ECLI:NL:RBGEL:2023:6380

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
10374355 \ BR VERZ 23-254 \ 894 ER
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van boete wegens schending van de redelijke termijn in een WAHV-zaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene had een sanctie opgelegd gekregen voor het inrijden van een weg aan de andere zijde van een verkeersbord, wat in strijd was met de verkeersregels. De officier van justitie voerde aan dat de gedraging was gepleegd en dat de redelijke termijn van berechting was overschreden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete met 25 procent. De kantonrechter overwoog dat in WAHV-zaken de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is om de gedraging vast te stellen, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van deze verklaring twijfelen. De betrokkene heeft echter geen dergelijke feiten aangevoerd. De kantonrechter concludeerde dat de gedraging was verricht en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de vastgestelde sanctie af te wijken. Gelet op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, besloot de kantonrechter de boete te matigen tot € 75, maar wees het verzoek om proceskosten af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.

Uitspraak

proces-verbaal/uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10374355 \ BR VERZ 23-254 \ 894 ER
cjib-nr / registratienr 244672068 / SY7545
zitting van 7 november 2023
proces-verbaal/beslissing inzake Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van

[betrokkene]

wonende te [adres]
betrokkene
gemachtigde B. de Jong
tegen

de officier van justitie

De zaak is behandeld op de openbare zitting door de kantonrechter mr. G.W.B. Heijmans, bijgestaan door als griffier.
Verschenen is:
mr. C.M. Oostdam, medewerker van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM), als vertegenwoordiger van de officier van justitie, hierna te noemen de officier van justitie

Gronden voor de beslissing:

Het beroep is ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met bovenvermeld CJIB nummer.
Aan betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd vanwege een weg inrijden aan de andere zijde van het bord dan de pijl aangaf: bord D2/16.
De officier van justitie voert -zakelijk weergegeven- het volgende aan.
Ik leg nog een foto over en daaruit blijkt dat de situatie niet onduidelijk is. De gedraging is gepleegd. De bestuurder is het bord gepasseerd. De redelijke termijn van berechting is overschreden en dat is aanleiding voor matiging van het sanctiebedrag met 25 procent. Wel verzet ik mij tegen toekenning van proceskosten.
De kantonrechter overweegt als volgt.
In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in: “Weg inrijden aan de andere zijde van het bord dan de pijl aangaf: bord D2/16 (…) Ik zag dat de pijl op het bord naar rechts wees.”
Betrokkene heeft geen specifieke feiten of omstandigheden aangevoerd op basis waarvan moet worden getwijfeld aan de waarneming van de verbalisant. Nu ook uit het dossier niet zulke feiten en omstandigheden blijken, is naar oordeel van de kantonrechter komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
Vervolgens dient de kantonrechter te beoordelen of er redenen zijn om het bedrag van de sanctie te matigen of kwijt te schelden. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de in hoge mate tariefsmatig vastgestelde bedragen af te wijken.
Dergelijke omstandigheden zijn hier niet gebleken.
De overige onbesproken gebleven gronden leiden verder niet tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.
Gelet op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (
ECLI:NL:GHARL:2023:6369)ziet de kantonrechter aanleiding om het bedrag van de administratieve sanctie te matigen met 25 procent, wegens het overschrijden van de redelijke termijn van berechting.
De proceskosten komen in navolging van de uitspraak van de kantonrechter Den Haag van 14 augustus 2023 met nummer ECLI:NL:RBDHA:2023:12059, te raadplegen op rechtspraak.nl, niet voor vergoeding in aanmerking.
Er zal daarom als volgt worden beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
-verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
-wijzigt de bestreden beslissing, in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 75;
-verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
-bepaalt dat het bedrag van € 25 dat tot zekerheid is gesteld moet worden terugbetaald;
-wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. G.W.B. Heijmans, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift dient schriftelijk te worden ingediend bij de rechtbank Gelderland, Team strafrecht, Mulderzaken, kamer C.1.14, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem en dient door degene die beroep heeft ingesteld, of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Beroepschriften die per e-mail worden ingediend, kunnen gezien de wettelijke regeling niet in behandeling worden genomen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Een afschrift van deze uitspraak is aan betrokkene en de officier van justitie verzonden op: