 27 februari 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort
en/of te
Emmen, in elk geval in Nederland,
door
giften,beloften
, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingenopzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van
ongeveer150.000 EURO
, althans een (aanzienlijk) geldbedragin het vooruitzicht gesteld als het
/defeit
(en)gepleegd zou
(den)worden;
4.
[medeverdachte 1] op
of omstreeks27 maart 2022 te Geldermalsen,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in het bedrijfspand aan de [adres] , dat
geheel of ten deletoebehoorde aan [naam bedrijf 2] en
/ofin gebruik was bij [naam bedrijf 3] ,
althans aan of bij een ander dan aan hem, verdachte,
door in
of nabijvoornoemd bedrijfspand
één ofmeerdere plaatsen te besprenkelen met een brandbare vloeistof (motorbenzine) en
/of
(vervolgens
) die brandbare vloeistof in aanraking te brengen met (open) vuur, althans(delen van) voornoemd bedrijfspand in aanraking te brengen met
(open
)vuur,
ten gevolge waarvan voornoemd bedrijfspand en
/ofde voor dat bedrijfspand geparkeerde bedrijfsbus
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
het (de
)naastgelegen bedrijfspand
(en
)en
/ofde daarin aanwezige inboedel
, in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in
of omstreeksde periode van 1
januarifebruari2022 tot en met 27 maart 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort
en/of te
Emmen, in elk geval in Nederland,
door
giften,beloften
, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingenopzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] een geldbedrag van
ongeveer150.000 EURO
, althans een (aanzienlijk) geldbedragin het vooruitzicht gesteld als het
/defeit
(en)gepleegd zou
(den)worden;
10.
[medeverdachte 1] op
of omstreeks11 april 2022 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] voorgenomen misdrijf om opzettelijk
en
met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, na kalm beraad en rustig overleg, met voornoemd opzet
- die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en
(vervolgens
)die [slachtoffer]
met een mes,
éénmaal ofmeerdere malen, met kracht, in de nek en
/ofde hals en
/ofde schouder en
/ofde rug en
/ofde borst heeft gestoken en
/of
- toen zij ten val was gekomen, bovenop en
/ofvoorovergebogen over die [slachtoffer] heeft gezeten en
/of
- ( daarbij) met kracht de keel heeft dichtgedrukt
en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] éénmaal of meerdere malen, met kracht, op of tegen de grond heeft geslagen/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in
of omstreeksde periode van
1 januari4 maart2022 tot en met 11 april 2022, te Geldermalsen en/of te Druten en/of te Westervoort
en/of te Emmenen/of te Kerkdriel en/of te Ugchelen, in elk geval in Nederland,
door
giften,beloften en
/ofdoor verschaffen van gelegenheid
, middelenen
/ofinlichtingen
opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
- het plan opgevat en
/ofbesproken om die [slachtoffer] om het leven te brengen en
/of
- die [medeverdachte 1] benaderd voor het uitvoeren van dat plan tot het om het leven brengen van die [slachtoffer] en
/of
- die [medeverdachte 1] inlichtingen verschaft over de (actuele) verblijfplaats van die [slachtoffer] en
/of
- die [medeverdachte 1] een geldbedrag van
ongeveer50.000 EURO
, althans een (aanzienlijk) geldbedragin het vooruitzicht gesteld als het feit gepleegd zou worden en
/of
- ervoor gezorgd dat hij, verdachte, op 11 april 2022, ten tijde van het plegen van
bovengenoemd strafbaar feit, niet in Kerkdriel of de directe omgeving aanwezig was;
Parketnummer 05/313353-22
hij op
of omstreeks17 juni 2022 te Westervoort
en/of Druten
en/of elders in Nederland,
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
te weten
een e-mailbericht d.d. 17 juni 2022 met als onderwerp [naam park] van [mailadres] aan [mailadres] – zijnde verdachtes werkmailadres -
valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft vervalst, door zelf het genoemde e-mailbericht (zogenaamd) uit naam van [getuige 2] van het bedrijf [naam bedrijf 7] op te stellen en dit vervolgens naar zijn eigen werkmailadres te sturen,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken;
Parketnummer 05/036932-23
[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 3] op
of omstreeks22 november 2022 te Rheden,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand
heeft/hebben gesticht
in een bij een woning aan de [adres] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken] ),
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 1] ,
althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ,
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en
(vervolgens
)een fles met daarin
een doek en/ofpapier en een brandbare vloeistof (
vermoedelijkbenzine) in aanraking te brengen met open vuur en
/of (daarna
)voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus
geheel of gedeeltelijkis verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/ofeen naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde personenauto (Volkswagen Golf)
, in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in
of omstreeksde periode tussen 1
9november 2022 en 22 november 2022, te Grave,
in elk geval in Nederland,door
giften,beloften
en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingenopzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 2] en
/ofdie [medeverdachte 3] ,
al dan nietdoor tussenkomst van een medegedetineerde [naam 2] , een geldbedrag van
tussen300
en 500EURO
, althans een geldbedragin het vooruitzicht gesteld als het feit gepleegd zou worden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/130756-22 feit 2 en feit 4 en parketnummer 05/036932-23, telkens:
door beloften opzettelijk uitlokken van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
ten aanzien van parketnummer 05/130756-22 feit 10:
door beloften en door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen opzettelijk uitlokken van poging tot moord;
ten aanzien van parketnummer 05/313353-22:
valsheid in geschrift.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie exorbitant hoog is. Als de rechtbank al aan strafoplegging toekomt, dient de eis drastisch te worden gematigd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich onder andere schuldig gemaakt aan de uitlokking van drie brandstichtingen. Bij deze brandstichtingen zijn meerdere auto’s en panden deels of zelfs volledig verwoest. Hierbij ging het ook om de auto’s en de panden van volkomen onschuldige slachtoffers. Feiten als deze hebben niet alleen grote financiële gevolgen voor de slachtoffers, maar leiden ook tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en bij de slachtoffers in het bijzonder. Twee van de brandstichtingen heeft verdachte laten plegen omdat hij op deze wijze een claim bij de verzekering kon indienen. De eerste brand was bedoeld om het te laten lijken alsof er een pyromaan actief was en de tweede brand vond plaats bij het pand van verdachte zelf. Na deze brand heeft verdachte bij zijn verzekering een claim van ruim een miljoen euro ingediend. Daar was het verdachte om te doen. Daarnaast heeft verdachte, vanuit detentie, opnieuw een brand laten stichten. Verdachte heeft zich daarmee bijzonder hardleers getoond.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Hij heeft door het overleggen van valselijk opgemaakte stukken geprobeerd de Nederlandse Staat bijna € 170.000 afhandig te maken. Ook dit feit getuigt van een grote mate van brutaliteit bij verdachte. Verdachte lijkt op criminele manieren te proberen zijn luxe wijze van leven te bekostigen. Dat hij anderen daardoor sterk benadeelt, lijkt hem niets uit te maken. Hij laat zich enkel leiden door zijn eigen financiële gewin. De belangen van anderen zijn voor verdachte van ondergeschikt belang. Verdachte heeft zich, als absoluut dieptepunt van zijn gedragingen, bovendien schuldig gemaakt aan de uitlokking van een poging tot moord op zijn eigen vrouw, [slachtoffer] . Naar het motief voor deze uitlokking kan de rechtbank enkel gissen, maar duidelijk is dat verdachte zich door al zijn leugens in een behoorlijk lastige situatie had gewerkt. De uitweg uit deze situatie die verdachte kennelijk voor ogen had, was het laten vermoorden van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] , die de moord moest plegen, is met het voornemen om [slachtoffer] van haar leven te beroven naar Kerkdriel afgereisd. Daar verbleef [slachtoffer] op dat moment in een vakantiewoning, een plek waar zij zich veilig moet kunnen voelen. Het adres van deze vakantiewoning was door verdachte aan hem doorgegeven. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] uit het niets van achteren aangevallen met een mes. Hij heeft haar zeer vaak gestoken, ook toen zij zich probeerde te verweren en ten val was gekomen. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] , terwijl hij op [slachtoffer] zat, geprobeerd haar te wurgen. Dat het bij een poging tot moord is gebleven, is niet aan de opdracht van verdachte te danken. De bedoeling was immers dat [slachtoffer] het leven zou verliezen. Het door [medeverdachte 1] in opdracht van verdachte toegepaste geweld had zonder meer tot de dood van [slachtoffer] kunnen leiden, hetgeen alleen al blijkt uit het vele letsel dat zij heeft opgelopen en de grote hoeveelheid bloed die zij verloren had. De opdracht van verdachte heeft een zeer grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Daarbij komt dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hij heeft steeds ontkend de opdracht te hebben gegeven en [slachtoffer] al die tijd doen geloven dat hij van haar hield en haar nooit iets aan zou doen. Dit getuigt van een totaal gebrek aan respect bij verdachte voor het leven, de gevoelens en het welzijn van [slachtoffer] . Verdachte is met dit alles steeds verder afgegleden in zijn criminele gedrag. Hij heeft geen enkel respect voor andermans eigendommen en leven getoond.
Uit de op zitting door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring blijkt hoe veel impact de poging tot moord op haar heeft gehad. Zij wordt elke dag nog herinnerd aan wat zij heeft meegemaakt en wordt in haar dagelijkse bezigheden nog altijd sterk belemmerd door de lichamelijke beperkingen die zij aan het geweld heeft overgehouden.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat geen sprake is van relevante recidive. De reclassering kan geen goed advies uitbrengen, omdat verdachte het ten laste gelegde in alle toonaarden ontkent.
De rechtbank is van oordeel dat het gaat om zodanig ernstige feiten dat uit het oogpunt van vergelding enkel een zeer lange gevangenisstraf op zijn plaats is. Daarbij merkt de rechtbank op dat het zwaartepunt bij het bepalen van de strafmaat vanzelfsprekend bij de uitlokking van de poging tot moord ligt, hoewel ook de uitlokking van de brandstichtingen, waarvan een nota bene vanuit detentie plaatsvond en de valsheid in geschrift ernstige feiten zijn. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, de ernst van de feiten, de grote impact daarvan op de slachtoffers en gelet op de straffen die rechters in soortgelijke gevallen plegen op te leggen, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, gelet op wat hiervoor is overwogen en mede in aanmerking nemend dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft in verband met het onder parketnummer 05/130756-22 feit 6 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 473,16 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Verdachte is vrijgesproken van het onder parketnummer 05/13075622 feit 6 ten laste gelegde. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
De vordering van [benadeelde partij 6]
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] heeft in verband met het onder parketnummer 05/130756-22 feit 8 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 330,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Verdachte is vrijgesproken van het onder parketnummer 05/13075622 feit 8 ten laste gelegde. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
De vordering van [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft in verband met het onder parketnummer 05/036932-23 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.512,09 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, aangezien vrijspraak is bepleit. De vordering is verder niet betwist.
Overwegingen van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft de volgende schadeposten opgevoerd:
  • een aquabar ter waarde van € 976,74 (incl. BTW);
  • een ladder ter waarde van € 476,73 (incl. BTW);
  • een trolley, voegenhamer, persluchtslang en beitels ter waarde van € 2.741,62 (incl. BTW) en
  • een verlengsnoer ter waarde van € 317,00.
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat uit de overgelegde facturen volgt dat de voornoemde goederen zakelijk zijn gekocht. De benadeelde partij heeft niet gesteld en onderbouwd dat de BTW die in rekening is gebracht desondanks als schade is te kwalificeren. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de benadeelde partij (die de goederen zakelijk heeft gekocht) de BTW die in rekening is gebracht kan verrekenen, zodat het gedeelte van de vordering dat ziet op de BTW niet voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast volgt het opgevoerde bedrag voor het verlengsnoer niet uit de overgelegde stukken. Dit verlengsnoer staat vermeld op dezelfde factuur als de trolley, voegenhamer, persluchtslang en beitels (samen een bedrag van € 2.741,62 excl. BTW), maar achter het verlengsnoer staat geen bedrag vermeld. Het totaalbedrag van deze factuur exclusief BTW bedraagt € 2.741,62 (zijnde de optelsom van de bedragen van de trolley, voegenhamer, persluchtslang en beitels). De vordering is voor wat betreft het gedeelte van het verlengsnoer van € 317,00 dan ook onvoldoende onderbouwd. Voor het overige is de vordering voldoende onderbouwd en komt deze redelijk voor. De rechtbank overweegt verder dat de schadeposten niet zijn betwist.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de vordering als volgt kan worden toegewezen:
  • € 807,22 voor de aquabar;
  • € 393,99 voor de ladder;
  • € 2.741,62 voor de trolley, voegenhamer, persluchtslang en beitels.
De vordering kan daarom tot een bedrag van € 3.942,83 worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 22 november 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9. De oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (parketnummer 05/130756-22 feit 10)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] en te bepalen dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het hele schadebedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoofdelijke aansprakelijkheid niet kan worden bepaald omdat in de zaak van verdachte geen vordering is ingediend en verdachte niet zomaar erbij kan worden betrokken. Daarnaast heeft de verdediging niet de kans gekregen inhoudelijk te reageren op de vordering. Mocht de rechtbank oplegging van een schadevergoedingsmaatregel overwegen, dan verzoekt de verdediging in staat gesteld te worden te reageren op de vordering tot schadevergoeding.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat - hoewel het slachtoffer [slachtoffer] zich in de strafzaak tegen verdachte niet heeft gevoegd als benadeelde partij - de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd of niet in zijn vordering kan worden ontvangen. Indien sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid kan ook de schadevergoedingsmaatregel voor het totale schadebedrag worden opgelegd.
Hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat indien en voor zover meerdere personen verplicht zijn tot vergoeding van dezelfde schade (art. 6:102 BW), hetgeen doorgaans het geval is indien de schade is ontstaan door onrechtmatige gedragingen van twee of meer personen. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van [slachtoffer] , nu zij - zoals eerder overwogen - samen verantwoordelijk zijn voor de poging tot moord en de schade dus is ontstaan door de onrechtmatige gedragingen van beiden.
De rechtbank heeft in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] (05/091632-22) vastgesteld dat de schade van [slachtoffer] op dit moment in totaal € 11.605,82 aan materiële schade en € 30.000,- aan immateriële schade bedraagt, zodat verdachte voor dit volledige bedrag hoofdelijk aansprakelijk is. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
Doordat de benadeelde partij enkel in de zaak van [medeverdachte 1] een vordering tot schadevergoeding heeft ingediend, is de verdediging niet in de gelegenheid geweest deze vordering in te zien en te betwisten. Echter, de verdediging was na het requisitoir van de officier van justitie reeds op de hoogte van diens verzoek om ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. De verdediging had op dat moment kunnen verzoeken om de vordering in te kunnen zien, maar heeft dat niet gedaan. De rechtbank merkt daarbij op dat het pleidooi van de verdediging pas de dag erna plaats zou vinden, zodat de verdediging gelet daarop ook de gelegenheid zou hebben gehad de vordering te bestuderen. Los daarvan is de rechtbank bij het ambtshalve opleggen van een schadevergoedingsmaatregel niet gebonden aan het al dan niet indienen van een vordering door de benadeelde partij en het al dan niet in de gelegenheid zijn van de verdediging daarop te reageren. Indien de rechtbank de schade kan vaststellen en verdachte naar burgerlijk recht voor deze schade aansprakelijk is, kan de rechtbank een schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte opleggen. Wanneer bovendien sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid, kan deze voor het totale schadebedrag worden opgelegd, zoals in dit geval.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte voor voornoemd bedrag ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van in totaal € 41.605,82 (€ 11.605,82 aan materiële schade en € 30.000,- aan immateriële schade). Daarbij bepaalt de rechtbank dat verdachte over het toegewezen bedrag aan immateriële schade vanaf 11 april 2022 en over de overige schade vanaf 3 april 2023 (datum indienen eerste vordering in de zaak van [medeverdachte 1] ) wettelijke rente verschuldigd is.

10.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van de Apple laptops (goednummers PL0600-2022157454-G2908320 en PL0600-2022157454-2775400), de Apple computer met beeldscherm en toetsenbord (goednummer PL0600-2022157454-G2908324) en de Apple telefoons (goednummers PL0600-2022157454-2773630, PL0600-2022157454-2773607 en PL0600-2022157454-2773628) aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregelen is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 60a, 157, 225 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/130756-22 feit 1, feit 3, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8 en feit 9 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 gelast de teruggave van de Apple laptops (goednummers PL0600-2022157454-G2908320 en PL0600-2022157454-2775400), de Apple computer met beeldscherm en toetsenbord (goednummer PL0600-2022157454-G2908324) en de Apple telefoons (goednummers PL0600-2022157454-2773630, PL0600-2022157454-2773607 en PL0600-2022157454-2773628) aan verdachte.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/036932-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van € 3.942,83 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij 1] , een bedrag te betalen van € 3.942,83 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 49 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de verplichting tot betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 11.605,82 aan materiële schade en een bedrag van € 30.000,- aan smartengeld. De materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag van in totaal € 41.605,82 niet wordt betaald, kunnen 243 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en
mr. H.P.M. Kester, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2022486141 (onderzoek COLO / ON5R022041), gesloten op 22 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 547-548.
3.Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. 802-803.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten de ‘Letselrapportage forensische geneeskundige GGD regio Utrecht’ van 19 april 2022, p. 823-848.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 218-219.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2913.
7.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 570-574.
8.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 579-584.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten de ‘Letselrapportage forensische geneeskundige GGD regio Utrecht’ van 19 april 2022, p. 823-848.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2011-2024.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2033-2038.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2042-2050.
13.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer. Zoals door de rechtbank ter terechtzitting is toegezegd, heeft de rechtbank de audiobestanden die door de officier van justitie zijn aangeleverd in raadkamer beluisterd en een eigen waarneming gedaan.
14.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer. Zoals door de rechtbank ter terechtzitting is toegezegd, heeft de rechtbank de audiobestanden die door de officier van justitie zijn aangeleverd in raadkamer beluisterd en een eigen waarneming gedaan.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1790.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1811-1820.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 15 mei 2022, p. 1876.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 17 mei 2022, p. 1882-1884.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1917.
20.Het proces-verbaal van aangifte van [verdachte] , p. 2312.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 22 mei 2022, p. 1888.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 5 juni 2022, p. 1891-1892.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 15 juni 2022, p. 1893-1894.
24.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2885-2899.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3036-3037.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1317-1319.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1362.
28.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 574.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1333-1335.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 343.
31.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 7] , p. 2305.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2307-2311.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2561-2564.
34.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2535-2539.
35.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2874.
36.Het proces-verbaal van aangifte van [verdachte] , p. 2312.
37.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 8] , p. 2382.
38.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2316-2318.
39.Het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] ), inclusief bijlagen, p. 2323-2366.
40.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2535-2541.
41.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2322.
42.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2876.
43.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1811-1812.
44.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2014-2022.
45.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2031.
46.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2599.
47.Het verhoor van getuige [getuige] door de rechter-commissaris van 22 maart 2023, blad 7.
48.Een schriftelijk bescheid, te weten de uitwerking van het tapgesprek van 22 mei 2022, p. 1872.
49.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2874-2875.
50.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2829-2830, inclusief bijlage, p. 2853-2857.
51.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2302-2303.
52.Het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] ), p. 2325.
53.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 416, inclusief bijlage, p. 446.
54.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2020-2024.
55.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2042-2046.
56.Het verhoor van getuige [getuige] door de rechter-commissaris van 22 maart 2023, blad 7.
57.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3052.
58.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 412.
59.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022556649, gesloten op 23 december 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
60.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 48.
61.Het proces-verbaal van relaas, p. 2.
62.Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Verzoekschrift ex artikel 164 lid 9 WVW en 530 Sv’ van [naam 6] van 11 maart 2022, p. 5-10.
63.Een schriftelijk bescheid, te weten de brief van [naam 6] 27 juni 2022, inclusief bijlagen, p. 12-17.
64.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 48-51.
65.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 61-63.
66.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 66-68.
67.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2023074554 (onderzoek ON5R022096 / LASCAR), gesloten op 10 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
68.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] , p. 29-30.
69.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [benadeelde partij 1] , p. 33.
70.Het proces-verbaal beeldverslag, p. 41-50.
71.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 291-295.
72.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 317-321.
73.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] , p. 326-332.
74.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 338-340.
75.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 143-148.