ECLI:NL:RBGEL:2023:4975

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
10267019 \ CV EXPL 23-134
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.TH. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten voor isolatieglas na annulering van de bestelling

In deze zaak vordert A. B.V., een besloten vennootschap te Nijmegen, betaling van een bedrag van € 1.275,96 van [gedaagde partij] wegens kosten die zijn gemaakt voor het inmeten en leveren van isolatieglas. De overeenkomst werd gesloten na een aanvraag van [gedaagde partij] voor isolatieglas, maar deze werd later geannuleerd omdat [gedaagde partij] zijn woning verkocht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een gemengde overeenkomst van consumentenkoop en aanneming van werk. De rechter oordeelt dat de annulering van de bestelling niet rechtsgeldig was, omdat de ruiten op maat waren gemaakt en er geen recht op ontbinding bestond. De kantonrechter heeft de vordering van A. B.V. toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, en heeft [gedaagde partij] veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 7 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10267019 \ CV EXPL 23-134
Vonnis van 7 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
A. B.V.,
te Nijmegen,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij],
gemachtigde: Alkema - Vloet - Kuijpers Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde partij],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij],
gemachtigde: ARAG SE Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 februari 2023
- de aanvullend producties namens [eisende partij]
- de mondelinge behandeling van 15 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In maart 2021 heeft [eisende partij] via de verzekeraar van [gedaagde partij] een melding gekregen in verband met glasschade. Een medewerker van [eisende partij] heeft de beschadigde ruit vervangen. [gedaagde partij] heeft op dat moment gevraagd of [eisende partij] ook isolatieglas voor de bovenverdieping van zijn woning kon leveren en plaatsen. De ruiten op de bovenverdieping zijn vervolgens ingemeten en op 18 mei 2021 stuurt [eisende partij] een offerte voor die ruiten aan [gedaagde partij] per e-mail voor een totaalbedrag van € 2.215,99 inclusief btw (voor het inmeten, de ruiten en het leveren en plaatsen ervan). Onderaan de offerte staat onder meer vermeld:
“(…) Op verzoek worden de garantiebepalingen en algemene voorwaarden aan u verstrekt of kunt ze downloaden via onze website www.[eisende partij].nl”
2.2.
Artikel 11 van de Algemene Voorwaarden van [eisende partij] (hierna: AV) luidt als volgt:
Artikel 11 - Opzegging van de overeenkomst
1. De opdrachtgever is te allen tijde bevoegd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen.
2. Bij opzegging door de opdrachtgever zal hij de voor het gehele werk geldende prijs moeten betalen,
verminderd met de besparingen die voor de opdrachtnemer uit de opzegging voortvloeien, tegen aflevering door de opdrachtnemer van het reeds voltooide werk. Indien de prijs afhankelijk was gesteld van de werkelijk door de opdrachtnemer te maken kosten, wordt de door de opdrachtgever verschuldigde prijs berekenen op grondslag van de gemaakte kosten, de verrichte arbeid en de winst die de opdrachtnemer over het gehele werk zou hebben gemaakt. Hierbij wordt de winst gesteld op 15%.
3. Wordt de uitvoering van het werk onmogelijk door een oorzaak die de opdrachtnemer niet kan worden
toegerekend en evenmin in zijn risicosfeer ligt, dan is deze gerechtigd de overeenkomst op te zeggen en gemaakte kosten in rekening te brengen bij de opdrachtgever.”
2.3.
[gedaagde partij] mailt op 26 mei 2021 terug aan [eisende partij]:
“Ik heb uw aanbieding ontvangen en deze is akkoord.
Ik heb nog een ruit ter vervanging beneden in de woonkamer staan, deze hebben ze geplaatst maar was de verkeerde ruit.
Zou deze zsm vervangen kunnen worden, door de hevige neerslag komt er water naar binnen gezien de vervanging niet door jullie is afgekit.
Straks hebben we een rot / vochtig kozijn en dan hebben we schade. Ik wil dat voorkomen.
Graag spoedig een reactie wanneer de ruit beneden vervangen wordt, dit heeft spoed en wanneer de bovenverdieping conform offerte geleverd gaat worden. Dit in verband met de verkoop van de woning binnenkort. Alvast bedankt. ”
2.4.
[gedaagde partij] verkoopt zijn woning in oktober 2021. De levering daarvan vindt plaats op 1 februari 2022.
2.5.
Op 19 juni 2022 mailt [eisende partij] aan [gedaagde partij]:
“Bij het opschonen van een aantal orders kwam ik uw order tegen.
U heeft bij ons op 5 mei 2021 een aanvraag gedaan voor het leveren en plaatsen van isolatieglas.
Wij hebben u een aanbieding gedaan die u akkoord gegeven heeft op 26 mei 2021
De ruiten zijn vervolgens door ons besteld.
Nadien heeft u de ruiten geannuleerd omdat u de woning verkocht heeft.
De kosten die wij hebben gemaakt gaan wij aan u factureren omdat de bestelling niet meer teruggedraaid kon worden.
Binnenkort ontvangt u hiervoor een factuur.
Excuses voor deze verlate reactie.
Mocht u nog vragen hebben dan hoor ik dat graag.”
2.6.
[gedaagde partij] reageert diezelfde dag als volgt:
“Met verbazing ontvang ik uw onderstaande email; nota bene een jaar later.
De situatie is anders dan dat u schetst;
U heeft een aanbieding gedaan en ik heb akkoord gegeven op uw aanbieding maar u heeft nooit geleverd.
Sterker nog: U heeft niet gereageerd op mijn mail van 26 mei 2021, geen “dank voor uw opdracht” en geen datum van levering aan ons doorgegeven.
Als u de ruiten besteld zou hebben had u destijds allang een afspraak gemaakt om te plaatsen.
Dat heeft u nooit gedaan
Wij geven ook specifiek in de mail van 26 mei 2021 aan;
Graag spoedig een reactie wanneer de bovenverdieping conform offerte geleverd gaat worden. Dit in verband met de verkoop van de woning binnenkort.
Daar hebben wij geen reactie op gehad.
De ruit beneden is vervangen en wij hebben maanden later telefonisch de annulering van de opdracht gedaan, omdat wij tot die tijd geen enkele reactie van u hebben mogen ontvangen over de levering zoals bovenstaand in de mail van 26 mei 2021, ook toen had u kunnen aangeven dast de order niet meer geannuleerd kon worden. Dat is niet gebeurt.
En nu komt u en jaar later dat u kosten heeft moeten maken omdat destijds de bestelling niet meer geannuleerd kon worden ?
Dit klopt gewoon niet.
Indien u denkt mij een factuur te moeten sturen, zal ik mij in deze direct wenden tot mijn rechtsbijstandsverzekering.
Ik neem aan dat u het niet zover zult laten komen.”
2.7.
[eisende partij] stuurt op 22 juni 2022 per mail de volgende reactie aan [gedaagde partij]:
“Ik heb u zojuist telefonisch gesproken en aangegeven dat uw opdracht niet meer teruggedraaid kon worden.
De ruiten zijn speciaal voor u op maat gemaakt en staan bij ons in de werkplaats. Annuleren van de opdracht omdat u de woning nadien verkocht heeft betekent niet dat u hiervoor geen factuur krijgt.
Indien gewenst kunnen we de ruiten bij u of de nieuwe eigenaar van uw woning afleveren.
Als u dat wenst dan horen we dat graag.”
Als bijlage bij deze e-mail is gevoegd een factuur d.d. 22 juni 2022 met een te betalen bedrag van € 1.102,18 (bestaande uit kosten voor het inmeten en kosten voor het isolatieglas).
2.8.
In de periode juli tot en met november 2022 vindt correspondentie plaats tussen de gemachtigden van partijen.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - [gedaagde partij] te veroordelen om aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 1.275,96 (bestaande uit de hoofdsom van € 1.102,18, buitengerechtelijke incassokosten van € 165,33 en € 8,45 aan wettelijke rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.102,18 vanaf 9 december 2022, met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eisende partij] dat partijen een overeenkomst hebben gesloten tot het leveren en plaatsen van isolatieglas. [gedaagde partij] heeft de bestelling weliswaar geannuleerd, maar de op maat gemaakte ruiten waren op dat moment al besteld en [eisende partij] heeft de door haar gemaakte kosten aan [gedaagde partij] doorberekend. Zij vordert nu betaling van die kosten, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten die zij heeft gemaakt en wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde partij] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij], dan wel tot afwijzing van de vordering van [eisende partij], met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde partij] voert kort gezegd als primair verweer aan dat hij niet gebonden is aan de overeenkomst, omdat het een overeenkomst op afstand is en [eisende partij] zich niet aan haar informatieverplichting heeft gehouden. [eisende partij] heeft namelijk verzuimd hem te informeren over de termijn waarop de ruiten geleverd en geplaatst zouden worden. Subsidiair beroept [gedaagde partij] zich erop dat hij de overeenkomst heeft ontbonden. De door hem gestelde voorwaarde dat de ruiten spoedig zouden worden geleverd is volgens [gedaagde partij] deel gaan uitmaken van de overeenkomst en [eisende partij] heeft nagelaten aan deze voorwaarde te voldoen. [gedaagde partij] heeft de overeenkomst daarom in oktober 2021 ontbonden. Verder voert hij samengevat aan dat [eisende partij] haar stellingen onvoldoende met stukken heeft onderbouwd en dat de algemene voorwaarden waarop [eisende partij] zich beroept niet van toepassing zijn.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Kwalificatie overeenkomst
4.1.
Partijen zijn het niet eens over de kwalificatie van de overeenkomst die zij met elkaar hebben gesloten. [gedaagde partij] beroept zich op een aantal wetsartikelen die van toepassing zijn op consumentenkoop en koop op afstand. Hoewel [eisende partij] zich in eerste instantie op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een overeenkomst van levering van diensten, heeft haar gemachtigde ter zitting gesteld dat sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk. In ieder geval is volgens [eisende partij] geen sprake van een consumentenkoop.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit 7:5 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vloeit voort - kort gezegd - voort dat ook sprake is van consumentenkoop indien een te leveren roerende zaak tot stand moet worden gebracht krachtens een overeenkomst van aanneming van werk. In dat geval is sprake van een gemengde overeenkomst en zijn de bepalingen die gelden voor consumentenkoop en voor aanneming van werk naast elkaar van toepassing (artikel 6:215 BW). In geval van tegenstrijdigheid tussen die bepalingen prevaleren de bepalingen van consumentenkoop. Niet iedere overeenkomst van aanneming van werk met een consument als opdrachtgever is tevens consumentenkoop. Van een gemengde overeenkomst kan bijvoorbeeld sprake zijn indien een voor de consument individueel of op maat te maken goed centraal staat in de overeenkomst, bijvoorbeeld een op maat gemaakte deur (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 maart 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2127). Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval sprake van een gemengde overeenkomst: van aanneming van werk voor wat betreft het (inmeten en) plaatsen van de op maat gemaakte ruiten én van een consumentenkoop voor wat betreft de koop en levering van die ruiten ([eisende partij] handelt immers in het kader van haar bedrijfsactiviteit en [gedaagde partij] als consument).
4.3.
Aangezien [gedaagde partij] de aanvraag voor de ruiten mondeling heeft gedaan toen de medewerker van [eisende partij] in zijn woning was voor de vervanging van een andere ruit, [eisende partij] haar aanbod op basis van die aanvraag vervolgens via de mail aan [gedaagde partij] heeft gestuurd en [gedaagde partij] deze per mail heeft bevestigd, is in dit geval sprake van een overeenkomst buiten de verkoopruimte (artikel 6:230g lid 1 aanhef en onder f BW).
De informatieverplichting
4.4.
[gedaagde partij] stelt dat hij niet aan de overeenkomst is gebonden, omdat [eisende partij] heeft nagelaten informatie te verschaffen met betrekking tot het tijdstip van leveren en plaatsen van de ruiten. Hij heeft nog specifiek aan [eisende partij] gevraagd wanneer de ruiten geleverd zullen worden, maar heeft op de betreffende e-mail van 26 mei 2021 nooit reactie gekregen, aldus [gedaagde partij]. [eisende partij] heeft hiermee volgens hem in strijd gehandeld met artikel 6:230m lid 1 sub g BW.
[eisende partij] heeft tijdens de zitting verklaard dat zij nooit een levertermijn afspreekt met haar klanten, omdat zij geen levertijden kan garanderen. Zij geeft alleen een indicatie af voor de levertermijn.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Aangezien sprake is van een overeenkomst buiten de verkoopruimte rust op de handelaar ([eisende partij]) de informatieverplichting als bedoeld in artikel 6:230m BW. In geval een leveringstermijn is overeengekomen is [eisende partij] verplicht [gedaagde partij] te informeren over de termijn waarbinnen zij zich verbindt de zaak te leveren of de diensten te verlenen (lid 1 aanhef en onder g). Weliswaar heeft [gedaagde partij] bij de aanvaarding van het aanbod van [eisende partij] geschreven dat hij graag spoedig verneemt wanneer de ruiten voor de bovenverdieping geleverd gaan worden in verband met verkoop van de woning, maar naar het oordeel van de kantonrechter betekent dit niet dat daarmee ook een leveringstermijn is overeengekomen. Daarbij acht de kantonrechter aannemelijk dat, zoals [eisende partij] ter zitting heeft toegelicht, [eisende partij] nimmer levertijden kan garanderen, maar hooguit een indicatie kan geven. Het vervaardigen van ruiten van een bepaald type glas betreft immers maatwerk, waarbij [eisende partij] afhankelijk is van derden.
De annulering en de algemene voorwaarden
4.6.
Vast staat dat [gedaagde partij] de bestelling van de ruiten heeft geannuleerd. Op grond van artikel 6:230m lid 1 aanhef en onder h BW dient [eisende partij] [gedaagde partij] te informeren over de termijn en de manier waarop het recht van ontbinding - indien dat recht bestaat - kan worden uitgeoefend (lid 1 aanhef en onder h). Geen recht van ontbinding bestaat bij een consumentenkoop die ziet op de levering van volgens specificaties van de consument vervaardigde zaken, die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument; hierna ook ‘maatwerk’ genoemd (art. 6:230p aanhef en onder f onder 1o BW).
4.7.
De kantonrechter volgt [eisende partij] in haar stelling dat in dit geval is sprake van maatwerk. Een medewerker van [eisende partij] heeft de ruiten in de woning van [gedaagde partij] ingemeten en op basis daarvan zijn de ruiten besteld en speciaal op maat gemaakt. De ruiten zijn niet bruikbaar voor een andere woning. Nu sprake is van maatwerk, geldt de uitzondering op het recht van ontbinding. Dit betekent dat [gedaagde partij] de overeenkomst niet kon ontbinden.
4.8.
[eisende partij] stelt dat zij de ruiten voor [gedaagde partij] op 31 mei 2021 heeft besteld en dat deze op 16 juli 2021 aan haar zijn geleverd. Ter onderbouwing heeft zij de betreffende factuur van de groothandel overgelegd. Omdat [eisende partij] vervolgens is vergeten met [gedaagde partij] een afspraak te maken voor het plaatsen van de ruiten en [gedaagde partij] zelf (in ieder geval tot oktober 2021) geen contact meer heeft opgenomen met [eisende partij] zijn de ruiten niet geleverd aan [gedaagde partij]. [eisende partij] vordert nu van [gedaagde partij] op grond van artikel 11 lid 2 AV betaling van de door haar gemaakte kosten voor het inmeten van de ruiten en de ruiten zelf.
4.9.
[gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat hij geen redelijke mogelijkheid heeft gehad om van de AV kennis te nemen. Daarom zijn die voorwaarden niet van toepassing, zo voert hij aan.
4.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 6:233 onderdeel b BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien de wederpartij geen redelijke mogelijkheid is geboden om van de voorwaarden kennis te nemen. Artikel 6:234 BW geeft aan in welke gevallen die redelijke mogelijkheid wél is geboden en dus vernietiging op grond van artikel 6:233 onderdeel b niet mogelijk is. Artikel 6:234 BW vereist in beginsel dat de gebruiker van algemene voorwaarden deze voorwaarden aan de wederpartij ter hand stelt (lid 1) dan wel langs elektronische weg ter beschikking stelt (lid 2). Van het ter hand stellen is volgens lid 1 ook sprake als de voorwaarden overeenkomstig de in artikel 6:230c BW voorziene wijze heeft verstrekt. De voorwaarde die genoemd wordt in lid 3 van dat artikel is dat de algemene voorwaarden voor de afnemer gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn op een door de dienstverrichter meegedeeld adres. Hoewel artikel 6:230c BW is opgenomen onder afdeling 2a naar aanleiding van de implementatie van de Dienstenrichtlijn (2006/123/EG,
PbEUL 376) kan, gelet op de omstandigheid dat in het vervolg van artikel 6:234 BW geen onderscheid wordt gemaakt tussen dienstverrichters en niet-dienstverrichters, lid 1 van artikel 6:234 BW worden uitgelegd in die zin dat alle gebruikers van algemene voorwaarden aan hun informatieplicht voldoen op de in artikel 6:230c bedoelde wijze, ook al zijn zij geen dienstverrichter.
4.11.
In dit geval is de overeenkomst langs elektronische weg tot stand gekomen. [eisende partij] heeft in haar offerte het volgende vermeld ten aanzien van haar AV: “Op verzoek worden de garantiebepalingen en algemene voorwaarden aan u verstrekt of kunt ze downloaden via onze website www.[eisende partij].nl”. Gelet op de parlementaire geschiedenis van artikel 6:234 BW (MvA I,
Kamerstukken I2003/04, 28197, C, p. 18) en het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:835) is de kantonrechter van oordeel dat [eisende partij] hiermee heeft voldaan aan haar verplichting als bedoeld in artikel 6:234 BW. Aangezien de AV op deze manier zonder noemenswaardige inspanning gevonden kunnen worden op de website als genoemd op de offerte (rechts onderaan op de hiervoor genoemde website van [eisende partij] onder het kopje ‘Algemene consumentenvoorwaarden’) moet worden aangenomen dat deze gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn als bedoeld in artikel 6:230c BW. Vernietiging van de AV is in dit geval dan ook niet aan de orde.
4.12.
Uit de factuur van 22 juni 2022 blijkt dat [eisende partij] de kosten voor het inmeten en de kosten voor de ruiten heeft gefactureerd voor een totaalbedrag van € 1.102,18. De kosten voor het plaatsen heeft zij niet meegenomen hierin. Gelet op de offerte waarin een totaalbedrag, inclusief het plaatsen, is opgenomen van € 2.215,99, is de kantonrechter van oordeel dat [eisende partij] hiermee een vergoeding vordert in overeenstemming met haar AV. De kantonrechter acht dit ook een redelijke vergoeding. De kantonrechter merkt nog op dat [gedaagde partij] tijdens de zitting te kennen heeft gegeven dat, indien hij een bedrag aan [eisende partij] moet betalen, hij de ruiten nog wel geleverd wil hebben, waarop [eisende partij] heeft verklaard dat de ruiten nog immer staan opgeslagen.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
[eisende partij] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: ‘het Besluit’). Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan en de hoogte van het gevorderde bedrag is conform het Besluit. De kantonrechter wijst dit deel van de vordering daarom ook toe.
De rente
4.14.
De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen als gevorderd.
De proceskosten
4.15.
[gedaagde partij] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. Deze kosten worden nader vastgesteld op € 108,22 aan dagvaardingskosten, € 322,00 aan griffierecht en € 398,00 (2 punten x tarief van € 199,00) aan salaris voor de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 1.275,96, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.102,18 vanaf 9 december 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eisende partij] vastgesteld op € 108,22 aan dagvaardingskosten, € 322,00 aan griffierecht en € 398,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.TH. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.
610 \ 41245