In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van Stichting [A] tegen het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland. Eiseres heeft een handhavingsverzoek ingediend op 15 mei 2023 met betrekking tot de vuilnisbelt [D] in [plaats B]. Het college heeft niet tijdig beslist op dit verzoek, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep door eiseres. De rechtbank ontving het beroep op 8 september 2023, na een ingebrekestelling op 16 augustus 2023. Het college heeft uiteindelijk op 22 september 2023 een besluit genomen, maar dit werd door eiseres als onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd bestempeld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk en gegrond is. Het college heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn van acht weken beslist, en ook niet binnen twee weken na de ingebrekestelling. De rechtbank stelt vast dat er een bestuurlijke dwangsom van € 637 verschuldigd is, berekend over de periode waarin het college te laat was met het nemen van een besluit. De rechtbank verwijst het van rechtswege ontstane beroep naar het college voor verdere behandeling als bezwaar.
De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen op 28 november 2023, waarbij het college ook het griffierecht van € 365 aan eiseres moet vergoeden. De rechtbank concludeert dat het college niet alleen het handhavingsverzoek heeft toegewezen, maar ook dat het niet volledig tegemoet is gekomen aan de eisen van eiseres, wat de noodzaak voor deze uitspraak onderstreept.