ECLI:NL:RBGEL:2023:4498

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
05-043564-23 23-013158
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding verzoekschrift ingediend buiten wettelijke termijn

In deze zaak heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Gelderland op 2 augustus 2023 een verzoek tot schadevergoeding behandeld. Verzoekster had op 23 mei 2023 een verzoekschrift ingediend, maar het leek buiten de wettelijke termijn te zijn ingediend. De zaak tegen verzoekster was op 14 februari 2023 geseponeerd, waardoor de termijn voor het indienen van het verzoekschrift op 15 mei 2023 eindigde. De advocaat van verzoekster stelde echter dat het verzoekschrift op 11 mei 2023 was ingediend via het mailsysteem Zivver, dat niet altijd vlekkeloos functioneert. De raadkamer besloot verzoekster het voordeel van de twijfel te geven en ging ervan uit dat het verzoekschrift tijdig was ingediend, ondanks dat het niet door de griffie was ontvangen.

De raadkamer oordeelde dat verzoekster recht had op een schadevergoeding voor de gemaakte kosten in verband met de strafzaak. De officier van justitie had geen bezwaar tegen de ontvankelijkheid van het verzoek en stelde dat het verzoek toewijsbaar was. De rechtbank kende verzoekster een vergoeding van € 940,17 toe voor rechtsbijstand en een bedrag van € 340,- voor de indiening van het verzoekschrift. Deze beslissing werd genomen door rechter mr. F.J.H. Hovens in aanwezigheid van griffier A.B.M. Jansen.

Verzoekster kan binnen één maand na betekening van deze beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechtbank heeft tevens de tenuitvoerlegging van de beslissing bevolen, waarbij het totaalbedrag van € 1.280,17 aan verzoekster zal worden uitbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05-043564-23
raadkamernummer : 23-013158
datum : 2 augustus 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoekster] , hierna verzoekster,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] ,
die voor deze zaak woonplaats kiest aan de Berkelkade 11 te (7201 JE) Zutphen, ten kantore van haar advocaat mr. R.J.T. Leijzer.

De procedure

Het verzoekschrift is op 23 mei 2023 op de griffie van deze rechtbank ontvangen.
De officier van justitie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
Het verzoekschrift is in de openbare raadkamer van 2 augustus 2023 behandeld. Verzoekster en haar advocaat hebben ingestemd met schriftelijke afdoening en zijn hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Het verzoek

In het verzoekschrift heeft verzoekster verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte kosten ten behoeve van de strafzaak, te weten:
- € 940,17 ter zake kosten rechtsbijstand;
- PM de forfaitaire vergoeding voor het indienen van het
onderhavige verzoekschrift.

De beoordeling

Artikel 530, tweede lid, Sv bepaalt dat, indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte een vergoeding kan worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdsverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting (werkelijk) heeft geleden. Daarnaast kan, met in achtneming van artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand, op grond van deze bepaling een vergoeding worden toegekend in de rechtsbijstandskosten.

Ontvankelijkheid

Ingevolge artikel 530, vierde lid, Sv juncto artikel 529, tweede lid Sv moet een verzoek worden ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak. Het onderhavige verzoekschrift is 23 mei 2023 ontvangen, terwijl de zaak tegen verzoekster op 14 februari 2023 is geseponeerd. De termijn eindigt daarmee op 15 mei 2023 (90 dagen nadien) of op 17 mei 2023, uitgaande van de verzenddatum per mail van 16 februari 2023. Daarmee lijkt het verzoekschrift buiten de wettelijke termijn te zijn ingediend.
Bij de indiening van het verzoekschrift op 23 mei 2023 heeft de advocaat in de begeleidende brief verwezen naar een door haar op 11 mei 2023 ingediend verzoek tot schadevergoeding inzake verzoeker en vermeld dat het verzoek tot schadevergoeding nu ook voorzien is van de handtekening van haar cliënte. Op de begeleidende brief is door een medewerker van de griffie een aantekening geplaatst waaruit valt af te leiden dat een op 11 mei 2023 ingediend verzoekschrift niet is ontvangen.
In reactie op de conclusie van het OM dat het verzoekschrift kennelijk buiten de termijn is ingediend, heeft de advocaat gemaild:
“Ik heb zojuist even gebeld met de [medewerker administratie rechtbank] en hij bevestigde dat er inderdaad op die dag geen e-mail van mij is binnen gekomen. Ik heb op 11 mei jl. dit verzoek via Zivver ingediend en helaas niet om een ontvangstbevestiging gevraagd, ik heb geen Zivver account zodat ik het ook niet kan terug vinden. Het enige wat ik wel heb, is mijn e-mail aan cliënte op 11 mei 15.14 uur, waarin ik aan haar bevestig dat ik het verzoek maar alvast ingediend heb om de termijn veilig te stellen. Bijgaand deze e-mail, ik hoop dat dit voldoende is.”
De officier van justitie heeft meegedeeld geen enkele reden te hebben om niet te geloven dat er op 11 mei 2023 een verzoekschrift is ingediend en stelt zich op het standpunt dat verzoekster ontvankelijk is.
De raadkamer zal verzoekster het voordeel van de twijfel geven en er van uitgaan dat op 11 mei 2023 een verzoekschrift is ingediend, ook al is dat niet ontvangen door de griffie. Bekend is dat het mailsysteem Zivver bepaald niet altijd vlekkeloos functioneert, mild uitgedrukt. Kennelijk was dat verzoekschrift niet ondertekend door verzoekster, maar dat is een formeel gebrek dat in de loop van de procedure kan worden hersteld. De rechtbank beschikt over een door verzoekster ondertekend exemplaar.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek toewijsbaar is als verzocht.
De raadkamer zal het verzoek tot het toekennen van een vergoeding voor rechtsbijstand toewijzen.
De raadkamer is van oordeel dat, gelet op de gebruikelijke vergoeding inzake verzoekschriften ex artikel 530 Sv in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening een bedrag van € 340,--, inclusief BTW, kan worden toegewezen.

De beslissing

De raadkamer:
kent toeaan verzoekster ex artikel 533 Sv een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 940,17;
kent toeaan verzoekster ex artikel 530 Sv een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 340,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 augustus 2023.
Binnen één (1) maand na betekening van deze beslissing kan daartegen hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De fungerend voorzitter van de rechtbank beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van € 1.280,17 (zegge: eenduizend tweehonderdtachtig euro en zeventien cent) uit te betalen aan verzoeker door overboeking van dat bedrag op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Leijzer Advocatuur onder vermelding van: schadevergoeding [verzoekster]