Op 9 februari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een beschikking gegeven in de zaak van ING Bank N.V. tegen belanghebbenden met betrekking tot het inroepen van een huurbeding. ING Bank N.V. heeft een verzoek ingediend om het huurbeding in te roepen dat is opgenomen in de hypotheekakte van een onroerende zaak, gelegen aan [straatnaam] te [woonplaats]. De hypotheekhouder, ING, heeft op basis van een notariële akte van 21 september 2005 een recht van eerste hypotheek gevestigd op het onderpand, dat niet verhuurd mocht worden zonder toestemming van ING. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek is voldaan, ondanks dat belanghebbende sub 1 geen verweer heeft gevoerd tijdens de zitting op 30 januari 2023.
De voorzieningenrechter heeft ING verlof verleend om het huurbeding in te roepen en heeft belanghebbenden sub 2 veroordeeld om het onderpand binnen veertien dagen na betekening van de beschikking te ontruimen en de sleutels ter beschikking te stellen aan ING. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die door belanghebbenden kunnen worden aangewend. Het verzoek van ING om zelf de beschikking ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie is afgewezen, omdat de deurwaarder al bevoegd is om hulp in te roepen zonder rechterlijke machtiging.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E. Boerwinkel, die de zaak heeft behandeld. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de mogelijkheden van hypotheekhouders om hun rechten te handhaven in het geval van huurders die zich niet aan de voorwaarden van de hypotheekakte houden, verduidelijkt.