ECLI:NL:RBGEL:2023:4717

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
05-142703-22, 015602-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van een contact- en locatieverbod opgelegd op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht

Op 2 augustus 2023 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker, die op 15 augustus 2022 door de politierechter was veroordeeld voor mishandeling, had een contactverbod en een locatieverbod opgelegd gekregen. Het verzoekschrift werd op 14 juni 2023 ingediend, maar verzoeker en zijn raadsvrouw verschenen niet ter zitting. De raadsvrouw vroeg om aanhouding van de behandeling, omdat verzoeker niet in staat was om te verschijnen door een terugval in zijn alcoholverslaving.

De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen wettelijke grondslag is voor de opheffing van de maatregel. Artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht biedt de mogelijkheid om een veiligheidsmaatregel op te leggen, maar niet om deze later op te heffen. De rechtbank heeft ook het standpunt van het Openbaar Ministerie gehoord, dat handhaving van de maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van het slachtoffer en ter voorkoming van recidive. De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van de maatregel afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank benadrukte dat indien verzoeker meent dat er wel een wettelijke grondslag bestaat voor zijn verzoek, hij een nieuw verzoekschrift kan indienen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. F.J.H. Hovens, politierechter, in aanwezigheid van mr. T.F.R. Litan, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05/142703-22
raadkamernummer : 23-015602
datum : 02 augustus 2023
beslissing van de enkelvoudige strafkamer op het verzoek op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 6:6:23a1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
correspondentieadres: [adres 1] ,
raadsvrouw: mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat in Breda,
hierna te noemen: verzoeker.

Feiten

Verzoeker is op 15 augustus 2022 door de politierechter in deze rechtbank veroordeeld voor onder meer tweemaal mishandeling tegen zijn levensgezel. Aan verzoeker is ten aanzien van deze feiten een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, strekkende tot een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] en een locatieverbod, te weten dat verzoeker zich niet binnen een straal van 500 meter van het adres [adres 2] zal ophouden. Beide maatregelen zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard en gelden voor de duur van twee jaar. Daarbij is bepaald dat voor iedere overtreding hechtenis voor de duur van maximaal twee weken kan worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 14 juni 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 2 augustus 2023 het verzoek ter zitting behandeld.
De rechtbank heeft de officier van justitie op zitting gehoord.
Verzoeker en de raadsvrouw zijn, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet op zitting verschenen. Op 2 augustus 2023 is een verzoek van de raadsvrouw ingekomen tot aanhouding van de behandeling van het verzoekschrift. Verzoeker zou een terugval hebben gehad in zijn alcoholverslaving, waardoor hij niet in staat was ter zitting te verschijnen. Gelet op de aard van het verzoek acht de raadsvrouw het noodzakelijk om verzoeker in persoon te horen alvorens op het verzoekschrift te beslissen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot opheffing van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten het contact- en locatieverbod, die bij vonnis van de politierechter van 15 augustus 2022 aan verzoeker zijn opgelegd.
Door verzoeker is in het verzoekschrift aangevoerd dat de maatregel geldt ten aanzien van de moeder van de dochter van verzoeker. In het kader van de omgangsregeling is het van belang dat zij vrijelijk contact kunnen hebben. Bovendien neemt de moeder van de dochter van verzoeker zelf veelvuldig contact op met verzoeker, hetgeen kan worden bevestigd door de reclasseringsmedewerker van verzoeker en door verzoeker kan worden aangetoond door middel van berichten en oproepen op zijn telefoon. De opgelegde maatregel mist derhalve ieder doel.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, nu handhaving van de maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van [slachtoffer] en van belang is voor het voorkomen van recidive. Verzoeker heeft de maatregel recent overtreden en de reclassering heeft het toezicht in een andere zaak negatief geretourneerd; de opname in FPK De Woenselse Poort is beëindigd door het gedrag van verzoeker. De in de negatieve retourrapportage genoemde zorgelijke omstandigheden zijn ook relevant voor de vraag of de maatregel moet worden opgeheven. Verzoeker is teruggevallen in alcohol- en/of drugsgebruik, heeft geen verblijfsadres en geen daginvulling. Er zijn meerdere meldingen van bedreigingen, overlast en verward gedrag vanuit politie, de kliniek en zijn beschermde woonplek. Het recidiverisico, het letselschaderisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden worden alle drie als ‘hoog’ ingeschat.

Beoordeling

Artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid bij vonnis een veiligheidsmaatregel op te leggen om overlastgevend gedrag tegen te gaan, bijvoorbeeld in de vorm van een contactverbod of een locatieverbod. De wetgever heeft daarbij uitdrukkelijk niet willen voorzien in de mogelijkheid om die maatregel nadien te wijzigen of op te heffen. [1] Hierop is de wetgever deels terug gekomen door later alsnog de mogelijkheid te openen de inhoud van de maatregel te wijzigen, bijvoorbeeld indien het slachtoffer, ten behoeve van wie een locatieverbod is opgelegd, is verhuisd en het locatieverbod daaraan zou moeten worden aangepast. Daartoe is per 1 maart 2023 het nieuwe artikel 6.6.23a1 van het Wetboek van Strafvordering ingevoerd [2] , waarin echter uitsluitend de mogelijkheid wordt gegeven om de maatregel te wijzigen, niet om deze op te heffen.
Het verzoek tot opheffing van de veiligheidsmaatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht heeft geen wettelijke grondslag en is daarom niet-ontvankelijk.
Gelet op deze omstandigheid beslist de rechtbank tevens dat het verzoek om aanhouding van de behandeling wordt afgewezen. De toelichting op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker doet niets af aan het ontbreken van een wettelijke grondslag voor het verzoek en zal derhalve geen invloed kunnen hebben op de uitkomst van de procedure, hetgeen betekent dat een aanhouding geen redelijk doel dient. Indien verzoeker meent dat er wel degelijk een wettelijke grondslag bestaat voor zijn verzoek tot opheffing van voornoemde maatregel, kan hij hiertoe een nieuw verzoekschrift indienen bij de rechtbank.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaartverzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, politierechter, in tegenwoordigheid van
mr. T.F.R. Litan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 02 augustus 2023.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2010-2011, 32 551, nr. 3, p. 16
2.Wet van 28 augustus 2022, Stb 2022, 345