ECLI:NL:RBGEL:2023:5617

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
23-018189ERK
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op geldbedrag en telefoons; termijnoverschrijding klaagschrift niet verschoonbaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beklagprocedure naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Belgische autoriteiten. Klagers, geboren in 1972 en wonende te [adres], hebben een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van een geldbedrag van € 76.620,-- en twee telefoons, die plaatsvond op 25 april 2023 in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar mensenhandel en arbeidsuitbuiting. Het klaagschrift werd echter pas op 17 juli 2023 ingediend, wat meer dan veertien dagen na de inbeslagneming is. Klagers voerden aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zij emotioneel en psychisch onder druk stonden door de gebeurtenissen rondom de inbeslagneming en de detentie van de heer [klager 1].

De rechtbank heeft de argumenten van klagers beoordeeld en geconcludeerd dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank oordeelde dat mevrouw [klager 2], die aanwezig was tijdens de doorzoeking, in staat had moeten zijn om binnen de gestelde termijn een klaagschrift in te dienen. Bovendien was de advocaat van klagers al sinds 26 mei 2023 betrokken bij de zaak en had hij eerder verzoeken tot teruggave ingediend. De rechtbank oordeelde dat de klagers niet-ontvankelijk zijn in hun beklag, omdat zij niet tijdig hebben gereageerd op de inbeslagneming. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter F.J.H. Hovens, in aanwezigheid van griffier G.C.F.J. Derkx.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Lurisnummer : EOB-I‐2023012702
raadkamernummer : 018189-23
datum : 11 oktober 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1972,
en
[klager 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] 1972,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: klagers.
Advocaat: mr. D. Coskun, advocaat te Arnhem.

Feiten

Naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (hierna: EOB) van de Belgische autoriteiten, is in het kader van een strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot – kort gezegd – mensenhandel/arbeidsuitbuiting onder klagers beslag gelegd op een geldbedrag van € 76.620,-- en op een aantal goederen, waaronder twee telefoons (een Samsung en een iPhone).

Procedure

Het klaagschrift is op 17 juli 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 27 september 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft klagers, de advocaat en de officier van justitie op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag en de telefoons.
Namens klagers is aangevoerd dat klagers na de verkoop van hun woning de overwaarde contant hebben opgenomen van hun bankrekening bij ABN-AMRO. Gedeeltelijk is de overwaarde doorgestuurd naar de ING-rekening van klagers. Bij die bank zijn contante opnames verricht, waarna de ING-rekening is opgeheven. De herkomst van het geld is dus verklaarbaar.
Daarnaast verzoeken klagers om de telefoons met spoed te retourneren. De telefoons bevatten, naast alle contacten en persoonlijke herinneringen, de DIGID-machtigingen van klagers. Doordat klagers daar niet over beschikken kost het hen veel moeite om afspraken te maken en zaken te regelen bij de huisarts, het ziekenhuis en andere instanties.
Het klaagschrift is niet ingediend binnen veertien dagen na de inbeslagneming. Klagers vinden de termijnoverschrijding echter verschoonbaar. Mevrouw [klager 2] werd overvallen door de doorzoeking in de woning op 25 april 2023 waarbij het geld en de goederen in beslag zijn genomen. en de heer [klager 1] werd aangehouden en overgeleverd aan België. Mevrouw [klager 2] had al psychische klachten en die werden verergerd door de inval in de woning. Zij heeft daardoor de brief niet gelezen waarin staat dat een beklag binnen veertien dagen moet worden ingediend. In de tijd dat de heer [klager 1] in detentie verbleef in België, overleed zijn schoonvader. De heer [klager 1] kon niet bij de begrafenis zijn. Na zijn vrijlating op 9 juni 2023 kwamen klagers pas aan rouwen toe.
Klagers hebben na de inbeslagneming meermalen per e-mail verzocht om teruggave van hun geld en goederen, zowel bij de Belgische als de Nederlandse autoriteiten, maar zij werden van het kastje naar de muur gestuurd.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat klagers niet-ontvankelijk zijn in hun beklag omdat het beklag te laat is ingediend. Zij mist de onderbouwing van wat namens klagers wordt aangevoerd, maar ook als ervan wordt uitgegaan dat het aangevoerde klopt, is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De inbeslagneming dateert van 25 april 2023 en het klaagschrift van 17 juli 2023. Daar zit veel tijd tussen. Er zit ook veel tijd tussen de datum waarop de heer [klager 1] is vrijgelaten, 9 juni 2023, en de datum van indiening van het klaagschrift. Klagers hadden eerder kennis kunnen nemen van de brief waarin de termijn wordt genoemd.

Beoordeling

Ingevolge artikel 5.4.10 Sv moet een beklag tegen inbeslagname naar aanleiding van een EOB binnen veertien dagen na kennisgeving van het rechtsmiddel worden ingediend bij de rechtbank.
De doorzoeking en inbeslagname heeft plaatsgevonden op 25 april 2023 en daarbij is een brief achtergelaten waarin is vermeld dat tegen de inbeslagname schriftelijk beslag kan worden ingediend binnen twee weken nadien op de voet van artikel 552a Sv. Mevrouw [klager 2] bevond zich in de woning en is in de gelegenheid geweest om binnen de termijn een klaagschrift in te dienen. Ter zitting is weliswaar aangevoerd dat zij geëmotioneerd was door de gebeurtenissen, maar tegelijkertijd is verklaard dat zij degene is die de financiën beheert binnen het gezin. Zij moet in staat geacht worden om zich binnen twee weken te herpakken en de noodzakelijke stappen te zetten, zoals informatie inwinnen en rechtsbijstand zoeken. De heer [klager 1] is op 9 juni 2023 vrijgelaten uit Belgische detentie. Daarna heeft het nog ruim vijf weken geduurd voordat het klaagschrift is ingediend. Ook als de rechtbank rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van klagers, is sprake van een (te) ruime termijnoverschrijding.
Daar komt bij dat de advocaat van klagers al sinds 26 mei 2023 is betrokken in deze kwestie. Hij heeft immers op die dag een verzoek tot teruggave van de beslagen goederen gericht aan de rechtbank in Brugge en op 19 juni 2023 heeft hij eenzelfde verzoek gedaan aan het parket. Toch heeft het tot 17 juli 2023 geduurd voordat eindelijk de juiste juridische procedure werd gevolgd, namelijk indiening van een klaagschrift op de voet van artikel 552a Sv bij deze rechtbank. Hij was in de gelegenheid om binnen veertien dagen nadat hij op de hoogte is geraakt van de inbeslagneming een klaagschrift in te dienen. Dat op verschillende manieren, in België en in Nederland, is geprobeerd om het geld en de telefoons terug te krijgen, betekent niet dat het tijdig indienen van een klaagschrift achterwege kon worden gelaten.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.

Beslissing

De rechtbank verklaart klagers niet-ontvankelijk in het beklag.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van G.C.F.J. Derkx, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klagers beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.