ECLI:NL:RBGEL:2023:551

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
C/05/409335 / HA ZA 22-440
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure met internationale dimensie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis. De eiseres, Hoist Finance A.B., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die niet in het geding was verschenen. De rechtbank oordeelde dat het verstekvonnis, dat op 10 maart 2021 was gewezen, als zodanig moest worden aangemerkt, omdat de procedure tegen de medegedaagde was doorgehaald. De gedaagde heeft op 27 september 2022 verzet aangetekend, maar de rechtbank oordeelde dat de verzettermijn al was verstreken. De gedaagde had eerder al kennisgenomen van het verstekvonnis en had geen tijdige actie ondernomen. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de gedaagde afgewezen, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke gronden voor herroeping. De rechtbank heeft de gedaagde in de kosten van de verzetprocedure veroordeeld, maar de vordering van Hoist tot vergoeding van de proceskosten werd afgewezen, omdat de onderbouwing onvoldoende was. De rechtbank bekrachtigde het eerdere verstekvonnis en legde de kostenveroordeling op.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/409335 / HA ZA 22-440 / 943 / 1787
Vonnis in verzet van 25 januari 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
HOIST FINANCE A.B.,
gevestigd te Stockholm (Zweden),
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A. Gras te Groningen,
tegen
[ged/eis.verzet],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
procederend met een toevoeging, nummer 4PG6820,
advocaat mr. H.M.A. over de Linden te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Hoist en [ged/eis.verzet] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door deze rechtbank op 10 maart 2021 tussen Hoist en [ged/eis.verzet] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer C/05/368879 / HA ZA 20-226
  • de verzetdagvaarding
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 december 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 14 oktober 2003 heeft VoordeelBank B.V. een kredietovereenkomst gesloten met [ged/eis.verzet] en haar toenmalige partner, [betrokkene 1] . Op grond van deze overeenkomst heeft Voordeelbank aan hen een kredietfaciliteit met een maximum van
€ 64.000,00 verstrekt.
2.2.
Op basis van de kredietovereenkomst waren [ged/eis.verzet] en [betrokkene 1] gehouden om jaarlijks een effectieve kredietvergoeding van 6,7% over het uitstaande saldo aan VoordeelBank te voldoen. Ook moest er maandelijks een bedrag aan aflossing worden betaald.
2.3.
[ged/eis.verzet] en [betrokkene 1] zijn op enig moment achterop geraakt met betalen. Naar aanleiding daarvan heeft VoordeelBank hen herhaaldelijk verzocht de achterstallige termijnen te voldoen.
2.4.
Omdat betaling uitbleef, heeft VoordeelBank de kredietovereenkomst met [ged/eis.verzet] en [betrokkene 1] op 31 oktober 2011 opgezegd. Daarbij heeft VoordeelBank het gehele openstaande saldo bij [ged/eis.verzet] en [betrokkene 1] opgeëist. Het openstaande saldo bedroeg op dat moment € 65.633,19.
2.5.
Op 30 oktober 2013 heeft VoordeelBank haar vordering op [ged/eis.verzet] en [betrokkene 1] inclusief haar aanspraken op rente en kosten gecedeerd aan Hoist Portfolio Ltd. Hoist Portfolio Ltd. heeft deze vordering vervolgens op 1 mei 2018 gecedeerd aan Hoist (eiseres).
2.6.
Het is Hoist niet gelukt om haar vordering op [ged/eis.verzet] en [betrokkene 1] buitengerechtelijk betaald te krijgen. Daarom heeft zij op 23 maart 2020 een dagvaarding aan [ged/eis.verzet] en [betrokkene 1] uitgebracht, waarin zij heeft gevorderd hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 92.973,77, zijnde het totaal openstaande saldo per 30 oktober 2018, vermeerderd met rente en kosten.
2.7.
[betrokkene 1] is in het geding verschenen. De procedure tegen hem is op gezamenlijk verzoek van Hoist en [betrokkene 1] doorgehaald. De procedure tegen [ged/eis.verzet] is voortgezet. Zij is niet in het geding verschenen.
2.8.
Op 10 maart 2021 is door deze rechtbank een verstekvonnis tegen [ged/eis.verzet] gewezen. [1] In het verstekvonnis is de vordering van Hoist integraal toegewezen en is [ged/eis.verzet] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Hoist tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 3.261,09.
2.9.
Op 27 juli 2021 heeft [ged/eis.verzet] met de deurwaarder van Hoist gebeld over het verstekvonnis. In het systeem van de deurwaarder is de volgende notitie van dit telefoongesprek gemaakt: [2]
(…) Heeft vragen over het vonnis, waarom wij niet achter haar ex-partner gaan. Agg dat de rechter heeft besloten dat deze vordering alleen op haar verhaald wordt, vonnis meegestuurd. Ze gaat een advocaat in de arm nemen.
2.10.
Op 18 november 2021 is het verstekvonnis, tezamen met een verklaring inkomen en vermogen, door de deurwaarder betekend aan het adres van [ged/eis.verzet] door achterlating van een afschrift in een gesloten envelop. [ged/eis.verzet] heeft de verklaring op 24 november 2021 ingevuld en aan de deurwaarder geretourneerd.
2.11.
Op 27 september 2022 heeft [ged/eis.verzet] een verzetdagvaarding aan Hoist uitgebracht.
2.12.
Naar aanleiding van de verzetdagvaarding heeft de advocaat van Hoist verschillende e-mails aan de advocate van [ged/eis.verzet] verstuurd, waarin hij erop wijst dat [ged/eis.verzet] al geruime tijd op de hoogte is van het verstekvonnis, zodat de verzettermijn is verstreken. In verband hiermee heeft de advocaat van Hoist de advocate van [ged/eis.verzet] de gelegenheid geboden haar vordering in te trekken om nodeloze kosten te voorkomen.
2.13.
[ged/eis.verzet] heeft haar vordering niet ingetrokken.

3.Het geschil

3.1.
In het verzet vordert [ged/eis.verzet] primair dat zij wordt ontheven van de veroordeling die in het verstekvonnis tegen haar is uitgesproken, althans dat zal worden bepaald dat de vordering van Hoist op [ged/eis.verzet] is verjaard. Subsidiair vordert [ged/eis.verzet] dat de zaak wordt doorverwezen naar de rol van de rechtbank, zodat kan worden voort geprocedeerd als ware de verzetdagvaarding een dagvaarding tot herroeping ex artikel 382 Rv, waarbij voor zover nodig [betrokkene 1] in vrijwaring zal worden opgeroepen.
3.2.
[ged/eis.verzet] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [betrokkene 1] is in rechte verschenen met het verweer dat de vordering is verjaard. Het feit dat [betrokkene 1] is verschenen, betekent dat het een zaak op tegenspraak is en dat tegen beide gedaagden hetzelfde vonnis gewezen had moeten worden. Dat [betrokkene 1] zich na het verjaringsverweer heeft onttrokken aan de zaak doet daar niet aan af. Aangezien het om een en dezelfde vordering gaat die uit dezelfde rechtsgrond is voortgekomen, is de vordering ten aanzien van [ged/eis.verzet] ook verjaard. Van het verstekvonnis heeft [ged/eis.verzet] pas op 9 september 2022 kennisgenomen.
3.3.
Hoist voert gemotiveerd verweer. Volgens haar betreft de onderhavige procedure een verzetprocedure als bedoeld in artikel 143 Rv. De termijn voor het instellen van verzet is ruimschoots verstreken. Voor zover de vordering van [ged/eis.verzet] tot herroeping inhoudelijk al terecht is, is ook de termijn voor het instellen van een vordering tot herroeping verstreken. Gelet op het evident kansloze karakter van deze (verzet)procedure maakt [ged/eis.verzet] misbruik van procesrecht ofwel handelt zij onrechtmatig door haar vordering niet in te trekken. Hoist vordert dan ook dat [ged/eis.verzet] in de reële proceskosten wordt veroordeeld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu Hoist in het buitenland gevestigd is en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), nu [ged/eis.verzet] woonplaats heeft in Nederland.
4.2.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over het toepasselijke recht. De rechtbank begrijpt daaruit, en uit de op het Nederlandse recht gebaseerde stellingen van partijen, dat partijen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen.
4.3.
Partijen verschillen van mening over de vraag of het tegen [ged/eis.verzet] op
10 maart 2021 gewezen vonnis moet worden gezien als een verstekvonnis of een vonnis op tegenspraak. De rechtbank is van oordeel dat het vonnis als een verstekvonnis moet worden aangemerkt. Het volgende is daarvoor redengevend.
4.4.
De Hoge Raad heeft naar aanleiding van prejudiciële vragen op
7 juli 2017 beslist dat wanneer de procedure alleen ten aanzien van de niet verschenen gedaagde wordt voortgezet, zodat het vonnis uitsluitend wordt gewezen tussen de eiser en de niet verschenen gedaagde, het gewezen vonnis ten aanzien van de niet verschenen gedaagde moet worden aangemerkt als een verstekvonnis. [3] Deze situatie doet zich hier voor. In de procedure die tot het vonnis van 10 maart 2021 heeft geleid, heeft Hoist [ged/eis.verzet] en [betrokkene 1] gedagvaard. De procedure tegen [betrokkene 1] is doorgehaald, waardoor het vonnis uitsluitend tussen Hoist en [ged/eis.verzet] als niet verschenen gedaagde is gewezen. Het vonnis moet derhalve worden aangemerkt als een verstekvonnis. Daartegen staat het rechtsmiddel van verzet open.
4.5.
Hoist betwist dat [ged/eis.verzet] tijdig in verzet is gekomen. Volgens Hoist is de verzettermijn als bedoeld in artikel 143 Rv al geruime tijd verstreken. Dit blijkt eenduidig uit de door Hoist overgelegde nadere producties, waaronder de telefoonnotitie van de deurwaarder van het gesprek met [ged/eis.verzet] en de door [ged/eis.verzet] ingevulde verklaring inkomsten en uitgaven.
4.6.
De rechtbank zal aan de hand van het volgende beoordelen of het verzet van [ged/eis.verzet] tijdig is ingesteld. Het verzet dient te worden ingesteld binnen vier weken nadat het verstekvonnis aan de veroordeelde in persoon is betekend, of na het plegen door de veroordeelde van een enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis aan hem bekend is, of na de dag waarop het verstekvonnis ten uitvoer is gelegd. [4]
4.7.
Gesteld noch gebleken is dat het verstekvonnis in persoon aan [ged/eis.verzet] is betekend of dat het verstekvonnis ten uitvoer is gelegd. De beoordeling van de ontvankelijkheid van [ged/eis.verzet] in haar verzet spitst zich daarom toe op de vraag of, en zo ja wanneer, door [ged/eis.verzet] een daad van bekendheid is gepleegd. [ged/eis.verzet] heeft een daad van bekendheid gepleegd wanneer zij een handeling heeft verricht waaruit ondubbelzinnig kan worden opgemaakt dat zij over voldoende gegevens met betrekking tot haar veroordeling beschikte om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten. [5]
4.8.
[ged/eis.verzet] heeft ter zitting erkend dat zij op 27 juli 2021 met de deurwaarder heeft gebeld naar aanleiding van het verstekvonnis en dat zij toen heeft gevraagd waarom Hoist niet achter [betrokkene 1] aan ging. Hieruit kan worden afgeleid dat [ged/eis.verzet] op dat moment bekend was met de inhoud van het verstekvonnis. Vervolgens is het verstekvonnis op
18 november 2021 aan [ged/eis.verzet] in een envelop betekend, tezamen met een verklaring inkomsten en uitgaven. [ged/eis.verzet] heeft de verklaring op 24 november 2021 ingevuld aan de deurwaarder geretourneerd. Daarmee staat vast dat [ged/eis.verzet] van het verstekvonnis kennis heeft genomen.
4.9.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [ged/eis.verzet] op
27 juli 2021 en op 24 november 2021 daden van bekendheid heeft verricht, zodat zij in ieder geval op die data bekend was met (de inhoud van) het verstekvonnis. Dat betekent dat de verzettermijn van vier weken al ruimschoots was verstreken toen [ged/eis.verzet] op
27 september 2022 de verzetdagvaarding uitbracht. Zij is daarom niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde verzet.
4.10.
Ten aanzien van de vordering van [ged/eis.verzet] tot herroeping oordeelt de rechtbank als volgt. Een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan kan op vordering van een partij worden herroepen indien het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd, of indien het berust op stukken waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld, of indien door het toedoen van de wederpartij stukken van beslissende aard zijn achtergehouden. [6] [ged/eis.verzet] heeft in haar verzetdagvaarding geen gronden voor herroeping aangevoerd. Ter zitting heeft zij aangevoerd dat de grond voor herroeping is dat Hoist niet achter [betrokkene 1] is aangegaan en geen onderzoek heeft gedaan naar zijn woon- en verblijfplaats. Die grond valt niet onder de hiervoor genoemde limitatieve herroepingsgronden. De vordering tot herroeping zal reeds daarom worden afgewezen.
4.11.
Met betrekking tot het verzoek van Hoist om [ged/eis.verzet] te veroordelen in de reële proceskosten van Hoist geldt het volgende. Hoewel er in dit geval, gelet op het evident kansloze karakter van de vordering van [ged/eis.verzet] , mogelijk aanleiding zou zijn geweest voor een veroordeling van [ged/eis.verzet] in reële proceskosten, zal de vordering van Hoist toch worden afgewezen. De rechtbank heeft de productie van Hoist ter onderbouwing van haar vordering geweigerd, omdat het indienen daarvan een dag voor de zitting volgens de rechtbank in strijd is met de goede procesorde. Derhalve heeft Hoist haar vordering onvoldoende onderbouwd.
4.12.
[ged/eis.verzet] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van Hoist begroot op € 1.671,00 aan salaris advocaat (1,5 punt × tarief € 1.114,00).
4.13.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen als gevorderd.
4.14.
De door Hoist gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 10 maart 2021 onder zaaknummer / rolnummer C/05/368879 / HA ZA 20-226 gewezen verstekvonnis,
5.2.
veroordeelt [ged/eis.verzet] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Hoist tot op heden begroot op € 1.671,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de zestiende dag na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [ged/eis.verzet] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 15 dagen na het vonnis aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de beslissingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.

Voetnoten

1.Zaaknummer / rolnummer C/05/368879 / HA ZA 20-226.
2.Nadere productie 11 aan de zijde van Hoist.
4.Artikel 143 Rv.
6.Artikel 382 Rv.