ECLI:NL:RBGEL:2023:4442

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
23/952
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over vaststelling dagloon vrijwillige WIA- en Ziektewet-verzekering

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV van 9 februari 2023, waarbij het UWV het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit van 6 januari 2022 ongegrond verklaarde. Eiseres had verzocht om aanpassing van haar verzekerd dagloon voor de vrijwillige WIA- en Ziektewet-verzekering per 1 januari 2022. De rechtbank stelt vast dat eiseres vanaf 1 oktober 2010 vrijwillig verzekerd is voor de Ziektewet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het UWV had het nieuwe geïndexeerde dagloon vastgesteld op € 147,93, maar eiseres verzocht om verhoging naar € 196,-. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geweigerd het dagloon aan te passen, omdat er sprake was van een lopende uitkering. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/952

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. D. Brandt-Van Es).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV van 9 februari 2023 (het bestreden besluit). Met dit besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 6 januari 2022 (het primaire besluit) ongegrond verklaard. Het UWV heeft het nieuwe geïndexeerde dagloon van de vrijwillige WIA- en Ziektewet-verzekering per 1 januari 2022 vastgesteld op € 147,93 en een primair besluit van 13 december 2021 ingetrokken.
1.1.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar begeleider, en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is, nadat haar aanvraag daarvoor door het UWV is toegewezen, vanaf 1 oktober 2010 vrijwillig verzekerd voor de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De vrijwillige verzekering ZW is gebaseerd op een dagloon, per 1 oktober 2010, van € 46,-. De vrijwillige verzekering voor de Wet WIA is per 1 oktober 2010 gebaseerd op een dagloon van € 112,-.
2.1.
Op 4 augustus 2014 heeft eiseres een formulier ‘Wijziging vrijwillige verzekering binnenland’ naar het UWV gestuurd. Daarop geeft zij aan dat zij per 4 augustus 2014 het verzekerd dagloon van haar ZW-verzekering wil wijzigen naar € 150,- en van haar WAO-verzekering (
de rechtbank begrijpt WIA-verzekering) naar € 125,-. Naar aanleiding van dit wijzigingsverzoek heeft het UWV, bij besluit van 28 augustus 2014, met ingang van 1 januari 2015 het nieuwe dagloon van eiseres van de vrijwillige ZW- en WIA-verzekering vastgesteld op € 138,- respectievelijk € 125,-. Het UWV heeft het bezwaar van eiseres tegen dit besluit ongegrond verklaard. Op verzoek van eiseres heeft het UWV, met het besluit van 8 september 2014, ook het dagloon van de vrijwillige WIA-verzekering per 1 januari 2015 vastgesteld op € 138,-.
2.2.
Eiseres is per 28 april 2015 ziek geworden. Bij besluit van 3 augustus 2017 heeft het UWV haar met ingang van 25 april 2017 een WIA-uitkering (uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)) toegekend. De hoogte van deze uitkering is vastgesteld op € 1.191,27 bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Dit is gebaseerd op het (geïndexeerde) dagloon van de vrijwillige WIA-verzekering van € 140,84. Eiseres wordt per 25 april 2017 voor 55 tot 65% arbeidsongeschikt beschouwd. Daarbij hoort een uitkering van 42%.
2.3.
Het UWV heeft bij besluit van 10 december 2020 met ingang van 14 oktober 2020 ziekengeld op grond van de ZW aan eiseres toegekend, naar aanleiding van een ziekmelding per 12 oktober 2020. De hoogte van het ziekengeld bedraagt 70% van het verzekerd dagloon van € 145,47. Bij besluit van 23 augustus 2021 is aan eiseres meegedeeld dat haar ziekengeld lager wordt, omdat zij naast het ziekengeld inkomsten heeft.
2.4.
Vervolgens heeft eiseres middels een formulier ‘Wijzigen verzekering van UWV’ verzocht om haar verzekerd dagloon voor zowel de ZW-verzekering als de WIA-verzekering per 1 januari 2022 te verhogen naar € 196,-. Met het besluit van 11 oktober 2021 heeft het UWV deze aanvraag afgewezen, omdat tijdens een lopende uitkering of aanvraag tot uitkering op grond van een vrijwillig afgesloten verzekering het verzekerde dagloon voor de ZW en WIA niet kan worden aangepast.
2.5.
Op 12 december 2021 heeft eiseres een nieuw formulier ‘Wijzigen verzekering van UWV’ ingestuurd. Daarmee vraagt ze opnieuw om het dagloon voor haar WIA-verzekering per 1 januari 2022 te verhogen naar € 196,-. Bij besluit van 13 december 2021 heeft het UWV deze aanvraag toegewezen en vanaf 1 januari 2022 het nieuwe dagloon van de vrijwillige WIA- en ZW-verzekering vastgesteld op € 196,-. Vervolgens is het UWV overgegaan tot de bestreden besluitvorming.
2.6.
Op 16 september 2022 heeft het UWV, middels een besluit, aan eiseres meegedeeld dat haar recht op ziekengeld per 9 oktober 2022 eindigt. Op 20 september 2022 heeft eiseres gemeld dat haar medische situatie per 9 oktober 2020 is verslechterd. Deze melding heeft geleid tot het besluit van 15 november 2022, waarbij eiseres per 12 oktober 2020 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. De WIA-uitkering wordt per 1 januari 2021 aangepast, dat is twee kalendermaanden nadat de mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd.
2.7.
Met het besluit van 9 november 2022 heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen besluiten van 19 oktober 2022 en 24 oktober 2022, over respectievelijk de hoogte van haar WIA-uitkering over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 en haar voorschot op deze uitkering per 10 oktober 2022, ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vaststelling van het dagloon van de vrijwillige WIA- en ZW-verzekering van eiseres op € 147,93 vanaf 1 januari 2022 . Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat zijn de standpunten van partijen?
5. Het UWV heeft aan het bestreden besluit het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres is vanaf 1 oktober 2010 vrijwillig verzekerd voor de ZW en de WIA. Met ingang van 25 april 2017 heeft zij op basis van deze verzekeringen recht op een WIA-uitkering. Toen eiseres op 7 oktober 2021 verzocht om haar verzekerde dagloon te wijzigen was zij verzekerd tegen een dagloon van € 145,88. Met het besluit van 11 oktober 2021 is aan eiseres meegedeeld dat de aanvraag van 7 oktober 2021 wordt afgewezen, omdat is gebleken dat zij arbeidsongeschikt is. Tijdens een lopende uitkering of aanvraag tot uitkering op grond van een vrijwillig afgesloten verzekering kan het verzekerde dagloon voor de ZW en de WIA niet worden aangepast. Op 12 december 2021 heeft eiseres opnieuw verzocht om haar dagloon voor haar vrijwillige WIA-verzekering te verhogen naar € 196,-. Dat verzoek is in eerste instantie gehonoreerd met het besluit van 13 december 2021. Later bleek dat eiseres nog steeds een lopende WIA-uitkering had en is het besluit van 13 december 2021 met het primaire besluit ingetrokken. Eiseres is in de verzekeringsvoorwaarden vrijwillige verzekeringen en ook in het besluit van 11 oktober 2021 erop gewezen dat het verzekerde dagloon voor de ZW en de WIA niet kan worden aangepast bij een lopende uitkering of aanvraag tot uitkering op grond van een vrijwillig afgesloten verzekering. Omdat vastgesteld kan worden dat eiseres vanaf 25 april 2017 recht heeft op een WIA-uitkering, wordt geconcludeerd dat het primaire besluit op juiste gronden is genomen.
In het verweerschrift heeft het UWV verwezen naar artikel 3 (
de rechtbank begrijpt: artikel 4) van de Verzekeringsvoorwaarden ZW en van de Verzekeringsvoorwaarden WIA. Daaruit volgt dat niet aan het verzoek van eiseres tot wijziging van het verzekerd dagloon kan worden voldaan. Per abuis is met het besluit van 13 december 2021 een verhoging van het dagloon toegekend. Na onderkenning daarvan is met het primaire besluit de fout hersteld.
6. Eiseres voert aan dat zij na het besluit van 11 oktober 2021 haar aanvraag voor wijziging van het dagloon veranderd heeft naar alleen een aanvraag voor wijziging van haar WIA-dagloon. Zij heeft bij het UWV eerder aangegeven geen gebruik meer te willen maken van de WIA-uitkering, nadat zij in het verleden het ontvangen bedrag steeds moest terugbetalen. Daarna is de betaling van de WIA-uitkering ook gestopt en ging eiseres ervan uit geen gebruik meer te maken van de vrijwillige WIA-uitkering. Er is daarna ook nooit meer een jaaropgave of post over de WIA-uitkering aan eiseres gestuurd. Ook heeft er nooit een onderzoek plaatsgevonden naar de vraag of zij nog recht had op de WIA-uitkering.
Het UWV heeft de aanvraag voor een verhoging van het dagloon naar € 196,- op 13 december 2021 gehonoreerd. Zij ging er toen vanuit dat zij aan alle voorwaarden voor verhoging van het dagloon voldeed. Wanneer het UWV de aanvraag weer had afgewezen, had eiseres na kunnen vragen wat er niet correct in de administratie stond en wat er eventueel verder nodig zou zijn voor het kunnen aanpassen van het dagloon.
Voldoet eiseres aan de voorwaarden voor verhoging van het verzekerd dagloon?
7. In artikel 4, tweede lid, van de Verzekeringsvoorwaarden WIA (binnenland) en artikel 4, tweede lid, van de Verzekeringsvoorwaarden ZW (binnenland) is bepaald wanneer en onder welke voorwaarden het verzekerde dagloon voor de vrijwillige WIA- en ZW-verzekering kan worden herzien. Daarbij is, voor zover hier van belang, bepaald dat tijdens een lopende uitkering of aanvraag tot uitkering op grond van een vrijwillig afgesloten ZW-, WW-, WAO- of WIA-uitkering het verzekerde dagloon niet wordt aangepast.
8. De rechtbank overweegt allereerst dat het recht op de WIA-uitkering van eiseres, na de toekenning daarvan per 25 april 2017, niet (tijdelijk) is stopgezet. Wel is deze uitkering, vanwege de samenloop met ziekengeld en inkomsten uit zelfstandige arbeid gedurende meerdere periodes niet tot uitbetaling gekomen. Ter zitting heeft eiseres verklaard telefonisch contact met het UWV te hebben opgenomen met het verzoek haar WIA-uitkering stop te zetten. Zij heeft niet aan kunnen geven wanneer zij telefonisch contact met het UWV heeft gehad en met welke medewerker(s) zij daarbij heeft gesproken. In het dossier bevindt zich geen verslag van een eventueel telefoongesprek tussen eiseres en het UWV over een verzoek tot stopzetting van haar WIA-uitkering. Ook is het de rechtbank niet gebleken dat er door het UWV een besluit is gestuurd naar eiseres, waarmee haar recht op WIA-uitkering beëindigd wordt. Daarom gaat de rechtbank er van uit dat het recht op WIA-uitkering van eiseres sinds 25 april 2017 is door blijven lopen en dat deze uitkering, vanwege inkomsten, meerdere periodes niet tot uitbetaling is gekomen.
8.1.
Eiseres heeft op 12 december 2021 het verzoek ingediend het verzekerd dagloon van de WIA-uitkering per 1 januari 2022 te verhogen. Zoals de rechtbank, onder rechtsoverweging 8, heeft vastgesteld was er op dat moment sprake van een lopende WIA-uitkering en lopend recht op ziekengeld op grond van de ZW. Gelet op de, in rechtsoverweging 7 aangehaalde bepalingen, was het op dat tijdstip niet mogelijk het verzekerd dagloon voor zowel de WIA- als de ZW-verzekering aan te passen.
Slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel?
9. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ervan uit mocht gaan dat zij aan alle voorwaarden voor verhoging van het dagloon voldeed omdat het UWV haar aanvraag voor een verhoging van het dagloon aanvankelijk met het besluit van 13 december 2021 heeft toegewezen . Hiermee doet zij een beroep op het vertrouwensbeginsel.
9.1.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel vereist is dat de belanghebbende aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen hebben plaatsgevonden waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [1] Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent echter niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Bij deze belangenafweging kan ook een rol spelen of de belanghebbende op basis van de gewekte verwachtingen handelingen heeft verricht of nagelaten als gevolg waarvan hij schade heeft geleden of nadeel heeft ondervonden.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel van eiseres niet slaagt. Weliswaar is met het besluit van 13 december 2021 haar aanvraag tot verhoging van het verzekerd dagloon toegewezen, maar de rechtbank is van oordeel dat eiseres echter redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat dit besluit niet correct was. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de eerdere aanvraag van eiseres tot verhoging van het dagloon met het besluit van 11 oktober 2021 is afgewezen, omdat tijdens een lopende uitkering of aanvraag tot uitkering op grond van een vrijwillig afgesloten verzekering het verzekerde dagloon voor de ZW en WIA niet kan worden aangepast. Ook had eiseres op de hoogte kunnen zijn van de verzekeringsvoorwaarden ZW en verzekeringsvoorwaarden WIA, omdat deze voorwaarden met het besluit tot toelating tot de vrijwillige verzekeringen door het UWV aan haar zijn toegestuurd. In deze voorwaarden is uitdrukkelijk bepaald dat een verhoging van het dagloon bij een lopende uitkering niet mogelijk is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzitter, en mr. H.J. Klein Egelink en mr. F. Ernens, leden, in aanwezigheid van mr. H. Peters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 21, eerste lid
De persoon, die om toelating tot de vrijwillige verzekering verzoekt, bepaalt bij de aanvang van de vrijwillige verzekering de hoogte van het dagloon, met dien verstande dat dit niet meer kan bedragen dan:
a. het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen genoemde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag eventueel verhoogd of verlaagd krachtens artikel 18 van die wet; en
b. het loon of het inkomen dat hij in geval van volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid naar het oordeel van het UWV derft.
Artikel 21a
Het UWV stelt nadere regels met betrekking tot de vrijwillige verzekering. Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen met betrekking tot:
a. de toelating tot de vrijwillige verzekering;
b. het einde van de vrijwillige verzekering; en
c. het dagloon, bedoeld in artikel 21, eerste lid.
Ziektewet
Artikel 68, eerste lid
De persoon, die om toelating tot de vrijwillige verzekering verzoekt, bedoeld in artikel 64, eerste en tweede lid, bepaalt bij de aanvang van de vrijwillige verzekering de hoogte van het dagloon, met dien verstande dat:
a. dit niet meer kan bedragen dan het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekering bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag, eventueel verhoogd of verlaagd op grond van artikel 18 van die wet;
b. dit niet meer kan bedragen dan het loon of het inkomen dat hij in geval van ziekte naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen derft; en
c. dit, ingeval naast de vrijwillige verzekering een vrijwillige verzekering als bedoeld in hoofdstuk III van de Werkloosheidswet is afgesloten, gelijk is aan het dagloon dat ten grondslag ligt aan de vrijwillige werkloosheidsverzekering.
Artikel 71
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt nadere regels met betrekking tot de vrijwillige verzekering. Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen met betrekking tot:
a. de toelating tot de vrijwillige verzekering;
b. het einde van de vrijwillige verzekering; en
c. het dagloon, bedoeld in artikel 68, eerste lid.
Regels vrijwillige verzekering Wet WIA 2007
Artikel 7
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 21, eerste lid, onderdeel b, van de Wet, kan het UWV het dagloon dat ten grondslag ligt aan de vrijwillige verzekering van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering herzien in de mate waarin het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag op grond van artikel 18 van die wet wordt verhoogd of verlaagd.
2. Het UWV kan het dagloon dat ten grondslag ligt aan de vrijwillige verzekering van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering herzien:
a. indien dat dagloon niet overeenkomt met het loon of inkomen dat de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering, in geval van arbeidsongeschiktheid naar het oordeel van het UWV derft;
b. indien het naar het oordeel van het UWV aannemelijk is dat door een wijziging in de Wet de uitkeringsvoorwaarden zodanig zijn gewijzigd dat de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering bij aanvang van de vrijwillige verzekering een ander dagloon bepaald zou hebben.
3. De herziening bedoeld in het eerste en tweede lid gaat in per 1 januari van enig jaar. De herziening bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kan eveneens plaatsvinden op verzoek van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering. De herziening bedoeld in het tweede lid, onderdeel b kan alleen plaatsvinden op verzoek van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering. Dit verzoek wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarin de herziening ingaat. Het UWV kan een herziening als bedoeld in het tweede lid ook op een ander tijdstip laten ingaan, indien naar zijn oordeel sprake is van een aanzienlijke wijziging van het loon, inkomen of dagloon.
Regels vrijwillige ziekengeldverzekering 2007
Artikel 7
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 68, eerste lid, onderdeel b, van de Wet, kan het UWV het dagloon dat ten grondslag ligt aan de vrijwillige verzekering van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering bedoeld in artikel 64, eerste en tweede lid, van de Wet, herzien in de mate waarin het in artikel 17 eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, bedoelde bedrag op grond van artikel 18 van die wet wordt verhoogd of verlaagd.
2. Het UWV kan het dagloon dat ten grondslag ligt aan de vrijwillige verzekering, van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering, herzien:
a. Indien dat dagloon niet overeenkomt met het loon of inkomen dat de persoon, die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering, in geval van ziekte naar het oordeel van het UWV derft.
b. Indien het naar het oordeel van het UWV aannemelijk is dat door een wijziging in de Wet de uitkeringsvoorwaarden zodanig zijn gewijzigd dat de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering, een ander dagloon bepaald zou hebben.
3. De herziening bedoeld in het eerste en tweede lid, gaat in per 1 januari van enig jaar. De herziening, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kan eveneens plaatsvinden op verzoek van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering. De herziening, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kan alleen plaatsvinden op verzoek van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering. Dit verzoek wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarin de herziening ingaat. Het UWV kan een herziening als bedoeld in het tweede lid, ook op een ander tijdstip laten ingaan, indien naar zijn oordeel sprake is van een aanzienlijke wijziging van het loon, inkomen of dagloon.
Verzekeringsvoorwaarden WIA (binnenland)
Artikel 4
De persoon die om toelating tot de vrijwillige verzekering verzoekt bepaalt bij de aanvang van de vrijwillige verzekering de hoogte van het dagloon. Dit kan niet hoger zijn dan:
- het maximum dagloon en
- het loon of het inkomen dat hij in geval van arbeidsongeschiktheid naar het oordeel van UWV derft.
1. Als men tegen het maximum dagloon verzekerd is, wordt het dagloon jaarlijks op 1 januari automatisch geïndexeerd naar het dagloon dat vanaf die datum geldt.
2. UWV kan het dagloon dat ten grondslag ligt aan de vrijwillige verzekering herzien:
a. als dat dagloon niet overeenkomt met het loon of inkomen dat die persoon in geval van arbeidsongeschiktheid naar het oordeel van UWV derft;
b. als naar het oordeel van UWV aannemelijk is dat door een wijziging in de Wet WIA de uitkeringsvoorwaarden zodanig zijn gewijzigd dat de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering een ander dagloon bepaald zou hebben.
De onder 2. bedoelde herziening gaat in per 1 januari van het jaar volgend op het verzoek. De herziening bedoeld onder 2.a kan ook plaatsvinden op verzoek van de vrijwillig verzekerde. De herziening bedoeld in 2.b kan alleen plaatsvinden op verzoek van de vrijwillig verzekerde. Een verzoek om herziening van het dagloon wordt ingediend
vóór 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarin de herziening ingaat en wordt voorzien van (financiële) stukken ter onderbouwing van het dagloon. UWV kan de herziening bedoeld in 2.a ook op een ander tijdstip laten ingaan, als naar het oordeel van UWV sprake is van een plotselinge, structurele en aanzienlijke wijziging van het loon of inkomen.
Tijdens een lopende uitkering of aanvraag tot uitkering op grond van een vrijwillig afgesloten ZW-, WW-, WAO- of WIA-uitkering wordt het verzekerde dagloon niet aangepast.
Verzekeringsvoorwaarden ZW (binnenland)
Artikel 4De persoon die om toelating tot de vrijwillige verzekering verzoekt bepaalt bij de aanvang van de vrijwillige verzekering de hoogte van het dagloon. Dit kan niet hoger zijn dan:
- het maximum dagloon; en
- het loon of het inkomen dat hij in geval van ziekte naar het oordeel van UWV derft.
1. Als men tegen het maximum dagloon verzekerd is, wordt het dagloon jaarlijks op 1 januari automatisch geïndexeerd naar het maximum dagloon dat vanaf die datum geldt.
2. UWV kan het dagloon dat ten grondslag ligt aan de vrijwillige verzekering herzien:
a. Als dat dagloon niet overeenkomt met het loon of inkomen dat de vrijwillig verzekerde persoon, in geval van ziekte naar het oordeel van UWV derft;
b. Als het naar het oordeel van het UWV aannemelijk is dat door een wijziging in de Ziektewet de uitkeringsvoorwaarden zodanig zijn gewijzigd dat de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering een ander dagloon bepaald zou hebben.
De onder 2. bedoelde herziening gaat in op 1 januari van het jaar volgend op de datum van het verzoek. De herziening bedoeld in 2.a kan ook plaatsvinden op verzoek van de vrijwillige verzekerde. De herziening bedoeld in 2.b kan alleen plaatsvinden op verzoek van de vrijwillige verzekerde.
Een verzoek om herziening van het dagloon wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarin de herziening ingaat en wordt voorzien van (financiële) stukken
ter onderbouwing van het gewenste dagloon. UWV kan de herziening bedoeld in 2.a ook op een ander tijdstip laten ingaan, als naar het oordeel van UWV sprake is van een
plotselinge, structurele en aanzienlijke wijziging van het loon of inkomen.
Tijdens een lopende uitkering of aanvraag tot uitkering op grond van een vrijwillig afgesloten Ziektewet-, WW-, WAO- of WIA-verzekering wordt het verzekerde dagloon voor de Ziektewet niet aangepast

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraken van 31 december 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:4351) en van 19 november 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2880).