ECLI:NL:RBGEL:2023:593

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
05.028463.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan oplichting en medeplegen van witwassen door verdachte in WhatsApp-fraudezaak

Op 6 februari 2023 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting en medeplegen van witwassen. De zaak betreft een zogenaamde 'vriend-in-nood-fraude', waarbij de verdachte via WhatsApp contact heeft opgenomen met meerdere slachtoffers door zich voor te doen als een bekende van hen. De slachtoffers werden verleid om geldbedragen over te maken, onder het mom van financiële nood. De verdachte heeft zijn bankrekening, pinpas en inloggegevens ter beschikking gesteld aan een medeverdachte, die deze heeft gebruikt om de slachtoffers te bedriegen. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had op het helpen van de dader en dat hij zich bewust was van de kans dat zijn gegevens misbruikt zouden worden. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen, die in totaal circa 4500 euro bedraagt, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/028463-21
Datum uitspraak : 6 februari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. R.J. Sterk, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
één of meerdere (onbekend gebleven) verdachten op of omstreeks 3 augustus 2020 te Doetinchem en/of Barendrecht en/of Bilthoven en/of Rotterdam en/of Eersel, althans (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, één of meerdere personen, te weten [aangever] en/of [aangever] en/of [aangever] en/of [aangever] en/of [aangever] ,
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, althans een geldbedrag, door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die personen te verzamelen
en/of
- die personen te benaderen via WhatsApp-berichten, althans door middel van elektronisch
berichtenverkeer en/of
- zich voor te doen als de dochter en/of zoon en/of buurvrouw van die personen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die (zogenaamde) dochter, zoon of buurvrouw een nieuw
telefoonnummer zou hebben en/of
- aan te geven dat die (zogenaamde) dochter, zoon of buurvrouw een (spoedeisend) financieel
probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of
- die personen om financiële hulp te vragen en/of te verzoeken om zo snel als mogelijk/per
ommegaande een of meer rekeningen te betalen en/of
- (daarbij) aan te geven dat die personen dat geld na het voorschieten/betalen zo snel mogelijk
terug zou krijgen en/of
- die personen een bankrekeningnummer door te geven waarop het door die personen over te
maken geld gestort moest worden en/of (nadere) instructies te geven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die personen (telkens) werden bewogen tot afgifte van bovenomschreven geldbedragen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 2 augustus 2020 tot en met 3 augustus 2020, te Arnhem, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn ING-bankrekening (aan die één of meer onbekend gebleven verdachten) beschikbaar te stellen alsmede de daarbij behorende pinpas en/met pincode;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
één of meerdere (onbekend gebleven) verdachten op of omstreeks 3 augustus 2020 te Doetinchem en/of Barendrecht en/of Bilthoven en/of Rotterdam en/of Eersel, in ieder geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een goed, te weten één of meerdere geldbedragen (van in totaal (circa) € 6.273,57), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl deze (onbekend gebleven) verdachte(n) wist(en) dat die één of meerdere geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 2 augustus 2020 tot en met 3 augustus 2020, te Arnhem, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn ING-bankrekening (aan die één of meer onbekend gebleven verdachten) beschikbaar te stellen alsmede de daarbij behorende pinpas en/met pincode;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2020 te Arnhem, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer geldbedragen heeft verworven (in totaal (circa) € 8.736,54, in ieder geval een aanzienlijk geldbedrag), dan wel voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die één of meer geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - (geheel of gedeeltelijk) afkomstig waren uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Door vijf personen is aangifte gedaan van zogenaamde ‘vriend-in-nood-fraude’, waarbij een persoon zich via WhatsApp heeft voorgedaan als een bekende van het slachtoffer en vervolgens aan het slachtoffer heeft gevraagd een aantal facturen te betalen.
Aangeefster [aangever] heeft verklaard dat zij op 3 augustus 2020 via WhatsApp benaderd werd door een persoon die zich voordeed als haar dochter. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had omdat het oude toestel niet meer werkte. Deze persoon vroeg aan [aangever] om enkele rekeningen te betalen, omdat dat hem/haar zelf niet lukte en dat deze facturen met spoed betaald moesten worden. [aangever] heeft hierop een betaalverzoek van € 1.699,98 overgeschreven op [bankrekeningnummer] ten name van [bankrekeninghouder] . Die avond kwam [aangever] erachter dat iemand zich had voorgedaan als haar dochter. Haar dochter had geen nieuw telefoonnummer en had haar ook niet gevraagd om rekeningen te betalen. [2]
Aangeefster [aangever] heeft verklaard dat zij op 3 augustus 2020 via WhatsApp benaderd werd door een persoon die zich voordeed als haar zoon. De persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had omdat zijn/haar telefoon stuk was. Deze persoon vroeg aan [aangever] om rekeningen voor te schieten, omdat zijn/haar rekening was geblokkeerd. [aangever] heeft een bedrag van € 1.794,95 overgeschreven op [bankrekeningnummer] ten name van [bankrekeninghouder] . [3]
Aangeefster [aangever] heeft verklaard dat zij op 3 augustus 2020 via WhatsApp werd benaderd door iemand die zich voordeed als naar buurvrouw. Deze persoon vroeg aan [aangever] om een rekening te betalen. [aangever] heeft hierop een rekening van € 521,71 overgeschreven op [bankrekeningnummer] ten name van [bankrekeninghouder] . [4]
Aangeefster [aangever] heeft verklaard dat zij op 3 augustus 2020 via WhatsApp benaderd werd door een persoon die zich voordeed als haar dochter. Deze persoon gaf aan een nieuw nummer te hebben en had hulp nodig bij betalingen die voor een bepaalde tijd moesten gedaan. [aangever] heeft desgevraagd twee bedragen overgeschreven aan het rekeningnummer [bankrekeningnummer] ten name van [bankrekeninghouder] , te weten een bedrag van € 2.438,95 en een bedrag van € 2.280,95. [5]
Aangeefster [aangever] heeft aangifte gedaan namens haar ouders en heeft verklaard dat haar ouders op 3 augustus 2020 werden benaderd door een persoon die zich voordeed als hun dochter. Deze persoon gaf aan een nieuw telefoonnummer te hebben omdat zijn/haar telefoon kapot was. De persoon vertelde problemen te hebben met internetbankieren en met een aantal betalingen die dienden te worden verricht. Hierop hebben zij middels internetbankieren onder meer een bedrag van € 2.490,95 overgemaakt naar het rekeningnummer [bankrekeningnummer] ten name van [bankrekeninghouder] .
Aan de hand van informatie die de politie heeft verkregen van de ING-bank is geconcludeerd dat het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] toebehoort aan verdachte. [6]
Op de bankrekening van verdachte vonden op 3 augustus 2020 meerdere transacties (bij- en afschrijvingen) plaats:
- om 14:24 uur werd door een tegenrekening op naam van [aangever] en/of [aangever] een bedrag van € 1.794,95 bijgeschreven;
- om 14:24 uur werd door een tegenrekening op naam van [aangever] een bedrag van 2.280,95 bijgeschreven;
- om 14:35 uur werd door een tegenrekening op naam van [aangever] en [aangever] een bedrag van € 521,71 bijgeschreven;
- tussen 14:29 en 14:32 uur werd in Schiedam een drietal bedragen opgenomen bij een geldautomaat, respectievelijk € 750,00, € 1.000,00 , € 1.000,00 en € 1.330,00;
- om 15:36 uur werd door een tegenrekening op naam [aangever] een bedrag van € 1.699,98 bijgeschreven;
- om 15:44 uur werd door een tegenrekening op naam van [aangever] een bedrag van € 2.490,95 bijgeschreven;
- tussen 15:38 uur en 15:39 uur werd in Rotterdam bij een geldautomaat respectievelijk
€ 1.000,00 en € 700,00 euro opgenomen.
In totaal werd een bedrag van € 8.788,54 gestort. [7]
De politie heeft de informatie met betrekking tot de ING app behorend bij de rekening van verdachte geanalyseerd. Uit de analyse volgt onder meer dat verdachte de beschikking heeft over een iPhone XR. Verder volgt hieruit dat op 2 augustus 2020 om 13:54 uur is ingelogd in de ING app met een iPhone type 7. Vervolgens is er ingelogd in de ING app door zowel de iPhone XR als de iPhone 7. Verder is met de iPhone XR op 2 augustus 2020 de limiet voor de app verhoogd tot € 50.000,00, waardoor meer geld overgemaakt kan worden. Om 13:59 uur werd met de iPhone 7 de pinlimiet verhoogd tot € 10.000,00. [8] De politie heeft de gegevens met betrekking tot het pinnen en inloggen geanalyseerd:

Op 3 augustus 2020, om 14:24 uur, maken de eerste twee slachtoffers een groot geldbedrag over. Om 14:35 uur maakt het derde slachtoffer een groot geldbedrag over. Rond die momenten wordt er zowel door de iPhone 7 om 14:22 uur als door de iPhone XR om 14:26 uur en 14:37 uur, ingelogd op de rekening via de ING app. Het geld van de slachtoffers wordt vervolgens op vijf verschillende momenten cash van de rekening gepind tussen 14:29 en 14:39 uur. Ook daarna wordt er door de twee telefoons diverse malen ingelogd in de ING app. Om 15:36 uur en 15:44 uur worden er door twee slachtoffers grote geldbedragen over gemaakt naar de rekening. Op 15:38 en 15:39 uur wordt er wederom cash geld van de rekening gepind. Uit de gegevens van de ING bank is gebleken dat om 15:39 uur ook een inkomende alert (Riskshield) melding is geweest waarna de rekening geblokkeerd werd en het resterende bedrag niet cash van de rekening is gepind. Hierna wordt er door de iPhone 7 en de iPhone XR afwisselend nog een aantal keren ingelogd op de ING app, maar er vinden geen handelingen meer plaats. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde. Voor de medeplichtigheid aan oplichting van [aangever] heeft de officier van justitie partiële vrijspraak verzocht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten, omdat zijn cliënt niet welbewust aan fraude heeft meegewerkt, maar zijn bankrekening en pinpas enkel ter beschikking heeft gesteld om een ander te helpen.
Beoordeling door de militaire kamer
Feit 1
Aangeefsters [aangever] , [aangever] , [aangever] , [aangever] en [aangever] zijn door een persoon benaderd via WhatsApp die zich voordeed als een bekende die, al dan niet met spoed, hulp nodig had bij het verrichten van een aantal betalingen. De aangeefsters hebben die betalingen gedaan, omdat zij dachten met een naaste te maken te hebben. De militaire kamer dient eerst te beoordelen of de slachtoffers zijn opgelicht. Hiertoe overweegt de militaire kamer als volgt. Door het aannemen van een valse naam en hoedanigheid is bij de slachtoffers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen, waardoor zij zijn bewogen tot de afgifte van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen. De militaire kamer is van oordeel dat door deze handelwijze alle slachtoffers zijn opgelicht in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafecht. Dat de betaling door het slachtoffer [aangever] door de bank is tegengehouden, doet hier niet aan af.
De militaire kamer dient vervolgens te beoordelen of verdachte medeplichtig is geweest aan deze oplichtingen.
De militaire kamer stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
De militaire kamer overweegt het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 2 augustus 2020 zijn pinpas en pincode heeft afgegeven aan een jongen die hij kende als ‘ [bijnaam] ’. [bijnaam] heeft die op 2 augustus 2020 bij verdachte thuis opgehaald. Verdachte heeft [bijnaam] middels Snapchat zijn inloggegevens voor de ING app verstrekt. Verdachte heeft [bijnaam] via Snapchat leren kennen en heeft een half uur tot een uur met hem gesproken. Verdachte had geen (contact)gegevens van [bijnaam] . Volgens verdachte kon [bijnaam] geen geld opnemen van zijn eigen rekening omdat [bijnaam] zijn pinpas kwijt was. Verdachte heeft er niet bij stilgestaan dat hij mogelijk als geldezel zou worden gebruikt en heeft alleen maar [bijnaam] willen helpen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij € 1.000,00 had gepind voordat hij zijn pas afgaf, zodat [bijnaam] niet zijn geld kon gebruiken. Verdachte vertrouwde [bijnaam] wel, maar wel zolang zijn rekening en spaarrekening leeg waren. [10]
Uit de verklaring van verdachte volgt dat verdachte naast zijn pinpas en pincode ook zijn inloggegevens van zijn bankrekening (ING app) heeft afgestaan aan iemand die hij kort daarvoor via Snapchat heeft leren kennen. Daarnaast blijkt uit de analyse van de telefoon van verdachte dat hij na het afstaan van zijn pas en inloggegevens meerdere malen op zijn ING app heeft ingelogd en daarop handelingen heeft verricht. Zo heeft hij op 2 augustus 2020 de limiet van de ING app verhoogd tot een bedrag van € 50.000,00, naar zijn zeggen nadat [bijnaam] hem daar om had gevraagd. Daarnaast heeft verdachte door het verstrekken van zijn inloggegevens aan [bijnaam] het mogelijk gemaakt dat [bijnaam] op zijn eigen telefoon de ING app kon downloaden en hij toegang kreeg tot de bankrekening van verdachte. Daarnaast heeft verdachte rond de momenten dat er verschillende bedragen van de slachtoffers op zijn rekening werden bijgeschreven, meerdere keren ingelogd in de ING app, naar zijn zeggen om te verifiëren of [bijnaam] inmiddels klaar was. Kort na die bijschrijvingen zijn bedragen van de rekening van verdachte gepind en wordt opnieuw een aantal keer door verdachte en een derde ingelogd op de ING app.
Gelet op het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat verdachte zijn bankpas, pincode en daarmee zijn bankrekening aan de dader(s) ter beschikking heeft gesteld. Op die wijze kon zijn bankrekening worden misbruikt om daarop de geldbedragen door de slachtoffers te laten storten die de daders vervolgens van die rekening konden opnemen. Gelet op de vele handelingen die verdachte met zijn ING app voorafgaande, ten tijde en kort na de stortingen op zijn bankrekening heeft uitgevoerd kan het niet anders dan dat verdachte dit ook heeft geweten.
De verklaring van verdachte dat hij zich van geen kwaad bewust was en enkel zijn vriend [bijnaam] wilde helpen, acht de militaire kamer niet aannemelijk, nu die verklaring op geen enkele wijze steun vindt in het dossier.
Op grond van deze omstandigheden is militaire kamer van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op behulpzaam zijn en verschaffen van gelegenheid en middelen, als (voorwaardelijk) opzet op de oplichting. In de gegeven omstandigheden heeft hij willens en wetens de kans aanvaard dat [bijnaam] de bankrekening en de bijbehorende gegevens zou gebruiken zoals hij heeft gedaan en is verdachte medeplichtig aan de gepleegde oplichting.
De militaire kamer komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Feit 2
Nu de gestorte geldbedragen op de bankrekening van verdachte naar het oordeel van de militaire kamer afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf, als medeplichtige, begaan misdrijf, komt de militaire kamer tevens tot een bewezenverklaring voor het witwassen.
De militaire kamer overweegt ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen het volgende. De door de slachtoffers gestorte bedragen zijn op verschillende momenten op de rekening van verdachte gestort. Op meerdere momenten zijn bedragen van de rekening van verdachte gepind door de persoon die beschikte over zijn pinpas en pincode. Om dit mogelijk te maken heeft verdachte onder meer op de dag voorafgaande aan de stortingen de limiet van zijn ING app verhoogd. Daarnaast heeft verdachte zijn inloggegevens van zijn ING bankrekening aan deze derde verstrekt waardoor zij beiden toegang hadden tot de bankrekening van verdachte en deze konden beheren. Op grond hiervan oordeelt de militaire kamer dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de militaire kamer het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Samenloop
De militaire kamer is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 e.v. van het Wetboek van Strafrecht.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
één (of meerdere onbekend gebleven) verdachten op
of omstreeks3 augustus 2020
te Doetinchem en/of Barendrecht en/of Bilthoven en/of Rotterdam en/of Eersel, althans (telkens)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
één ofmeerdere personen, te weten [aangever] en
/of[aangever] en
/of[aangever] en
/of[aangever] en
/of[aangever] ,
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van
enig goed, althanseen geldbedrag, door
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van die personen te verzamelen
en/of
- die personen te benaderen via WhatsApp-berichten,
althans door middel van elektronischberichtenverkeeren
/of- zich voor te doen als de dochter
en/of zoon
en/of buurvrouw van die personen en
/of- (daarbij) aan te geven dat die (zogenaamde) dochter, zoon of buurvrouw een nieuw
telefoonnummer zou hebben en
/of- aan te geven dat die (zogenaamde) dochter, zoon of buurvrouw een (spoedeisend) financieel
probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en
/of- die personen om financiële hulp te vragen en/of te verzoeken om zo snel als mogelijk/per
ommegaande een of meer rekeningen te betalen en
/of- (daarbij) aan te geven dat die personen dat geld na het
voorschieten/betalen zo snel mogelijk
terug zou krijgen en
/of- die personen een bankrekeningnummer door te geven waarop het door die personen over te
maken geld gestort moest worden en
/of(nadere) instructies te geven om geld over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekeningnummer, waardoor die personen (telkens) werden bewogen tot afgifte van
bovenomschrevengeldbedragen,
bij
en/of tothet plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 2 augustus 2020 tot en met 3 augustus 2020, te Arnhem,
althans in Nederland,opzettelijk behulpzaam is geweest en
/ofopzettelijk gelegenheid, middelen en
/ofinlichtingen heeft verschaft, door zijn ING-bankrekening (aan die één of meer onbekend gebleven verdachten) beschikbaar te stellen alsmede de daarbij behorende pinpas en
/metpincode;
2.
hij op
of omstreeks3 augustus 2020 te Arnhem,
in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een of meergeldbedragen heeft verworven
(in totaal (circa) € 8.736,54, in ieder geval een aanzienlijk geldbedrag),dan wel voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte,
wist, althansredelijkerwijs moest vermoeden, dat die
één of meergeldbedragen - onmiddellijk of middellijk - (geheel of gedeeltelijk) afkomstig waren uit enig misdrijf;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplichtigheid aan oplichting;
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van schuldwitwassen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in het geval een bewezenverklaring volgt – verzocht rekening te houden met het VGB-beleid bij Defensie, zodat verdachte zijn baan kan behouden.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting en aan medeplegen aan witwassen. Verdachte heeft zijn pinpas, pincode en bijbehorende inloggegevens beschikbaar gesteld aan een ander, die deze vervolgens heeft gebruikt bij het plegen van WhatsApp-fraude. Verdachte is mogelijk niet het brein geweest achter deze operatie, maar door zijn bijdrage zijn de oplichtingen wel mogelijk gemaakt. Hij heeft met zijn handelen niet alleen financiële schade berokkend aan de slachtoffers, ook levert het hen stress en overlast op. De militaire kamer rekent dit de verdachte aan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 14 december 2022 volgt dat verdachte niet eerder veroordeeld is.
Uit het advies van Reclassering Nederland volgt dat bij verdachte sprake is van een laag recidiverisico. Een interventie of reclasseringstoezicht is niet geïndiceerd.
Alles afwegende acht de militaire kamer een taakstraf van 60 uur passend en geboden. De militaire kamer heeft hierbij aansluiting gezocht bij opgelegde straffen in vergelijkbare zaken.
Ten aanzien van het verzoek van de verdediging om rekening te houden met het VGB-beleid van Defensie merkt de militaire kamer het volgende op. De militaire kamer kan de vraag of de taakstraf gevolgen heeft voor de VGB van verdachte niet beantwoorden. Wel is het de militaire kamer bekend dat oplegging van 40 of meer uren taakstraf niet per definitie betekent dat deze verklaring niet meer zal worden afgegeven. Ook wordt gekeken naar andere aspecten die bij het al dan niet verstrekken van een VGB van belang kunnen zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.794,95, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 521,71, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.280,95, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in verband met de bepleite vrijspraak op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen [aangever] , [aangever] en [aangever] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De militaire kamer is van oordeel dat de materiële vordering van de benadeelde partij [aangever] kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.794,95, de materiële vordering van de benadeelde partij [aangever] kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 521,71en de materiële vordering van de benadeelde partij [aangever] kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 2.280,95.
Verdachte is vanaf 3 augustus 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De militaire kamer overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 48, 49, 57, 326 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde onder feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [aangever] , [aangever] en [aangever] van de volgende bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1.
1. [aangever] € 1.794,95augustus 2020
2.
2. [aangever] € 521,71augustus 2020
3. [aangever] € 2.280,95augustus 2020
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1.
1. [aangever] € 1.794,95dagen
2.
2. [aangever] € 521,71dagen
3. [aangever] € 2.280,95dagen
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs, rechter, en Kapitein ter Zee (LD) mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2023.
Mr. R.M.H. Pennings en Kapitein ter Zee (LD) mr. F.E. Venema zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee [wachtmeester] , Brigade Veluwe Apeldoorn, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 21-001623, gesloten op 21 oktober 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 24-25.
3.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 40-45.
4.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 47-48.
5.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 51-53.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 80.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 118.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 119.
10.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2023.