ECLI:NL:RBGEL:2023:4892

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
C/05/395540 / HA ZA 21-563
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beheerovereenkomst en rechtsbetrekking tussen Stichting Exploitatie Serviceflat en VVE Appartementencomplex

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 23 augustus 2023, staat de beheerovereenkomst tussen de Stichting Exploitatie Serviceflat (SESS) en de Vereniging van Eigenaren (VVE) van een appartementencomplex centraal. De SESS, opgericht op 2 oktober 2000, verleent diensten aan de bewoners van de serviceflat en heeft een beheerovereenkomst met de VVE, die op 11 januari 2001 werd opgericht. De VVE heeft op 2 september 2021 besloten om de beheerovereenkomst met SESS op te zeggen, wat leidde tot een rechtsgeschil. SESS vorderde schadevergoeding van de VVE, stellende dat de opzegging niet rechtsgeldig was en dat de VVE de overeengekomen opzegtermijn niet in acht had genomen. De VVE voerde verweer en stelde dat SESS niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vorderingen, omdat de bestuurders van SESS niet bevoegd waren om de procedure te starten. De rechtbank oordeelde dat SESS wel degelijk bevoegd was om de procedure aan te spannen en dat de opzegging van de beheerovereenkomst niet rechtsgeldig was. De rechtbank wees de vorderingen van SESS af, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren en oordeelde dat de VVE niet aansprakelijk was voor de door SESS gestelde schade. De rechtbank hevelde het conservatoir beslag dat door SESS was gelegd op de VVE op, en compenseerde de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/395540 / HA ZA 21-563
Vonnis in incident en hoofdzaak van 23 augustus 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING EXPLOITATIE SERVICEFLAT [adres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verweerster in het incident,
advocaat mr. D.G. Lasschuit te Leiden,
tegen
de vereniging
VVE APPARTEMENTENCOMPLEX [adres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
eiseres in het incident,
advocaat mr. G. van der Spek te Rotterdam.
Partijen zullen hierna SESS en de VVE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 mei 2022
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 13 juli 2022
  • de conclusie, tevens akte wijziging van eis van de zijde van de VvE
  • de conclusie van SESS.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
SESS is op 2 oktober 2000 opgericht. SESS heeft volgens haar statuten als doel:
“het verlenen en verzorgen van diensten aan de bewoners van de serviceflat [adres] te Ede waaronder begrepen het verzorgen van de exploitatie, het beheer, het verrichten van de administratie, het innen en administreren van huursommen ten behoeve van de eigenaar van Serviceflat [adres] , het innen en administreren van de door de bewoners van de [adres] verschuldigde servicekosten en voorts al hetgeen dat met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.”
2.2.
Op dezelfde dag is tussen de commanditaire vennootschap [adres] CV, de toenmalige eigenaar van het gebouw aan de [adres] waarin Serviceflat [adres] is gevestigd, en SESS een beheerovereenkomst gesloten. SESS is op grond van die overeenkomst diensten gaan verlenen aan de bewoners van dit gebouw.
2.3.
De statuten van SESS zijn op 4 december 2017 gewijzigd. De bepalingen waarnaar in dit vonnis uit wordt geciteerd dan wel naar wordt verwezen zijn bij die statutenwijziging vernummerd maar niet inhoudelijk veranderd, zodat de vraag of en wanneer een bepaalde versie van de statuten van toepassing is, hier niet ter zake doet. Om verwarring tussen de verschillende artikelnummers te voorkomen worden die in dit vonnis niet genoemd.
2.4.
In de statuten van SESS staat dat voorgenomen besluiten van het bestuur tot het voeren van rechtsgedingen zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van [adres] CV.
2.5.
De VVE is op 11 januari 2001 opgericht, toen het gebouw aan de [adres] (een serviceflat) werd gesplitst in appartementsrechten. Op grond van het in de splitsingsakte opgenomen reglement voert de VvE het beheer en de exploitatie van het appartementencomplex. Het bestuur van de VvE is verplicht de kasmiddelen van de VvE te plaatsen bij een bank op een rekening ten name van de VvE (artikel 43 van het reglement). Dit geldt ook voor de gelden van het reservefonds als bedoeld in artikel 32 van het reglement.
2.6.
Na de oprichting van de VvE heeft de VvE op dezelfde dag een beheerovereenkomst gesloten met SESS. Bij die overeenkomst werd de VvE vertegenwoordigd door de heren [naam 1] en [naam 2] . SESS werd bij die overeenkomst vertegenwoordigd door haar bestuurders, de heren [naam 1] en [naam 2] .
2.7.
In de beheerovereenkomst komen onder meer de navolgende bepalingen voor:
“ (…)
1. Opdracht
1.1
Met ingang van 1 januari 2001 wordt aan de Stichting(SESS, rechtbank)
de opdracht verleend voor het verzorgen van de exploitatie, het beheer, het verrichten van de administratie en verzorgen van aanvullende diensten ten behoeve van de bewoners van het gebouw de [adres] te Ede.
1.2
De Stichting is bevoegd voor VVE te handelen en te tekenen en VVE aan derden en derden aan VVE te verbinden, behoudens het bepaalde in lid 3 van dit artikel en mits binnen de doelstelling van de VVE.
1.3
Onverminderd het hiervoor bepaalde zal de Stichting de volgende rechtshandelingen slechts verrichten met goedkeuring van de vergadering van de VVE:
(…)
b het aangaan van geldleningen ten laste van VVE en het opnemen van gelden bij anderen;(…)
f het aangaan van verbintenissen en rechtshandelingen die al dan niet in samenhang met andere rechtshandelingen, voor zover niet reeds onder een der vorige letters vallende, waarvan het belang of de waarde voor VVE een bedrag van f10.000,- (…) te boven gaat en/of waardoor zij voor langer dan een jaar wordt verbonden en niet zijnde het opnemen van gelden ingevolge de in sub b bedoelde financieringsovereenkomst en niet zijnde verbintenissen en rechtshandelingen conform de jaarlijks vastgestelde begroting;
g het voeren van rechtsgedingen (…)

2.Looptijd

2 De overeenkomst heeft een looptijd voor de duur van 15 jaar, behoudens de mogelijkheid van verlenging met telkens 5 jaar en kan niet tussentijds beëindigd worden, maar eindigt van rechtswege op het tijdstip dat VVE eindigt.

3.Administratie

3 De Stichting draagt zorg voor het administreren en factureren van de jaarlijks vast te stellen servicekosten en dient jaarlijks binnen 4 maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening en een begroting op te stellen en deze ter goedkeuring voor te leggen aan de VVE (…)

4.Aanvullende diensten

4.1
De aanvullende diensten ten behoeve van de bewoners van [adres] genoemd in artikel 1 omvatten, zolang deze overeenkomst geldt, tenminste:
a. tuinonderhoud;
b. centrale communicatie middelen;
c volledige administratie;
d alle zaken die met het beheer van het gebouw te maken hebben;
e afrekening individuele verwarmingskosten;
f personeel ten behoeve van de zorg- en dienstverlening waaronder tenminste directie, onderhoudsdienst, huishoudelijke hulpen en secretariële ondersteuning. (…)”
2.8.
De algemene ledenvergadering van de VvE heeft in november 2014 besloten om beheerovereenkomst met SESS na 31 december 2015 met drie jaar te verlengen.
Op dat moment bestonden het bestuur van de VvE en het bestuur van SESS uit dezelfde natuurlijke personen.
2.9.
Bij de stukken bevindt zich een “Allonge”, waarin onder meer de volgende passages voorkomen:
“(…)
KOMEN ALS VOLGT OVEREEN
De VvE en de SESS stellen vast en komen overeen dat de dienstverlening door de SESS ten behoeve van de VvE een overeenkomst betreft met een looptijd voor onbepaalde tijd, welke overeenkomst door de VvE en/of de SESS kan worden opgezegd met een opzegtermijn van twee (2) volle kalenderjaren tegen het einde van een kalenderjaar.
(…)
De VvE en de SESS hebben tot de hiervoor genoemde opzegtermijn gekozen omdat sprake is van een inmiddels zeer lang durende overeenkomst, welke overeenkomst naar volle tevredenheid van de VvE door de SESS wordt uitgevoerd, en de SESS voor eigen rekening en risico overeenkomsten met derden aan moet gaan om de dienstverlening ten behoeve van de VvE uit te kunnen voeren, waarbij het onredelijk zou zijn indien de SESS deze kosten, die zij enkel en alleen maakt om de dienstverlening ten behoeve van de VvE uit te kunnen voeren, niet aan de (bewoners van de) VvE zou kunnen doorbelasten, hetgeen automatisch tot het faillissement van de SESS zou zorgen.”
Onder dit stuk staan onder VvE en SESS handtekeningen geplaatst (zonder vermelding van de naam van de personen die die handtekeningen hebben geplaatst). Als datum van ondertekening staat met pen ingevuld: 1 oktober 2018.
2.10.
Het bestuur van de VvE heeft op 4 juli 2021 aan de leden van de VvE een uitnodiging verstuurd voor een algemene ledenvergadering op 2 september 2021. Deze uitnodiging bevat ook een agenda, waarin onder meer de volgende punten staan vermeld:
“(…)8. Keuze van een nieuwe VVE beheerder.(…)10. Instemming met vervolgstappen in de beëindiging van de contracten met SESS(…).”
2.11.
De vergadering van eigenaars van de VvE heeft op 13 juli 2021 het bestuur van de VvE, dat destijds nog bestond uit [naam 3] en [naam 4] , ontslagen en een nieuw bestuur benoemd. In die vergadering is tevens besloten om de beheerovereenkomst met SESS op te zeggen.
2.12.
Uit de notulen van de vergadering van eigenaars van 2 september 2021 blijkt dat de vergadering heeft ingestemd met de beëindiging van de beheerovereenkomst met SESS.
2.13.
De VvE heeft bij brief van 7 september 2021 aan SESS medegedeeld dat op de vergadering van de VvE van 2 september 2021 is besloten om de beheerovereenkomst met SESS op te zeggen. De VvE heeft daarbij de beheerovereenkomst met SESS opgezegd tegen 31 december 2021. De VvE heeft in die brief expliciet meegedeeld dat zij niet gebonden is aan de hiervoor onder 2.9. vermelde allonge. De VvE heeft SESS met ingang van 1 januari 2022 ontslagen van haar verplichtingen uit de beheerovereenkomst.
2.14.
SESS heeft op 16 september 2021 bij de kantonrechter te Arnhem een verzoekschrift ingediend waarin verzocht wordt om elk van de genomen besluiten vermeld in de notulen van de ALV van 2 september 2021, dan wel de besluiten met betrekking tot instemming met vervolgstappen in de beëindiging van de contracten met SESS alsmede de keuze van een nieuwe VVE beheerder, te vernietigen dan wel nietig te verklaren. Dit verzoekschrift is geadministreerd onder [zaak/rolnummer] .
2.15.
De vergadering van eigenaars van de VvE heeft op 13 oktober 2021 de door haar op 2 september 2021 genomen besluiten bekrachtigd.
2.16.
SESS heeft in oktober 2021 ten laste van de VvE conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ABN AMRO BANK N.V. alsmede onder ING Bank N.V.
2.17.
Op 26 oktober 2021 heeft SESS bij de kantonrechter te Arnhem een verzoekschrift ingediend waarin verzocht wordt het op 13 oktober 2021 genomen besluit van de vergadering van eigenaars van de VvE (door de VvE en SESS zelf aangeduid als “ALV”) te vernietigen. Dit verzoekschrift is geadministreerd onder [zaak/rolnummer] .
2.18.
De kantonrechter heeft in de verzoekschriftprocedure geadministreerd onder [zaak/rolnummer] , nadat SESS haar verzoek had ingetrokken en de VvE had verzocht de bestuurders van SESS te veroordelen in de proceskosten, bij beschikking van
25 april 2022 de bestuurders van SESS, [naam 3] en [naam 4] veroordeeld in de proceskosten. In deze beschikking overweegt de kantonrechter:
“ Krachtens artikel 9 lid 4 onder m is voor het voeren van een gerechtelijke procedure toestemming van [adres] nodig. Gesteld noch gebleken is dat [adres] (expliciete) toestemming aan SESS heeft gegeven voor het voeren van een gerechtelijke procedure. Dat de bestuurders van SESS toestemming hebben gegeven voor het voeren van een gerechtelijke procedure, nog daargelaten dat dit (gemotiveerd) door VvE is weersproken, maakt dit niet anders. Immers, uit voormeld artikel blijkt dat SESS voor het voeren van een gerechtelijke procedure toestemming moet hebben van [adres] en niet van de bestuurders van SESS.”
2.19.
De kantonrechter heeft in de verzoekschriftprocedure geadministreerd onder [zaak/rolnummer] , nadat SESS haar verzoek had ingetrokken en de VvE had verzocht de bestuurders van SESS te veroordelen in de proceskosten, bij beschikking van
25 april 2022 de bestuurders van SESS, [naam 3] en [naam 4] , veroordeeld in de proceskosten, aan welke beslissing dezelfde dragende overweging ten grondslag is gelegd als die hiervoor onder 2.18. is geciteerd.

3.De vordering in conventie

3.1.
SESS heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling haar eis gewijzigd in die zin dat zij vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. de VvE zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te voldoen een bedrag van € 103.501,81, dan wel, uitsluitend onder de voorwaarde dat verrekening plaatsvindt op basis van de berekening van SESS zoals opgenomen in productie 25, een bedrag van € 37.089,62, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met rente,
b. de VvE zal veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten en de nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
SESS baseert haar vordering tegen de achtergrond van de vaststaande feiten op de volgende stellingen.
Zij heeft om de dienstverlening ten behoeve van de VvE uit te kunnen voeren derden moeten inschakelen en overeenkomsten met deze derden gesloten. SESS is daarvoor aan deze derden kosten verschuldigd die zij rechtstreeks aan deze derden dient te voldoen. SESS belast deze kosten vervolgens door aan de (bewoners van de) VvE.
Tijdens de algemene ledenvergadering [de rechtbank begrijpt dat hiermee de vergadering van eigenaars wordt bedoeld en zal in het vervolg dan ook die term gebruiken, ook waar partijen andere benamingen hanteren] van 27 november 2014 is het besluit genomen om de beheerovereenkomst tussen de VvE en SESS met ingang van 1 januari 2016 met drie jaar te verlengen tot en met 31december 2019. Over de verlenging van de beheerovereenkomst zijn destijds geen afspraken gemaakt. Op het moment dat de VvE de beheerovereenkomst met haar beëindigt, vallen haar volledige inkomsten weg en kan zij de verplichtingen jegens bedoelde derden niet nakomen. Een ruime opzegtermijn is voor SESS noodzakelijk om haar voldoende tijd te geven om de overeenkomst met deze derden af te wikkelen. Om aan deze onduidelijkheid een einde te maken is tussen de VvE en SESS een allonge gesloten.
De allonge is op de datum van ondertekening ondertekend door de heren [naam 3] en [naam 4] . Beide heren waren op dat moment de rechtsgeldige vertegenwoordigers van zowel de VvE als van SESS.
Het besluit van de vergadering van eigenaars van de VvE omtrent de beëindiging van de beheerovereenkomst is om meerdere redenen niet rechtsgeldig tot stand gekomen, zodat het besluit vernietigbaar is.
De VvE heeft bij de opzegging van de beheerovereenkomst de tussen haar en de VvE overeengekomen opzegtermijn van twee jaar tegen het einde van een kalenderjaar niet in acht genomen, zodat de beheerovereenkomst pas op 31 december 2023 kan eindigen.
De VvE is gehouden om de schade te vergoeden die SESS leidt doordat de VvE de beheerovereenkomst op een te korte termijn heeft opgezegd. SESS heeft bewerkstelligd dat haar verplichtingen jegens derden tegen betaling van een afkoopsom zijn beëindigd per
31 december 2021. De schade die zij lijdt bedraagt € 103.501,81. Na verrekening op basis van de berekening van SESS zoals opgenomen in productie 25, resteert een door de VvE te betalen bedrag van € 37.089,62. Aangezien de VvE een rechtspersoon is, is zij vanaf de datum van verzuim de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW aan SESS verschuldigd.

4.Het verweer in conventie

4.1.
De VvE voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van SESS dan wel afwijzing van de vorderingen van SESS, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van SESS in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Op de (overige) stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

5.De vordering in reconventie

5.1.
De VvE vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal bepalen dat alle door SESS ten laste van de VvE gelegde beslagen zullen worden opgeheven en SESS zal verbieden om opnieuw ten laste van de VvE beslagen te leggen, een en ander met veroordeling van SESS in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
SESS voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van de VvE.
6.2.
Op stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

7.Het geschil in het incident

7.1.
De VvE vordert na wijziging van eis dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. SESS niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen,
b. de bestuurders van SESS met toepassing van artikel 245 Rv zal veroordelen in de daadwerkelijk door de VvE gemaakte kosten van deze procedure, die op 22 februari 2023 een bedrag van € 20.551,37 (+pm) bedragen,
c. zal bepalen dat alle door SESS ten laste van de VvE gelegde beslagen zullen worden opgeheven en SESS zal verbieden opnieuw ten laste van de VvE beslagen te leggen.
7.2.
SESS voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de VvE dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de VvE, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de VvE in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

8.De beoordeling in de hoofdzaak

de procedure

8.1.
Naast de onderhavige procedure is bij deze rechtbank een procedure aanhangig tussen de VvE en SESS, welke procedure bij deze rechtbank is geadministreerd onder zaaknummer [zaak/rolnummer] . Beide procedures zijn een uitvloeisel van de tussen de VvE en SESS gesloten beheerovereenkomst. In de procedure onder zaaknummer [zaak/rolnummer] vordert de VvE -na wijziging van eis- naast veroordeling van SESS tot het verstrekken van afschriften van stukken uit de administratie onder meer veroordeling van SESS tot betaling van een bedrag van € 101.654,91.
8.2.
Tussen beide procedures bestaat materieel een zodanige samenhang dat de rechtbank heeft besloten om de mondelinge behandeling in beide procedures (waaronder tevens begrepen de procedure in het incident) tegelijk te laten plaatsvinden.
8.3.
Op 13 juli 2022 heeft de mondelinge behandeling in beide procedures plaatsgevonden. De rechtbank heeft in overleg met partijen bepaald dat daarvan één proces-verbaal wordt opgemaakt en dat datgene dat op de mondelinge behandeling wordt verklaard en aangevoerd geldt als verklaard en aangevoerd in beide procedures.
in conventie
de ontvankelijkheid
8.4.
De VvE stelt dat SESS niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen, omdat SESS volgens haar niet bevoegd is om een rechtsgeding tegen haar aan te spannen.
8.5.
De VvE verwijst in dit verband in de eerste plaats naar de hiervoor onder de vaststaande feiten vermelde beschikkingen van de kantonrechter van 25 april 2022.
VvE stelt dat nu SESS niet in hoger beroep is gegaan van die beschikkingen, deze beschikkingen kracht van gewijsde hebben gekregen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bestuurders van SESS, [naam 3] en [naam 4] , niet bevoegd zijn geweest om aan SESS opdracht te geven tot het voeren van de bedoelde verzoekschriftprocedures. Op grond van het aan die beschikkingen toekomende gezag van gewijsde heeft dit ook in de onderhavige procedure te gelden.
8.6.
Artikel 236 lid 1 Rv bepaalt dat beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht hebben. De ratio van deze rechtsregel is dat het ongewenst is dat een eenmaal beslecht geschilpunt in een volgende procedure opnieuw ter discussie wordt gesteld. Wanneer een partij zich niet in een beslissing kan vinden dient zij hoger beroep in te stellen. Wanneer zij dat niet doet krijgt de beslissing kracht van gewijsde. Met ‘beslissing’ wordt niet alleen het dictum van het eerdere vonnis bedoeld maar ook de dragende overwegingen daarvan. Dit wetsartikel leent zich voor analogische toepassing op beschikkingen, waarin beslissingen zijn gegeven over een rechtsbetrekking in geschil.
8.7.
Vast staat dat SESS geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen beide beschikkingen van de kantonrechter, zodat deze beschikkingen in kracht van gewijsde zijn gegaan.
De door de kantonrechter behandelde verzoekschriften van SESS hebben beide betrekking op de rechtsgeldigheid van de door de vergadering van eigenaars van de VvE genomen besluiten als onder de vaststaande feiten omschreven. Dat is de rechtsbetrekking in geschil waarover de kantonrechter is verzocht om een beslissing te nemen. De kantonrechter heeft ten aanzien van die rechtsbetrekking in geschil geen beslissing gegeven omdat SESS in beide verzoekschriftprocedures haar verzoek heeft ingetrokken.
8.8.
De kantonrechter heeft in beide verzoekschriftprocedures enkel beslist op het verzoek van de VvE om de bestuurders van SESS, die als zodanig geen partij waren in de verzoekschriftprocedures, op grond van het bepaalde in artikel 245 Rv te veroordelen in de kosten van de verzoekschriftprocedures omdat naar de mening van de VvE SESS niet rechtsgeldig in het geding is verschenen doordat daartoe niet bevoegde personen tot het voeren van die procedures opdracht hebben gegeven.
8.9.
Nu de kantonrechter niet inhoudelijk heeft beslist omtrent de rechtsbetrekking in geschil komt aan de hiervoor onder 2.18. weergegeven dragende overweging van de kantonrechter (om de bestuurders van SESS te veroordelen in de proceskosten), geen gezag van gewijsde toe. Dit betekent dat zelfs in het geval dat de kantonrechter SESS niet-ontvankelijk zou hebben verklaard in haar verzoek, dit ook in de weg zou hebben gestaan aan de dragende overweging van de kantonrechter gezag van gewijsde toe te kennen. Dit is in lijn met de jurisprudentie waaruit de tendens blijkt dat de rechter geen gezag van gewijsde aanneemt, wanneer niet inhoudelijk is beslist omtrent een rechtsbetrekking in geschil (zie de conclusie van de procureur generaal van 3 juli 2020, ECLI:NL.PHR:2020:673, onder 2.11.).
8.10.
De VvE heeft niet weersproken dat [adres] CV op 15 februari 2018 is ontbonden. Dat betekent -anders dan de VvE ter zitting heeft aangevoerd- niet dat SESS bij gebreke van toestemming van [adres] CV in de onderhavige procedure geen verweer zou mogen voeren. De ontbinding van een commanditaire vennootschap leidt immers tot beëindiging van de bevoegdheid van de besturende vennoot/vennoten om -in dit geval- aan SESS toestemming te onthouden om zelf een rechtsgeding aan te spannen.
8.11.
Voor de vraag of SESS bevoegd is om de onderhavige procedure jegens de VvE aan te spannen is enkel beslissend het antwoord op de vraag of zij daarvoor ingevolge artikel 1.3 onder g van de beheerovereenkomst voorafgaande toestemming van de VvE nodig had.
8.12.
De VvE beantwoordt die vraag bevestigend en wijst daarbij op de letterlijke tekst van deze bepaling. SESS is de tegenovergestelde mening toegedaan.
8.13.
De vraag wat voor contractuele afspraken tussen partijen zijn gemaakt dient in een geval als dit te worden beantwoord aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Doorslaggevend is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het komt dus bij uitleg van contractuele afspraken als de onderhavige aan op de vraag hoe partijen in de gegeven (voor beide partijen kenbare) omstandigheden elkaars verklaringen over en weer in redelijkheid hebben mogen opvatten.
8.14.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg van artikel 1.3 onder g van de beheerovereenkomst, met inachtneming van voornoemde maatstaf, met zich dat SESS slechts dan toestemming van de VvE behoeft, indien SESS tegen een derde wenst te procederen dan wel in een door een derde tegen haar aangespannen rechtsgeding verweer wil voeren. In die gevallen lopen de belangen van SESS en de VvE parallel met elkaar omdat de vermogensrechtelijke gevolgen van die procedures uiteindelijk voor rekening van de VvE komen en is in het licht van het uit de statuten en de beheersovereenkomst blijkende uitgangspunt dat SESS ten dienste van de VvE is opgericht en daaraan haar bestaansrecht ontleend logisch dat zij niet eigener beweging, zonder toestemming van de VvE, procedures kan voeren tegen derden.
De hier bedoelde bepaling uit de beheerovereenkomst kan niet zo worden uitgelegd dat SESS ook toestemming van de VvE nodig zou hebben in het geval dat SESS in verband met verplichtingen in de beheerovereenkomst een rechtsgeding wenst aan te spannen tegen de VvE zelf. In deze gevallen is immers sprake van tegenstrijdige belangen van de VvE en SESS. De rechtbank volgt de VvE dan ook niet in haar stelling dat SESS heeft moeten begrijpen dat met artikel 1.3. onder g is bedoeld om te voorkomen dat SESS procedures tegen de VvE kan aanspannen. Het enkele feit dat de SESS geheel ten dienste staat van de VvE, zoals door de VvE is betoogd, maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt voor de stelling van de VvE ter zitting dat -zo begrijpt de rechtbank- de door SESS gemaakte proceskosten uiteindelijk voor rekening van de VvE komen omdat SESS geen eigen vermogen heeft. Voor zover dit al zo is nu overduidelijk wel sprake is van een afgescheiden vermogen, is dat een gevolg van het feit dat de VvE ervoor heeft gekozen om de beheerovereenkomst niet te sluiten met een natuurlijk persoon, maar met een rechtspersoon die enkel inkomsten verkrijgt door de door de bewoners van de serviceflat verschuldigde servicekosten.
De door de VvE bepleite uitleg van artikel 1.3 onder g zou tot gevolg hebben dat SESS, een zelfstandige rechtspersoon, in haar rechtsverhouding tot de VvE daarmee in feite juridisch weerloos zou worden gemaakt. Dat is een consequentie die SESS bij het aangaan van de beheerovereenkomst in redelijkheid niet hoefde te verwachten.
8.15.
SESS kan dan ook in zoverre worden ontvangen in haar vorderingen.
de zaak ten gronde
8.16.
Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van de vorderingen moet worden ingegaan op de wijze van procederen van de VvE. De VvE stelt -pas in haar laatste conclusie, tevens akte wijziging van eis- dat al hetgeen in de procedure onder zaaknummer [zaak/rolnummer] door haar is gesteld, voor zover relevant, ook als stelling in de onderhavige procedure dient te worden begrepen.
8.17.
Met recht heeft SESS hier bezwaar tegen gemaakt. De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen immers mee dat een partij die een beroep wil doen op uit bepaalde conclusies/producties blijkende feiten en omstandigheden, dit op een zodanige wijze dient te doen dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen hem ter beoordeling worden voorgelegd en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren (zie bijvoorbeeld HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404).
Het is niet aan de rechtbank om te bepalen welke stellingen van de VvE uit de andere procedure relevant zijn voor de onderhavige procedure.
De rechtbank zal de stellingen van de VvE, zoals die blijken uit het procesdossier van de andere procedure, dan ook niet aanmerken als stellingen die door de VvE zijn aangevoerd in de onderhavige procedure. Dit is -op grond van hetgeen hiervoor onder 8.3 is overwogen- slechts anders voor hetgeen door de VvE bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
8.18.
Na wijziging van eis vordert SESS schadevergoeding wegens het tegen een te korte termijn beëindigen van de beheerovereenkomst. Ook beroept zij zich (subsidiair) op ongerechtvaardigde verrijking.
8.19.
De VvE heeft onder meer bestreden dat zij de beheerovereenkomst niet op de door haar gehanteerde termijn mocht opzeggen en gesteld dat SESS tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend dat de beheerovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd. Ook heeft zij gemotiveerd en puntsgewijs betwist dat SESS schade heeft geleden.
8.20.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of de beheerovereenkomst op een te korte termijn is beëindigd, of de VvE uit dien hoofde schadeplichtig is jegens SESS of dat (al dan niet ambtshalve de rechtsgronden aanvullend) een andere grondslag voor enig vergoedingsrecht van de VvE jegens SESS kan worden gevonden. SESS heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat zij schade heeft geleden of anderszins recht heeft op betaling van de door haar gevorderde bedragen. Het volgende is daartoe van belang.
8.21.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft SESS verwezen naar productie 25.
Volgens dat overzicht gaat het om de volgende posten:
a. rekening-courant stand per 1 januari 2021 € 12,69;
b. voor de VvE betaalde facturen ad totaal € 155,80 (Bouwmaat € 34,94; [naam 5] € 100,79 en Gamma € 20,07);
c. stookkosten 2021 per saldo € 23.943,55 (werkelijk ontvangen voorschotten -€ 47.575,00; door SESS betaalde gaskosten 2021 € 68.502,04; door SESS betaald gastransport 2021
€ 3.016,51);
d. niet ontvangen afrekening stookkosten 2020 € 7.973,85;
e. afvloeiingsregeling huismeester € 2.067,77;
f. Liander december 2021 € 6,16;
g. Liander incassokosten en -rente € 133,86;
h. negatief resultaat 2021 in verband met minder ontvangen servicevergoedingen
€ 69.376,62;
Het totaal komt neer op een bedrag van € 103.670,30.
8.22.
De rechtbank zal deze posten afzonderlijk beoordelen.
8.23.
Hierbij wordt vooraf het volgende opgemerkt.
8.24.
SESS heeft ter comparitie als productie 23 een groot aantal facturen in het geding gebracht ten aanzien waarvan zij stelt dat die facturen nog openstaan. SESS heeft haar vordering niet met het totaalbedrag van deze facturen vermeerderd.
In productie 25 wordt alleen ten aanzien van de posten huismeester en Liander verwezen naar bij productie 23 overgelegde facturen, zodat de rechtbank alleen deze facturen in haar beoordeling zal betrekken.
rekening-courant stand per 1 januari 2021
8.25.
De gestelde rekening-courant stand per 1 januari 2021 kan naar het oordeel van de rechtbank geen grondslag (meer) vormen voor een vordering van SESS op de VvE. Immers, in productie 25 wordt melding gemaakt van een rekening-courant stand per 31 december 2021, waaruit volgens SESS een betalingsverplichting van haar aan de VvE voortvloeit. Van een vordering van SESS op de VvE uit hoofde van de rekening-courant per 1 januari 2021 is geen sprake meer. Die vordering moet immers zijn meegenomen bij het bepalen van de stand per 31 december 2021. Dit nog daargelaten de vraag naar de gerechtigdheid op het vermogen van SESS.
voor de VvE betaalde facturen
8.26.
SESS heeft niet weersproken dat haar vermogen uitsluitend wordt gevormd door de van de bewoners van de serviceflat ontvangen servicekosten. Dit geld behoort aan de VvE toe. SESS is slechts bevoegd om die gelden aan te wenden ten behoeve van de bewoners van de serviceflat.
8.27.
De rechtbank gaat er dan ook bij gebrek aan contra-indicaties vanuit dat SESS deze facturen heeft betaald uit de door haar ontvangen servicekosten. Dit betekent dat SESS ter zake geen vordering heeft op de VvE.
stookkosten
8.28.
Ook hier gaat de rechtbank er bij gebrek aan contra-indicaties vanuit dat SESS de stookkosten 2021 uit haar vermogen heeft kunnen betalen. SESS heeft immers niet gesteld dat derden haar daarbij financieel hebben ondersteund omdat de door de bewoners van de serviceflat betaalde voorschotten op de stookkosten niet toereikend zijn geweest om de daadwerkelijk aan de energieleverancier over 2021 verschuldigde stookkosten te kunnen voldoen. De rechtbank merkt daarbij nog op dat voor zover de voorschotten ontoereikend waren om de stookkosten te kunnen voldoen, de VvE een vordering heeft op de eigenaren van de appartementsrechten van de serviceflat (gelet op het feit dat de kosten kennelijk voor rekening van die eigenaren kwamen, getuige de betaalde voorschotten). Daar staat SESS dus buiten zodat zij ter zake geen vordering op de VvE heeft.
niet ontvangen afrekening stookkosten 2020
8.29.
Ook hiervoor geldt om dezelfde reden als gegeven bij 2.28. dat er geen sprake is van een vorderingsrecht van SESS jegens de VvE.
afvloeiingsregeling huismeester
8.30.
SESS heeft niet betwist dat zij deze (uit twee onderdelen bestaande) post ook al heeft opgevoerd onder de facturen van Diensten SDSS. Evenmin heeft SESS in haar laatste conclusie nog gereageerd op de stelling van de VvE dat de VvE niet gehouden is om de kosten van SDSS te voldoen. In een eerder stadium van de procedure heeft de VvE overigens gemotiveerd bestreden dat SESS gehouden zou zijn om een afvloeiingsregeling met de huismeester te treffen. Deze post komt dan ook niet ten laste van de VvE
Liander december 2021 en Liander incassokosten en -rente
8.31.
SESS heeft bij productie 23 als bijlage K een groot aantal facturen van Liander in het geding gebracht, waarvan de relevantie voor de onderhavige zaak niet duidelijk is gemaakt.
8.32.
Het is niet aan de rechtbank om uit die producties de facturen te zoeken die betrekking hebben op de onderhavige zaak, nog daargelaten dat de facturen niet tot SESS zijn gericht, maar tot ‘Stichting Dienstverlening Serviceflats I’.
8.33.
Ook deze posten komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking.
negatief resultaat 2021 in verband met minder ontvangen servicevergoedingen
8.34.
SESS heeft jegens de VvE geen aanspraak op de door de bewoners van de serviceflat verschuldigde servicekosten. Het mag zo zijn dat er destijds (om praktische redenen) voor gekozen is om de bewoners van de serviceflat de servicekosten rechtstreeks aan SESS te laten betalen, dit laat onverlet dat de VvE de bevoegdheid had om deze gang van zaken in september 2021 te wijzigen, in die zin dat de servicekosten voortaan rechtstreeks door de bewoners van de serviceflat aan haar zouden worden voldaan.
8.35.
De VvE is er niet voor SESS. Het is juist andersom: SESS staat ten dienste van de VvE. Zoals de VvE met recht heeft aangevoerd komt het exploitatieresultaat van SESS toe aan de VvE, zodat SESS aan een negatief exploitatieresultaat geen vorderingsrecht op de VvE kan ontlenen.
8.36.
Daarbij komt dat SESS niet heeft gesteld dat derden haar financieel hebben ondersteund bij het voldoen van de kosten die SESS ten behoeve van de bewoners van de VvE heeft gemaakt omdat SESS daartoe door het stopzetten van de servicevergoedingen en de beslaglegging door de VvE niet langer in staat was. Dit laatste heeft SESS tegenover de betwisting door de VvE overigens niet aannemelijk gemaakt.
8.37.
Bij dit alles komt dat SESS in productie 25 aangeeft dat zij een bedrag van
€ 66.412,19 aan de VvE moet betalen.
8.38.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van SESS op de VvE moet worden afgewezen.
8.39.
SESS wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure, welke aan de zijde van de VvE tot op deze uitspraak als volgt worden vastgesteld:
griffierecht € 4.200,00
salaris advocaat:
€ 4.700,00 (2,5 punt x € 1.880,00)
Totaal € 8.900,00
in reconventie
8.40.
Het door SESS ten laste van de VvE onder de ING Bank gelegde conservatoir derdenbeslag is door SESS na afloop van de mondelinge behandeling opgeheven, zodat alleen het door SESS ten laste van de VvE gelegde conservatoir derdenbeslag onder de ABN AMRO Bank resteert. Immers, ofschoon de VvE opheffing van alle door SESS ten laste van de VvE gelegde beslagen vordert, heeft zij naast de hierboven vermelde beslagen geen andere beslagen vermeld.
8.41.
De gegrondheid van de vordering ter verzekering van verhaal waarvan door SESS ten laste van de VvE conservatoir derdenbeslag is gelegd onder de ABN AMRO Bank is niet komen vast te staan.
8.42.
Voor beantwoording van de vraag of het beslag moet worden opgeheven dient een afweging van de wederzijdse belangen plaats te vinden. In die belangenafweging speelt het feit dat de vorderingen van SESS in dit vonnis worden afgewezen een grote rol, maar dat is niet zonder meer doorslaggevend.
De VvE stelt dat zij als gevolg van het beslag diverse onderhoudswerkzaamheden aan de serviceflat niet heeft kunnen uitvoeren en dat zij opdrachten heeft moeten uitstellen. Zij wijst daarbij op verbeteringen met betrekking tot de brandveiligheid van het gebouw.
SESS heeft dat bij gebrek aan wetenschap bestreden. Daarbij heeft zij opgemerkt dat de VvE al sinds september 2021 de vergoeding voor de servicekosten van haar leden ontvangt en dat nergens uit blijkt dat die onvoldoende is om de benodigde werkzaamheden te bekostigen. Bovendien kan de VvE haar bewoners ook om een eenmalige aanvullende dotatie vragen, aldus SESS, die stelt dat haar belang bij handhaving van het beslag groter is dan het belang van de VvE bij opheffing daarvan, omdat dit voor haar de weg is om haar vordering voldaan te krijgen. Daargelaten of het waar is dat de VvE als gevolg van het door SESS gelegde beslag de kosten van noodzakelijk onderhoud niet kan betalen vindt de rechtbank, naast het feit dat de vorderingen van SESS worden afgewezen, in het kader van de belangenafweging doorslaggevend dat, zoals door de VvE is benadrukt, het vermogen van SESS (daargelaten of dat een eigen vermogen is of was) slechts diende voor het uitoefenen van haar functies ten dienste van de VvE. Daarmee is niet verenigbaar dat ter bescherming van dat (eventuele) vermogen langer dan strikt noodzakelijk gelden die bedoeld zijn voor het uitoefenen van de taken van de VvE daarvoor niet kunnen worden aangewend als gevolg van het gelegde beslag.
8.43.
De rechtbank zal het beslag daarom opheffen.
8.44.
De vordering strekkende tot een verbod voor SESS om opnieuw ten laste van de VvE beslagen te leggen is te onbepaald om voor toewijzing in aanmerking te komen, zodat in zoverre afwijzing dient te volgen.
8.45.
SESS zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van de VvE worden tot op deze uitspraak vastgesteld op € 598,00 aan salaris van de advocaat ( 2,0 punten x factor 0,5 x tarief € 598,00).
in het incident bovendien
8.46.
De VvE heeft aan haar vordering om SESS niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering ten grondslag gelegd dat SESS niet bevoegd is om in rechte tegen haar op te treden. In dit kader heeft de VvE gevorderd om de bestuurders van SESS met toepassing van artikel 245 Rv te veroordelen in de daadwerkelijk door de VvE gemaakte kosten van deze procedure.
8.47.
Nu de rechtbank hiervoor in de hoofdzaak in conventie heeft geoordeeld dat SESS wel bevoegd is om een rechtsgeding tegen de VvE aan te spannen, kan SESS in zoverre dus worden ontvangen in haar vordering. Reeds om die reden is er geen deugdelijke grondslag om de bestuurders van SESS te veroordelen in de daadwerkelijk door de VvE gemaakte kosten van deze procedure, zodat beide onderdelen van de vordering van de VvE zoals hiervoor onder 7.1. a. en 7.1.b. zijn weergegeven, zullen worden afgewezen.
8.48.
Nu de rechtbank over de beslagen reeds in de hoofdzaak heeft beslist, heeft de VvE geen belang meer bij haar gelijkluidende vordering in het incident onder 7.1.c. Materieel dient de VvE bij dit onderdeel van haar vordering wel als grotendeels in het gelijk gestelde partij te worden aangemerkt.
8.49.
Nu partijen over en weer ieder voor een gedeelte in het ongelijk zijn gesteld acht de rechtbank een compensatie van de proceskosten in het incident op zijn plaats als na te melden.

9.De beslissing in de hoofdzaak

De rechtbank
in conventie
9.1.
wijst de vordering van SESS af,
9.2.
veroordeelt SESS in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de VvE tot op heden vastgesteld op € 8.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, indien betaling binnen voormelde termijn achterwege mocht blijven,
9.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
9.4.
heft op het door SESS in oktober 2021 ten laste van de VvE onder de ABN AMRO BANK N.V. gelegde conservatoir derdenbeslag,
9.5.
veroordeelt SESS in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de VvE tot op heden vastgesteld op € 598,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, in dien betaling binnen voormelde termijn achterwege mocht blijven,
9.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
9.7.
veroordeelt SESS in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 271,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat SESS niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
9.8.
verklaart dit vonnis tevens uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de nakosten.

10.De beslissing in het incident

10.1.
wijst de vorderingen af,
10.2.
compenseert de kosten van het incident aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.