ECLI:NL:RBGEL:2023:4417

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
23-4611
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake evenementenvergunning voor kermis in Zutphen met betrekking tot geluidsoverlast

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld met betrekking tot een evenementenvergunning die door de burgemeester van Zutphen is verleend voor een kermis van 30 augustus tot en met 3 september 2023. Verzoeker, die aan de Zaadmarkt woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat hij vreest voor onacceptabele geluids- en andere overlast van een 'grote attractie' die dicht bij zijn woning geplaatst zou worden. De voorzieningenrechter heeft op 25 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van de burgemeester en de vergunninghouder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening, gezien de aanstaande kermis. De rechter stelt vast dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat de geplande attractie geen onacceptabele overlast voor verzoeker zal veroorzaken. Dit motiveringsgebrek is ook geconstateerd in eerdere uitspraken over evenementenvergunningen voor de jaren 2021 en 2022. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen dan die van de vergunninghouder en wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe. De burgemeester wordt opgedragen om ervoor te zorgen dat er geen 'grote attractie' op minder dan 5 meter van de woning van verzoeker wordt geplaatst, totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen.

De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit voor de plaatsing van de attractie en bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184 aan verzoeker moet vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/4611

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker] uit [woonplaats], verzoeker

en

de burgemeester van Zutphen

(gemachtigde: J.V.M. Nijman).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij], vergunninghouder

(gemachtigde: T.M. Aalbers).

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker gaat over de evenementenvergunning die de burgemeester op 10 juli 2023 heeft verleend voor de kermis in Zutphen van 30 augustus 2023 tot en met 3 september 2023 (evenementenvergunning 2023).
1.1.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de evenementenvergunning 2023 en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 juli 2023 op zitting behandeld. De beroepen die gaan over de evenementenvergunningen 2021 en 2022 [1] zijn gelijktijdig behandeld door de rechtbank. Aan deze zitting hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester. Ook de gemachtigde van de vergunninghouder, de markt- en havenmester van de gemeente Zutphen, was aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voordat aan de inhoudelijke beoordeling wordt toegekomen, dient de voorzieningenrechter daarom te beoordelen of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorziening. Omdat de kermis waarop de evenementenvergunning ziet, zal aanvangen op 30 augustus 2023, heeft verzoeker een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Toetsingskader
3. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als het besluit waartegen bezwaar is gemaakt zodanig gebrekkig is dat het in heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen daarom als eerste of de bezwaargronden van verzoeker een redelijke kans van slagen hebben en tot herroeping van de evenementenvergunning kan leiden. Vervolgens weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van voorlopige voorzieningen en de belangen van de burgemeester (en vergunninghouder) die pleiten tegen het treffen daarvan. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is dat het besluit waartegen bezwaar is gemaakt in stand kan blijven, hoe minder ruimte er bij deze belangenafweging is voor de belangen van verzoeker.
3.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Totstandkoming van het besluit
4. Jaarlijks vindt eind augustus/begin september in Zutphen de kermis plaats op de Zaadmarkt, Houtmarkt en Groenmarkt (de markten). In 2023 is door vergunninghouder een evenementenvergunning aangevraagd voor de kermis in Zutphen. De aangevraagde vergunning is verleend en bestaat uit een evenementenvergunning, een ontheffing voor geluidhinder en tijdelijke verkeersmaatregelen.
4.1.
Verzoeker woont aan de Zaadmarkt en ervaart – kort gezegd – erg veel (geluids)hinder van de kermis. Met name van de attractie uit de categorie “grote attractie”, zoals de Deca Dance of de Happy Shaker, die op ongeveer 40 centimeter van de gevel van zijn woning wordt geplaatst. Daarom heeft hij bezwaar gemaakt tegen de verleende evenementenvergunning van 2023 en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Staat overlast aan vergunningverlening in de weg?
5. Verzoeker is het niet eens met de verleende evenementenvergunning 2023 en verwijst daarvoor naar zijn gronden in de bezwaar- en beroepsschriften naar aanleiding van de evenementenvergunningen 2021 en 2022.
5.1.
Vandaag is uitspraak gedaan in de beroepzaken die gaan over de evenementenvergunningen 2021 en 2022. Kort gezegd volgt uit die uitspraak dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat er een “grote attractie”, zoals de Deca Dance of de Happy Shaker, zeer dicht tegen de woning van verzoeker kan worden geplaatst zonder dat verzoeker daarvan onduldbare overlast ondervind. In wat verzoeker en de burgemeester nu aanvoeren, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om hierover anders te oordelen. De omstandigheden van de kermislocatie en de motivering van de burgemeester zijn namelijk in 2023 niet anders dan in 2021 en 2022.
5.2.
Gelet op het voorgaande kleeft aan de evenementenvergunning 2023 hetzelfde motiveringsgebrek. Hoewel het aan de burgemeester is om daarover een afweging te maken, acht de voorzieningenrechter het niet onaannemelijk dat de evenementenvergunning 2023 met het besluit op bezwaar niet in stand zal blijven.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. De belangen van verzoeker om verschoond te blijven van de overlast laat de voorzieningenrechter zwaarder wegen dan de belangen van de vergunninghouder om op deze locatie de door hem voorgestane invulling van de kermis te laten plaatsvinden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe en treft de volgende voorlopige voorziening. Zonder nadere motivering danwel nadere maatregelen om de geluidsoverlast voor verzoeker te beperken mag er geen attractie uit de categorie “grote attractie”, zoals de Deca Dance of de Happy Shaker, op minder dan 5 meter van de woning van verzoeker geplaatst worden.
7. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit, maar slechts voorzover dat ziet op de plaatsing van een zogenaamde “grote attractie”, zoals de Deca Dance of de Happy Shaker, op minder dan 5 minder van de woning van verzoeker tot één week nadat op het bezwaarschrift is beslist.
8. Tot slot vraagt de voorzieningenrechter zich af waarop de bevoegdheid van de burgemeester is gebaseerd, om een ontheffing geluidhinder te verlenen. In artikel 8:4, lid 2, van de Verordening Fysieke Leefomgeving is deze bevoegdheid toegekend aan het college van burgemeester en wethouders van Zutphen. In het besluit op het bezwaar zal de burgemeester zich daarover moeten uitlaten danwel zal dat deel van het besluit door het college genomen moeten worden.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 aan hem vergoeden. Verzoeker heeft geen proceskosten gemaakt die kunnen worden vergoed.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit voor zover dat ziet op de plaatsing van een zogenaamde “grote attractie” op minder dan 5 minder van de woning van verzoeker tot één week na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184 aan verzoeker moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Vruwink - Eertink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Geregistreerd onder zaaknummers ARN 21/5492 (over 2021) en ARN 22/5374 (over 2022).