ECLI:NL:RBGEL:2023:5390

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
05/780003-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van mislukte uitlokking tot aanslag op woning

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, geboren in 2002, heeft de rechtbank Gelderland op 27 september 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het (voorwaardelijk) opzet op brandstichting en het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen. De tenlastelegging betrof een poging tot uitlokking van een aanslag op een woning in Kerkdriel, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken zou zijn geweest. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om het opzet van de verdachte op de aanslag te bewijzen. Hoewel er veelvuldig contact was tussen de verdachte en medeverdachten over de uitvoering van de aanslag, kon niet worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk de opdracht had gegeven of dat hij op enige wijze betrokken was bij de uitvoering ervan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet het opzet had om de aanslag te laten plaatsvinden, wat essentieel is voor een veroordeling op basis van uitlokking.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Tevens zijn de benadeelde partijen, die schadevergoeding hadden geëist, niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/780003-22
Datum uitspraak : 27 september 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. W.H.J.W. de Brouwer, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2021 tot en met 2 mei 2021
in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland
ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met (een) andere(n) en/of alleen
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of één of meer andere perso(o)n(en) door
giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of
door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen te bewegen
om één of meer misdrijven/misdrijf, te weten: moord en/of doodslag en/of
zware mishandeling met voorbedachten rade (op/van de bewoner(s) van een
woning aan [adres 2] ) en/of opzettelijke brandstichting en/of
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen in vereniging in een woning (perceel
[adres 2] ) met gemeen gevaar voor goederen en/of met
levensgevaar voor de bewoner(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en) te
duchten (artt. 289, 287, 303, 157 Wetboek van Strafrecht) te begaan, opzettelijk
- het adres “ [straatnaam] ” en/of “ [adres 2] ” aan die [medeverdachte 3] en/of aan die
[medeverdachte 4] en/of aan die perso(o)n(en) heeft/hebben doorgegeven of heeft/hebben
laten doorgeven, dan wel ter beschikking heeft/hebben gesteld of
heeft/hebben laten stellen en/of
  • (een) geldbedrag(en) aan die [medeverdachte 3] en/of aan die [medeverdachte 4] en/of aan die perso(o)n(en) als beloning voor het plegen van voornoemd(e) misdrijven/misdrijf in het vooruitzicht heeft/hebben gesteld of heeft/hebben laten stellen en/of
  • die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en/of die perso(o)n(en) heeft/hebben bevolen of laten bevelen, althans op dwingende wij ze heeft/hebben gezegd of laten zeggen dit feit te plegen en/of
  • instructies te geven of laten geven aan die [medeverdachte 3] en/of aan die [medeverdachte 4]
en/of aan die perso(o)n(en) over hoe dit feit uitgevoerd zou moeten worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft in dit kader aangevoerd dat uit de tapgesprekken volgt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] het plan heeft besproken om derden een aanslag te laten plegen aan het [straatnaam] in Kerkdriel . Daarnaast heeft verdachte ook actief anderen, namelijk [medeverdachte 3] en de onbekend gebleven ‘ [naam 2] / [naam 3] ’ benaderd om de aanslag uit te voeren.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij tezamen en in vereniging met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gepoogd medeverdachte [medeverdachte 3] uit te lokken om een aanslag te plegen op een woning aan het [straatnaam] in Kerkdriel . De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat [medeverdachte 1] in ieder geval vanaf 17 april 2021 vanuit de penitentiaire inrichting [verblijfplaats] , waar hij op dat moment gedetineerd zat, telefonisch contact heeft gehad met verdachte. In dit contact gaf [medeverdachte 1] aan dat hij gedetineerd was samen met de ‘mattie’ van [naam 4] , [naam 4] . Deze [naam 4] zou aanslagen laten plegen, bijvoorbeeld op het huis van de moeder van [naam 5] . [medeverdachte 1] heeft later verklaard dat het hier gaat om [medeverdachte 2] .
Op 20 april 2021 gaf [medeverdachte 1] in een telefoongesprek met verdachte aan dat er een adres was waar iets moest gebeuren voor deze ‘Biggy’ man, [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] vroeg verdachte dit te regelen, of anders een ‘soldaat’ te sturen, waarbij hij enkele suggesties gaf. Verdachte zegde toe dit te gaan regelen. De aanslag moest vóór 4 mei 2021 plaatsvinden, dus het moest snel gebeuren. Als er een melding van de aanslag zou komen op teletekst, konden de advocaten van [medeverdachte 2] dit meenemen in de behandeling van zijn strafzaak. In de periode na 20 april 2021 heeft [medeverdachte 1] veelvuldig contact opgenomen met verdachte. In deze contacten heeft [medeverdachte 1] onder andere het adres [straatnaam] in Kerkdriel doorgegeven aan verdachte en aangegeven hoe de aanslag moest plaatsvinden. Daarnaast gaf [medeverdachte 1] steeds aan dat de aanslag echt moest plaatsvinden en dat dit snel moest gebeuren. Er moest een raam worden ingegooid, waarna er vuurwerk naar binnen moest worden gegooid. Dit vuurwerk kon eventueel worden gecombineerd met benzine, die weer kon worden gemengd met Dreft. Het maakte [medeverdachte 1] daarbij niet uit als de woning volledig verloren zou gaan. Verdachte heeft in deze gesprekken steeds aangegeven dat hij het zou gaan regelen. Hij zou de benodigde materialen verzamelen en ervoor zorgen dat de uitvoerders zouden worden betaald. Op enig moment, op 28 april 2021, gaf verdachte aan dat hij bij het adres was geweest en twee ramen had vernield. [medeverdachte 1] gaf daarop aan dat hij dit had laten controleren, maar dat er niets was gebeurd. In latere gesprekken gaf [medeverdachte 1] wederom aan dat verdachte de aanslag moest laten plaatsvinden, waarop verdachte aangaf dat het geregeld was en dat de beoogde uitvoerder van plan was een molotovcocktail naar binnen te gooien. Op 30 april 2021 gaf verdachte aan dat [medeverdachte 3] , van wie hij eerder al het telefoonnummer aan [medeverdachte 1] had doorgegeven, de aanslag zou plegen. Op 1 mei 2021 heeft [medeverdachte 3] in een telefoongesprek met [medeverdachte 1] aangegeven dat hij het zou gaan regelen en dat [medeverdachte 1] zich geen zorgen moest maken. [medeverdachte 1] gaf daarop aan dat [medeverdachte 3] ‘zijn ding’ bij verdachte kon ophalen.
Op 2 mei 2021, in de nacht, is [medeverdachte 3] , met [medeverdachte 4] als chauffeur, naar de woning aan het [straatnaam] in Kerkdriel gegaan. Daar heeft hij kiezelstenen tegen de ruit gegooid, wat hij heeft gefilmd. Diezelfde dag koppelde verdachte aan [medeverdachte 1] terug dat het gebeurd was en dat hij een filmpje had gezien waarop te zien was dat de ruit van de woning was ingegooid en dat er benzine was aangestoken. Verdachte zei tegen [medeverdachte 1] dat er echt chaos was ontstaan, maar er hing wel een camera, dus dat maakte het lastig. Verdachte snapte niet dat er geen melding was gekomen. Op 3 mei 2021 en op 5 mei 2021 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] vervolgens weer contact met elkaar gehad, waarin [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] onder andere vroeg alsnog een aanslag te laten plaatsvinden met vuurwerk en met benzine. Er moest vuur ontstaan. Zowel de door [medeverdachte 3] gepleegde aanslag als de door verdachte beweerdelijk gepleegde aanslag vond [medeverdachte 1] niet voldoende. Er was namelijk geen melding van gekomen.
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier kan de rechtbank vaststellen dat verdachte veelvuldig contact heeft gehad met [medeverdachte 1] over de uit te voeren aanslag. Ook kan de rechtbank vaststellen dat verdachte de nodige ondersteunende gedragingen heeft verricht. Zo heeft hij [medeverdachte 3] benaderd, het beoogde adres aan [medeverdachte 3] verstrekt en [medeverdachte 3] in contact gebracht met [medeverdachte 1] door zijn telefoonnummer aan [medeverdachte 1] door te geven. De rechtbank kan evenwel niet vaststellen dat verdachte ook opzet had op het laten plaatsvinden van de aanslag die [medeverdachte 1] beoogde, te weten een aanslag door middel van brandstichting dan wel het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en/of met levensgevaar voor de bewoners, hetgeen voor een (poging tot) uitlokking daarvan wel is vereist. Zo kan niet worden vastgesteld of verdachte [medeverdachte 3] daadwerkelijk de opdracht heeft gegeven de ruit van de woning in te gooien en daarna vuurwerk met benzine naar binnen te gooien. [medeverdachte 3] zelf heeft verklaard dat hij de opdracht van [medeverdachte 1] heeft gekregen, en dus niet van verdachte. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte [medeverdachte 3] geld in het vooruitzicht heeft gesteld om dit te doen. Verdachte heeft hierover weliswaar van alles gezegd tegenover [medeverdachte 1] , maar veel van wat hij daarbij heeft gezegd is aantoonbaar onjuist gebleken, waaronder het vermeende ingooien van de ruit door hemzelf op 28 april 2021 en de uiteindelijke wijze van uitvoering van de aanslag door [medeverdachte 3] , zodat hieraan onvoldoende belang kan worden gehecht.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte het opzet had om [medeverdachte 3] uit te lokken om de feiten, zoals die zijn opgenomen in de tenlastelegging, te plegen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

4.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben beiden een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partijen vorderen ieder € 4.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daarom zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
De rechtbank verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en
mr. M.M. Klaasen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2023.