ECLI:NL:RBGEL:2023:6131

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
C/05/426027 / KG RK 23-785
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

Op 6 november 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een rechtspersoon en een individu, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.M. Cliteur. Het verzoek was gericht tegen de rechters mr. G.J. Meijer, mr. F.M.T. Quaadvliet en mr. G.F. van den Berg, in een civiele procedure met zaaknummer C/05/412571/HA ZA 22-536. Verzoekers voerden aan dat er sprake was van feiten of omstandigheden die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zouden kunnen brengen, met name naar aanleiding van een tussenvonnis van 4 oktober 2023. Ze stelden dat de gekozen bewoordingen in het vonnis en de behandeling van het strafdossier een schijn van partijdigheid wekten.

De rechtbank oordeelde dat de verzoekers niet voldoende concrete omstandigheden hadden aangevoerd die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot een andere conclusie. De beslissingen van de rechtbank over het strafdossier werden als procesbeslissingen beschouwd, die niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure kunnen worden voorgelegd. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor (de schijn van) partijdigheid van de rechters en wees het verzoek tot wraking af. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/426027 / KG RK 23-785
Beslissing van 6 november 2023
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
de rechtspersoon [verzoekster]
gevestigd te [vestigingsplaats]
en
[verzoeker 2],
wonende te [adres]
advocaat mr. J.J.M. Cliteur
hierna te noemen: verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. G.J. Meijer, mr. F.M.T. Quaadvliet en mr. G. F. van den Berg,
rechters in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 6 oktober 2023;
  • de schriftelijke reactie van de rechters, ontvangen op 13 oktober 2023.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • [verzoeker 2] advocaat mr. J.J.M. Cliteur;
  • [naam 1], belanghebbende, met mr. M.C.A. Geerts.
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak
met nummer C/05/412571/ HA ZA 22-536 tussen verzoekers enerzijds en mevrouw [… 1], de heer [… 2], [… 3] de heer [… 4], de heer [… 5] en de heer [naam 1] (verder: gedaagden) anderzijds. Verzoekers hebben onder bovengenoemd zaaknummer, zoals zij zelf aangeven, een schadevergoedingsprocedure aanhangig gemaakt. Op 4 oktober 2023 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen.
2.2
Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke verzoek samengevat het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd:
Als gevolg van (onder meer) de rechtsoverweging 6.23 van het tussenvonnis van 4 oktober 2023 is er sprake van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 36 Rv.) Er is geen sprake van een fair trial noch van equality of arms (vergelijk artikel 6 EVRM), mede nu enerzijds gedaagden niet worden afgerekend op het achterhouden van het strafdossier, en anderzijds aan verzoekers wordt verboden om zelf het strafdossier over te leggen zodra zij daarover komen te beschikken. Bovendien wordt aan het verbod mede ten grondslag gelegd dat verzoekers het strafdossier eerder hadden kunnen inbrengen, terwijl verzoekers nu juist hebben aangegeven dat zij nog niet over het strafdossier beschikken.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben verzoekers, in reactie op datgeen wat de rechters schriftelijk naar voren hebben gebracht, nog toegelicht dat het niet alleen gaat om de in het vonnis gekozen bewoordingen, maar (ook) om datgene wat de rechters met deze beslissing laten zien of blijken.
2.4
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek schriftelijk gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
De beslissingen van de rechtbank dat het niet op de weg van gedaagden ligt om het strafdossier in het geding te brengen en om verzoekers niet alsnog in de gelegenheid te stellen het strafdossier op een later moment in het geding te brengen, zijn procesbeslissingen. De wrakingskamer treedt niet in de beoordeling van rechterlijke beslissingen. De juistheid van de rechterlijke beslissing kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Een procesbeslissing kan enkel een grond voor wraking opleveren als die beslissing zozeer onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de rechter partijdig is dan wel jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is.
De door verzoekers aangevoerde omstandigheden halen deze hoge drempel niet. Uit de gekozen bewoordingen van de rechtbank ter motivering van de beslissingen in het tussenvonnis, maar ook anderszins, blijkt niet van (de schijn van) partijdigheid dan wel vooringenomenheid van de rechters jegens verzoekers.
3.3.
De slotsom is dat het verzoek tot wraking wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M. Graat, voorzitter, mr. M.A. van Leeuwen en mr. M.J.M. Verhoeven, leden in tegenwoordigheid van de griffier [naam 2] en in openbaar uitgesproken op 6 november 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.