Gelet op bovenstaande is de politierechter van oordeel dat verdachte onmiskenbaar had moeten aangemerkt als een kwetsbare verdachte en betrekt hierbij Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 , Considerans, artikel 51 en 13:
Artikel 51:
“
De zorgplicht ten aanzien van verdachten of beklaagden die in een mogelijk zwakke positie verkeren, ligt ten grondslag aan een eerlijke rechtsbedeling. Het openbaar ministerie, de rechtshandhavingsautoriteiten en de rechterlijke instanties moeten daarom de daadwerkelijke uitoefening door dergelijke verdachten of beklaagden van de rechten waarin deze richtlijn voorziet, bevorderen, bijvoorbeeld door rekening te houden met mogelijke kwetsbaarheid die hun vermogen aantast om het recht op toegang tot een advocaat en het recht een derde vanaf hun vrijheidsbeneming op de hoogte te laten brengen, uit te oefenen, en door passende maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat die rechten gewaarborgd worden.”
Artikel 13:
“Kwetsbare personen. De lidstaten zorgen ervoor dat bij de toepassing van deze richtlijn rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van kwetsbare verdachten en kwetsbare beklaagden.”
De politierechter betrekt hierbij eveneens artikel 28b van het Wetboek van Strafvordering dat is voortgekomen uit deze Richtlijn:
“1. Indien een kwetsbare verdachte of een verdachte van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld, is aangehouden, stelt de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek, het bestuur van de raad voor rechtsbijstand onverwijld van zijn aanhouding in kennis, opdat het bestuur een raadsman aanwijst.
Naar het oordeel van de politierechter is verdachte, als kwetsbare verdachte, ten onrechte van rechtsbijstand verstoken gebleven. Dat is een ernstig verzuim en raakte de kern van de regels die zijn geschreven voor de bescherming van kinderen en kwetsbare personen. Het raakt ook de eisen van een fair trial als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.