ECLI:NL:RBGEL:2023:555

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
9905902
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Weerkamp - Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in civiele zaak over betaling van facturen en onvoldoende gemotiveerd verweer

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, is op 11 januari 2023 vonnis gewezen in de zaak tussen eisende partij, H.O.D.N. [handelsnaam 1], en gedaagde partij, H.O.D.N. [handelsnaam 2]. De eisende partij, vertegenwoordigd door Groenendaal & Van Krijl Gerechtsdeurwaarders B.V., vorderde betaling van een bedrag van € 12.927,87, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. K. Karapetyan, heeft de vordering onvoldoende gemotiveerd betwist.

De procedure begon met een tussenvonnis op 28 september 2022, waarin werd vastgesteld dat de eisende partij werkzaamheden had verricht voor de gedaagde partij, maar dat er onvoldoende inzicht was gegeven in de gemaakte kosten en gewerkte uren. Een mondelinge behandeling vond plaats op 8 december 2022, waar de eisende partij zijn standpunt verder toelichtte. De gedaagde partij was niet aanwezig, maar zijn gemachtigde kon de stellingen van de eisende partij niet voldoende weerleggen.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eisende partij, bij gebrek aan een voldoende gemotiveerde betwisting door de gedaagde partij, toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Tevens zijn de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij is in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 1.915,33, en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 9905902 \ CV EXPL 22-3899
Vonnis van 11 januari 2023
in de zaak van
[eisende partij] , H.O.D.N. [handelsnaam 1],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: Groenendaal & Van Krijl Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde partij] , H.O.D.N. [handelsnaam 2],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
gemachtigde: mr. K. Karapetyan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2022
- de akte overlegging producties van 21 november 2022
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 28 september 2022.
2.2.
De verdere beoordeling is nu als volgt.
2.3.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat is komen vast te staan dat [eisende partij] voor [gedaagde partij] werkzaamheden heeft verricht, waarvoor [gedaagde partij] een redelijke prijs is verschuldigd. [eisende partij] heeft echter vooralsnog nagelaten voldoende inzichtelijk te maken hoeveel uren zijn besteed, aan welke werkzaamheden uren zijn besteed en welke materiaalkosten hij heeft gemaakt, reden waarom de kantonrechter behoefte had aan een mondelinge behandeling ter verkrijging van nadere inlichtingen. Deze is bepaald en gehouden op 8 december 2022.
2.4.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [eisende partij] whatsapp-correspondentie tussen partijen in het geding gebracht waaruit volgens hem blijkt hoe partijen zakelijk (en privé) met elkaar communiceerden. Ter zitting heeft hij toegelicht dat partijen geen afspraken maakten over uren, uurprijs en geen uitgebreide specificaties van uitgevoerde werkzaamheden maakten. Partijen waren voorheen vrienden die elkaar vertrouwden waardoor uitgebreide afspraken ook niet nodig waren. Zij hadden gezamenlijke notities waarin zij hun zaken bijhielden en stuurden elkaar over en weer facturen zoals in het geding gebracht. Door zowel [gedaagde partij] als [eisende partij] werden klussen aangenomen waarbij zij vervolgens samen, ieder op zijn gebied, de werkzaamheden uitvoerden. De winst werd vervolgens gedeeld en aan de ander gefactureerd. Voorgaande blijkt volgens [eisende partij] ook uit de overgelegde stukken.
2.5.
[gedaagde partij] was tijdens de mondelinge behandeling niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Zijn gemachtigde heeft ter zitting onvoldoende gemotiveerd betwist dat partijen met elkaar samenwerkten op de wijze zoals hierboven geschetst. Van de zijde van [gedaagde partij] is helemaal geen toelichting gekomen op de wijze waarop partijen zouden samenwerken, evenmin zijn stukken overgelegd waaruit zou blijken dat partijen anders met elkaar samenwerkten. Dat had, gelet op de door [eisende partij] gegeven toelichting en onderbouwing, wel op de weg van [gedaagde partij] gelegen. Dat heeft tot gevolg dat de kantonrechter er van uitgaat dat het op de wijze is gegaan zoals door [eisende partij] gesteld. De hoogte van het gevorderde bedrag is enkel betwist. Ook op dit punt heeft (de gemachtigde) van [gedaagde partij] geen nadere toelichting gegeven/kunnen geven, waarmee de kantonrechter van oordeel is dat [gedaagde partij] de hoogte van de vordering onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
2.6.
Gevolg van het voorgaande is dat de vordering van [eisende partij] , bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting, komt vast te staan en zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente zoals gevorderd.
2.7.
[eisende partij] heeft daarnaast vergoeding gevorderd van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is en dat [eisende partij] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 884,18 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
2.8.
[gedaagde partij] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] als volgt vastgesteld:
- dagvaardingskosten
103,33
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
1.119,00
(3,00 punten × € 373,00)
Totaal
1.915,33
2.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3. De beslissing
De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van een bedrag van € 12.927,87, bestaande uit € 10.917,51 aan hoofdsom, € 1.126,18 aan verschenen rente tot en met 16 mei 2022 en € 884,18 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 10.917,51 vanaf 17 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.915,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Weerkamp - Beens en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.
693 / 32548