ECLI:NL:RBGEL:2023:5415

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
22-3189
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake WGA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster, vertegenwoordigd door gemachtigde C.J. Loef, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. M.S. Winkel. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na een wijziging van een eerder besluit door het UWV.

Het UWV had aanvankelijk op 16 november 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend aan werkneemster, met een arbeidsongeschiktheid van 47,97%. Na bezwaar van verzoekster werd dit percentage verhoogd naar 61,50%. Vervolgens heeft het UWV op 13 juli 2023 het eerdere besluit ingetrokken en een IVA-uitkering toegekend aan werkneemster. Verzoekster trok haar beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het UWV tegemoet was gekomen aan verzoekster door de wijziging van het besluit en dat verzoekster recht had op vergoeding van de gemaakte proceskosten. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1.674,-. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. C.J. Kroon. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/3189

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster], gevestigd in [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: C.J. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.S. Winkel).

Procesverloop

Met het besluit van 16 november 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV werkneemster [werkneemster] (hierna: werkneemster) vanaf 20 september 2021 een loongerelateerde WGA [1] -uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 47,97%.
Met het besluit van 7 juni 2022 (het bestreden besluit I) heeft het UWV het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit gegrond verklaard en het arbeidsongeschiktheidspercentage van werkneemster vastgesteld op 61,50%.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst waarbij zij het UWV in de gelegenheid heeft gesteld de in de schorsingsbeslissing gestelde vragen te beantwoorden.
Met het besluit van 13 juli 2023 (het bestreden besluit II) heeft het UWV het bestreden besluit I gewijzigd (
de rechtbank begrijpt: ingetrokken) en aan werkneemster met ingang van 20 september 2021 een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) toegekend.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld akkoord te gaan met een veroordeling in de forfaitaire proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster door te besluiten dat werkneemster per 20 september 2021 recht heeft op een IVA-uitkering. Verzoekster heeft om die reden het beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.
4. Bij het bestreden besluit I heeft het UWV al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
5. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan op 29 september 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.