ECLI:NL:RBGEL:2023:6303

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
23-021884
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave van in beslag genomen camper na twijfel over diefstal

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 15 november 2023 uitspraak gedaan over het beklag van een besloten vennootschap (B.V.) die de teruggave van een in beslag genomen camper, merk Rapido 855f, eiste. De camper was op 14 juni 2023 in beslag genomen omdat deze als gestolen geregistreerd stond in Frankrijk. Klaagster, die de camper op 20 februari 2023 had gekocht van een Franse verkoper, betwistte de diefstal en voerde aan dat zij te goeder trouw had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de camper daadwerkelijk gestolen was. De aangifte van diefstal was vaag en er waren tegenstrijdigheden in de registratie van het voertuig. De rechtbank concludeerde dat het strafvorderlijk belang niet meer aanwezig was en gelastte de teruggave van de camper aan klaagster. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
raadkamernummer : 23-021884
datum : 15 november 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B.V.] ,
handelende onder de namen [B.V.] en [B.V.] ,
gevestigd te [adres 1] ,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] ,
2. [vertegenwoordiger]
geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: klaagster,
Advocaat: mr. R.C.J. Jacobs, advocaat te Schijndel.

Procedure

Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv blijkt dat op 14 juni 2023 onder klaagster de camper, merk Rapido 855f, met kenteken [kenteken] in beslag is genomen.
Het klaagschrift is op 31 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 1 november 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de vertegenwoordiger van klaagster, de advocaat en de officier van justitie op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen voertuig.
Namens klaagster is aangevoerd dat klaagster door koop en levering op 20 februari 2023 te goeder trouw eigenaar is geworden van de camper. Klaagster heeft het voertuig gekocht van de heer [verkoper] , wonende in Frankrijk, en heeft voor de camper een marktconforme prijs ad € 56.000,-- (zonder BTW en BPM) betaald. Voor en bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft klaagster de staat van de camper geverifieerd en onderzoek gedaan naar de aanwezige - complete - kentekenpapieren. Aan klaagster zijn ook alle sleutels en het onderhoudsboekje verstrekt.
Klaagster heeft op 18 februari 2023, voorafgaand aan de aankoop, zich vergewist of er bij de Franse autoriteiten bijzonderheden, zoals bijvoorbeeld een diefstalmelding, bekend waren of zijn ten aanzien van de camper. Dat bleek niet het geval.
Niet ter discussie staat dat klaagster te goeder trouw heeft gehandeld. Klaagster betwijfelt of überhaupt sprake is van diefstal. De aanname van het Openbaar Ministerie dat daar sprake van is, lijkt louter te zijn gebaseerd op een vage aangifte van mevrouw [aangeefster] en het zogenaamde P-formulier van [naam] , waarop met een enkel woord staat vermeld 'diefstal' op 7 oktober 2022 in Frankrijk. Er is echter sprake van twee formulieren van [naam] waarop tegenstrijdigheden staan. Op het eerste formulier wordt de heer [verkoper] als eigenaar van het voertuig opgevoerd. Dat is de persoon van wie klaagster de camper heeft gekocht. Op het tweede formulier staat dat mevrouw [aangeefster] eigenaar van de camper is. De aangifte zou door haar zijn gedaan, terwijl als huidige eigenaar wederom de heer [verkoper] wordt vermeld. Klaagster betwist dat hier een diefstal aan de orde is. Hoe komt verkoper [verkoper] aan alle originele papieren, boekjes en sleutels van het voertuig? Het is onrealistisch en onlogisch dat dit alles zich in de camper bevond toen deze op de parkeerplaats zou zijn gestolen.
Daar komt bij dat de camper bij de ‘Franse RDW’ niet als gestolen te boek stond en staat. Klaagster verwijst daartoe naar het 'Certificat de situation administrative détaillé', verstrekt door het Ministère de l' Intérireur (Ministerie van Binnenlandse Zaken) op 18 februari 2023. Op dat moment stond de camper niet als gestolen geregistreerd. Op het certificaat van 14 juni 2023 staat wel een diefstal vermeld. Klaagster heeft op 29 augustus 2023 opnieuw een certificaat opgevraagd en daarop stond (wederom): geen diefstal.
Het heeft er volgens klaagster alle schijn van dat sprake is van een dispuut tussen mevrouw [aangeefster] en de heer [verkoper] . De (rechts)verhouding tussen deze personen is onduidelijk. Wellicht is er betrokkenheid van een verzekeraar of is sprake van verzekeringsfraude, verduistering, heling of oplichting, maar niet van diefstal. Een enkele aangifte is onvoldoende om te kunnen vaststellen of daadwerkelijk sprake is van diefstal.
Enkel in het geval van een ‘zuivere' diefstal kan mogelijk worden afgeweken van de hoofdregel op basis waarvan klaagster - als verkrijger - toch geen bescherming geniet. In alle andere gevallen dient de camper - hoe dan ook - terug te gaan naar klaagster. Indien toch komt vast te staan dat sprake is van diefstal, is niet bekend of de Franse 'eigenaar' de camper heeft opgeëist en op basis van welke grondslag dit wordt gedaan.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van het inbeslaggenomen voertuig.
De camper is door klaagster in april 2023 ingevoerd vanuit Frankrijk en klaagster lijkt daarbij voldoende onderzoek te hebben gedaan en lijkt dus te goeder trouw te zijn. Het voertuig lijkt te zijn gestolen in oktober 2022 vanaf de oprit van de zoon van aangeefster. Het voertuig is door klaagster aangeboden ter keuring bij de RDW en daar bleek het voertuig alsnog gesignaleerd te staan. Daarna is het voertuig in beslag genomen.
Waarom het voertuig niet als gestolen stond gesignaleerd toen het door klaagster werd gekocht, is onbekend. In eerste instantie stond op het P-formulier van [naam] alleen dat sprake was van diefstal. Na navraag werd hier iets meer toelichting op gegeven op een aangevuld P-formulier, waarop nu in het Engels staat vermeld dat het voertuig is weggenomen vanaf de privéparkeerplaats van de zoon van de eigenaar.
Na een rechtshulpverzoek is de originele aangifte ontvangen. Uit de omschrijving blijkt dat het gaat om een eenvoudige diefstal van een voertuig op 7 oktober 2022.
Het openbaar ministerie is van mening, dat ondanks het feit dat klaagster te goeder trouw lijkt, zij niet wordt beschermd tegen het revindicatierecht van de bestolene ex artikel 3:86, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, omdat het voertuig van diefstal afkomstig is.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen twee jaren na inbeslagneming. Klaagster is daarom ontvankelijk in het beklag.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan klaagster-, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Klaagster heeft blijkens een inkoopverklaring op 20 februari 2023 een camper gekocht, Rapido 855F, chassisnummer [.] en datum eerste toelating 29 juni 2019, voor het bedrag van € 56.000,--. Dit bedrag is voldaan. Verkoper was [verkoper] , wonend te Frankrijk.
Blijkens een 'Certificat de situation administrative détaillé', verstrekt door het Ministère de l'intérireur (Ministerie van Binnenlandse Zaken) van 18 februari 2023 waren met betrekking tot dit voertuig geen bijzonderheden bekend ten aanzien van de registratie ('immatriculation') en stond het voertuig ook niet geregistreerd als gestolen.
Eenzelfde formulier van 14 juni 2023 vermeldt dat het voertuig gestolen is.
Eenzelfde formulier van 29 augustus 2023 vermeldt weer dat het voertuig niet gestolen is.
Een P-formulier van [naam] van 4 juli 2023 vermeldt dat het voertuig gesignaleerd staat in verband met diefstal op 7 oktober 2022 in Lognes, Frankrijk. Als eigenaar staat vermeld: [verkoper] .
Een P-formulier van [naam] van 28 juli 2023 vermeldt dat het voertuig gesignaleerd staat in verband met diefstal op 7 oktober 2022 in Lognes, Frankrijk, en vermeldt tevens als 'eigenaar op ogenblik van de feiten': [aangeefster] en daarnaast als 'huidige eigenaar’: [verkoper] .
Op 8 oktober 2022 is in Frankrijk door mevrouw [aangeefster] aangifte gedaan van diefstal van een caravan Rapido, kenteken [kenteken] , serienr. [.] op 7 oktober 2022. "De caravan stond geparkeerd op een privé parking in eigendom van dhr. [zoon] " zoon van de eigenaar.
Toen klaagster het voertuig aanbood voor een Nederlands kenteken, gaf de RDW aan dat het voertuig gesignaleerd stond, waarop het voertuig onder klaagster in beslag is genomen op 14 juni 2023.
Uit het voorgaande blijkt dat [verkoper] , degene van wie klaagster de camper heeft gekocht, volgens twee P-formulieren van [naam] geregistreerd stond als eigenaar van het voertuig. Hij heeft de camper overgedragen aan klaagster, inclusief papieren, sleutels en het onderhoudsboekje. De vertegenwoordiger van klaagster, de heer [vertegenwoordiger] , heeft gecontroleerd of het voertuig als gestolen geregistreerd stond, wat op dat moment, kort voorafgaande aan de koop, niet het geval was.
Volgens de aangifte van 8 oktober 2022 was mevrouw [aangeefster] eigenaar van het voertuig. Het is niet duidelijk waarom later de heer [verkoper] als eigenaar is geregistreerd. De aangifte roept vragen op en geeft in combinatie met andere overgelegde documenten reden tot twijfel of sprake is van diefstal van het voertuig.
De rechtbank gaat ervan uit dat de heer [verkoper] eigenaar was van de camper en dus gerechtigd was om het voertuig over te dragen. Het is ook niet duidelijk of het voertuig door de Franse (voormalig) eigenaar wordt opgeëist en op grond waarvan dat gebeurt.
Maatstaf voor de beoordeling is of het wel of niet hoogst onwaarschijnlijk is dat het beslagen voorwerp te zijner tijd zal worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. Waarheidsvinding of het vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel is hier niet aan de orde.
Er zijn twee redenen om het voertuig terug te geven aan klaagster.
Ten eerste is het dubieus of de auto in Frankrijk al dan niet is ontvreemd door diefstal. De stukken zijn tegenstrijdig, de aangifte is vaag, bij het openbaar ministerie is, ook na het rechtshulpverzoek, niets ingekomen over verdere naspeuringen door de Franse politie, eventuele claims van eigenaren of verzekeringsmaatschappijen. Als niet duidelijk is dat sprake is van bezitsverlies door diefstal, zou klaagster zich met vrucht kunnen beroepen op de bescherming van artikel 3:86 lid 1 BW. De uitzondering van lid 3 doet zich dan niet voor. Klaagster lijkt bij de aankoop te goeder trouw te zijn geweest, gezien enerzijds de tegenstrijdigheden in de Franse registratie en de informatie die zij voorafgaande aan de aankoop heeft verkregen. Ook het openbaar ministerie twijfelt niet aan de goede trouw van klaagster.
In het verlengde hiervan:
Uitgaande van de goede trouw van klaagster is het moeilijk voorstelbaar dat een strafvervolging zal worden ingesteld, bijvoorbeeld ter zake van heling of witwassen, laat staan dat een veroordeling daarvoor zou volgen en dat de verbeurdverklaring zou worden bevolen. Onttrekking aan het verkeer is al helemaal niet aan de orde.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het ontbreken van strafvorderlijk belang het beslag dient te worden opgeheven en teruggave aan klaagster dient te worden gelast.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag gegrond en gelast de teruggave aan klaagster van de camper, merk Rapido 855f, met kenteken [kenteken] .
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van G.C.F.J. Derkx, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.