ECLI:NL:RBGEL:2023:4140

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
C/05/420239 / KG RK 23-459
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in belastingzaken wegens vermeende vooringenomenheid

Op 17 juli 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. van Leeuwen en mr. N. ten Donkelaar. Het verzoek was gericht tegen mr. A.F. Germs-de Goede, die als rechter betrokken was bij een aantal belastingzaken van de verzoeker. De verzoeker stelde dat de rechter zich eerder had uitgelaten over de kwaliteit van zijn administratie in een procedure over een informatiebeschikking, wat volgens hem leidde tot een schijn van vooringenomenheid in de huidige belastingzaken. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek tijdig was ingediend, ondanks de argumenten van de rechter dat dit niet het geval was. De wrakingskamer oordeelde dat de procedures over de informatiebeschikking en de belastingaanslagen verschillende juridische vragen behandelden. De enkele betrokkenheid van de rechter in beide procedures was onvoldoende om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd benadrukt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/420239 / KG RK 23-459
Beslissing van 17 juli 2023
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker
gemachtigden: mr. M. van Leeuwen en mr. N. ten Donkelaar,
strekkende tot de wraking van
mr. A.F. Germs-de Goede,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 5 juni 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter, door de wrakingskamer ontvangen op 5 juli 2023;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de wrakingskamer, gehouden op 10 juli 2023, alsmede de pleitaantekeningen zoals daar voorgedragen door mr. Van Leeuwen.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker niet in persoon verschenen maar werd hij vertegenwoordigd door voormelde gemachtigden. Verder is de rechter verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter als voorzitter van de meervoudige kamer in de zaken met nummers AWB 19/7248, 19/7249, 19/7251 tot en met 19/7258, 20/3102, 20/3103, 22/1718 tussen verzoeker en de inspecteur van de belastingdienst. Het betreft een aantal verzetzaken en een aantal inhoudelijke zaken over aanslagen Inkomstenbelasting (IB), Zorgverzekeringswet (ZVW) en omzetbelasting. In die zaken heeft op 5 juni 2023 een zitting plaatsgevonden. Tijdens die zitting is de rechter namens verzoeker gewraakt.
2.2.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 5 juni 2023 blijkt dat verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag legt dat de rechter zich in een eerdere procedure over de zogenaamde informatiebeschikking van de inspecteur van de belastingdienst, welke beschikking relevant is bij de beoordeling van de juistheid van de aanslagen, al heeft uitgelaten over de kwaliteit van de administratie van verzoeker. Een brief van verzoeker van 2 februari 2022 aan de rechtbank, waarin verzoeker de rechtbank attendeert op de eerdere betrokkenheid van de rechter, is voor de meervoudige kamer geen reden geweest om haar samenstelling te wijzigen. Daarop heeft verzoeker de rechter gewraakt. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is namens verzoeker nader toegelicht dat de rechter deel uitmaakte van de combinatie die in de uitspraak van 20 december 2018 over de informatiebeschikking in overweging 15 heeft geoordeeld dat de administratie voor de jaren 2010 tot met 2013 niet voldoet aan de eisen van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR). Voorts is daarin overwogen dat de gebreken in de administratie dermate ernstig zijn dat de belastingdienst de informatiebeschikking terecht heeft afgegeven en dat de daaraan gekoppelde sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd is. Het beroep van verzoeker tegen de informatiebeschikking is ongegrond verklaard. Daarmee heeft de rechter zich al uitgelaten over de kwaliteit van de administratie en een oordeel gevormd over die administratie en dus ook over de bewijspositie van verzoeker. Omdat die administratie ook in voormelde procedures een rol speelt, bestaat bij verzoeker de vrees voor schijn van vooringenomenheid en vertrouwt verzoeker er niet op dat objectief naar de zaken wordt gekeken. Daarbij ziet verzoeker zich gesteund door een uitspraak van de wrakingskamer van de rechtbank Overijssel van 27 augustus 2018 (ECLI:NL:RBOVE: 2018:3335), waarin in een bodemprocedure een wrakingsverzoek is toegewezen omdat diezelfde rechter al uitspraak had gedaan in de voorlopige voorziening.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Volgens de rechter is het wrakingsverzoek niet tijdig gedaan. In reactie op de brief van verzoeker van 2 februari 2022 heeft de rechtbank op 4 februari 2022, en in ieder geval per brief van 31 maart 2022, laten weten dat de rechtbank geen aanleiding zag voor een reactie. Gelet op een brief van 28 april 2023 was verzoeker bekend dat twee (werk)dagen voor de zitting bekend zou zijn wat de samenstelling van de meervoudige kamer was. Door met het indienen van het wrakingsverzoek te wachten tot op de zitting van 5 juni 2023 heeft verzoeker volgens de rechter niet voldaan aan het tijdigheidsvereiste van artikel 8:16 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor zover het verzoek ontvankelijk is, vraagt de rechter het verzoek af te wijzen. De toets in voormelde procedures is een totaal andere dan in de procedure waarin de rechter een oordeel heeft gevormd over de kwaliteit van de administratie van verzoeker (de informatiebeschikking). In de bodemprocedure over de belastingaanslagen wordt beoordeeld of de inspecteur de aanslagen heeft gebaseerd op een redelijke schatting en of eiser slaagt in het leveren van voldoende tegenbewijs. Overigens kan ook in een procedure over de belastingaanslagen opnieuw aan de orde worden gesteld of de sanctie omkering en verzwaring bewijslast op basis van de informatiebeschikking wel passend en geboden is. De argumenten die daarvoor eventueel worden aangedragen, zullen op zijn eigen merites worden beoordeeld.

3.De beoordeling

Is het wrakingsverzoek tijdig gedaan?
3.1.
Op grond van artikel 8:16 lid 1 van de Awb moet het verzoek tot wraking worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.
3.2.
Vast staat dat verzoeker per brief van 31 januari 2022 is uitgenodigd voor een zitting op 11 april 2022. Omdat uit die brief bleek dat de rechter onderdeel zou uitmaken van de zittingscombinatie hebben de gemachtigden van verzoeker de rechtbank bij brief van 2 februari 2022 als volgt bericht: ‘
Aan deze procedure is een informatiebeschikkingsprocedure voorafgegaan (…). De huidige zetel, had (gedeeltelijk) ook zitting in de informatiebeschikkingsprocedure. Ik heb gemeend u hiervan in kennis te moeten stellen.’ Hierop heeft de rechtbank met een brief van 31 maart 2022 gereageerd met de mededeling dat de rechtbank in de brief van 2 februari 2022 geen aanleiding zag voor een reactie. Door omstandigheden heeft de zitting van 11 april 2022 geen doorgang gevonden, evenals de, nadien geplande, zitting op 17 augustus 2022. Met een brief van 28 april 2023 heeft de rechtbank laten weten dat de zaken behandeld zouden worden op 5 juni 2023. Daarbij werd de samenstelling van de zittingscombinatie gewijzigd, maar de rechter bleef van de combinatie deel uitmaken. Verder stond in de brief van 28 april 2023 evenals in de brief van 31 januari 2022: ‘
De namen van de rechters zijn nog niet definitief. Het kan zijn dat uw zaak nog aan (een) andere rechter(s) wordt toegedeeld. De uiteindelijke toedeling vindt namelijk vlak voor zitting plaats.’ Verder staat in de brief dat de zetel ‘
2 werkdagen voor de zitting’ definitief wordt vastgesteld en dat als verzoeker niet twee werkdagen voor de zitting per brief is geïnformeerd over een wijziging, dit betekent dat de combinatie niet is gewijzigd. Vaststaat dat een dergelijke, als laatstegnoemde brief niet is verstuurd.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling bij de wrakingskamer hebben de gemachtigden van verzoeker aangevoerd dat een zittingscombinatie vlak voor zitting nog kan wijzigen en dat vaak pas op de zitting de definitieve combinatie duidelijk is. Verder hebben zij nader toegelicht dat zij, vanwege het ontbreken van een inhoudelijke reactie op hun brief van 2 februari 2022 en de deelname van de rechter aan de zittingscombinatie, hadden verwacht dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling van 5 juni 2023 nader zou toelichten waarom zij deel uitmaakt van de combinatie. Een dergelijke toelichting zou mogelijk een reden kunnen zijn om niet over te gaan tot wraking. Toen de rechter die toelichting niet gaf en werd volstaan met de reactie dat de gemachtigden aan de combinatie konden zien dat de brief van 2 februari 2022 geen reden was om de samenstelling te wijzigen, hebben de gemachtigden van verzoeker de rechter gewraakt. Zij menen dat de bezwaren van verzoeker met de brief van 2 februari 2022 duidelijk waren en het bleek niet mogelijk te zijn daarover met de rechter in gesprek te gaan.
3.4.
Gelet op de namens verzoeker gegeven toelichting is aannemelijk dat het voor verzoeker voorafgaand aan de zitting nog niet geheel vast stond dat de zaak door (onder meer) de rechter zou worden behandeld en dat hij het ook van een eventuele toelichting van de rechter op de zitting wilde laten afhangen of hij om wraking zou verzoeken. De wrakingskamer is van oordeel dat in dit geval het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Daarom zal het inhoudelijk worden beoordeeld.
Is het wrakingsverzoek gegrond?
3.5.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.6.
Vast staat dat de informatiebeschikking onherroepelijk is geworden. De wrakingskamer begrijpt van verzoeker en de rechter dat het in de procedure over de informatiebeschikking (uitsluitend) gaat het over de vraag of de gevoerde administratie van voldoende kwaliteit is en of die kan dienen als een betrouwbare grondslag voor het vaststellen van fiscale verplichtingen. Als, zoals in dit geval, een informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, dan heeft dat gevolgen voor de op te leggen aanslag. Dan mag de inspecteur van de belastingdienst een aanslag opleggen op basis van een redelijke schatting. In een beroepsprocedure over de juistheid van die aanslag geldt dan als bewijsrechtelijk uitgangspunt de omkering en verzwaring van de bewijslast. Het is de wrakingskamer duidelijk dat het daarmee voor een belastingplichtige moeilijk is om (met de gebrekkig bevonden administratie) tegen de geschatte belastingaanslagen bewijs te leveren dat die aanslagen tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld. De procedure over de informatiebeschikking enerzijds en de procedure over de hoogte van de aanslagen anderzijds hebben weliswaar raakvlakken, maar anders dan in de door verzoeker aangehaalde uitspraak van de wrakingkamer van de rechtbank Overijssel gaat het hier om een andere toets. In de procedure over de informatiebeschikking is de vraag of de administratie voldoet aan wat mag worden verwacht op grond van de AWR. In de procedure over de belastingaanslagen gaat het om de vraag of iemand tegenbewijs tegen de schatting door de inspecteur van de belastingdienst kan leveren. Dit betekent dat de administratie weliswaar niet aan eisen van de AWR kan voldoen, maar dat (een deel van) die administratie wel zou kunnen volstaan om de schatting (al dan niet gedeeltelijk) te weerleggen. Hiermee wordt een andere rechtsvraag beoordeeld.
In dat licht bezien en gelet op het feit dat een rechter vanuit de aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, is de enkele stelling dat de rechter in beide procedures deel uitmaakt van de zittingscombinatie, onvoldoende om aan te nemen dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, mr. A.S.W. Kroon en mr. M.M. Klaasen, leden in tegenwoordigheid van de griffier […] en in openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.