ECLI:NL:RBGEL:2023:6858

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
05.310082.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling van fietsen en witwassen van geld

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen opzetheling van elektrische fietsen en het witwassen van een geldbedrag. De verdachte, geboren in 1976, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.G. Roethof. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de diefstallen van de fietsen, waardoor hij werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit 1. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit 1 en het primair ten laste gelegde feit 2 wel bewezen. De verdachte had in de periode van 28 juni 2020 tot en met 16 augustus 2020, samen met anderen, meerdere elektrische fietsen verworven, terwijl hij wist dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. Daarnaast werd vastgesteld dat hij op 7 december 2020 een geldbedrag van ongeveer € 9.130,- had verworven, dat ook deels afkomstig was uit de handel in gestolen fietsen. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren en een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder [aangever 1], [aangever 4], [aangever 5], [aangever 9], [aangever 12] en [aangever 13]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade en legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.310082.20
Datum uitspraak : 5 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juni 2020 tot en met 16 augustus 2020 te Lochem en/of Apeldoorn en/of Harderwijk en/of Doetinchem en/of te Dieren, gemeente Rheden, in ieder geval in het arrondissement Oost Nederland, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 11 (elf) , in ieder geval meerdere, elektrische fietsen (merk Gazelle en/of Koga), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Grenoble C7, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 1] (Zaak B1 Aangifte PL0600-2020198974 Pag. 3922) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Orange C8, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 2] , (Zaak B2 Aangifte PL0600-2020188621) Pag. 3929) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Grenoble C7, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde] / [aangever 3] (Zaak B3 Aangifte PL0600-2020340638 Pag. 3936) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Grenoble C7, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 4] , (Zaak B4 Aangifte PL0600-2020340667 Pag. 3946) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Orange, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 5] (Zaak B5 Aangifte PL0600-2020340110 Pag. 3951) en/of
- een elektrische fiets, merk Koga, type Element, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 6] (Zaak B6 Aangifte, PL0600-2020340232 Pag. 3956) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Chamonix C8, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 7] (Zaak B7 Aangifte, PL0600-2020340223 Pag. 3961) en/of
- een elektrische fiets, merk Koga, type E-Nova, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 8] (Zaak B8 Aangifte PL0600-2020340516 Pag. 3966)
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Miss Grace, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 9] (Zaak B9 Aangifte [aangever 9] , PL0600-202039 1214 Pag. 3971) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, kleur zwart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 10] (Zaak B10 Aangifte [aangever 10] , PL0600-2020395864 Pag. 3977) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 11] (Zaak B11 Aangifte [aangever 11] , PL0600-2020395860 Pag. 3983)
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektrische fietsen voornoemd onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een loper (ook wel Poolse sleutel genoemd);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks de periode van 28 juni 2020 tot en met 16 augustus 2020, te Lochem en/of Apeldoorn en/of Harderwijk en/of Dieren, gemeente Rheden en/of Doetinchem in ieder geval in het arrondissement Oost Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Grenoble C7, op of omstreeks 28 juni 2020 te Harderwijk (Zaak B1 Aangifte PL0600-2020198974 Pag. 3922) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Orange C8, op of omstreeks 28 juni 2020 te Harderwijk (Zaak B2 Aangifte PL0600-2020188621) Pag. 3929) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Grenoble C7, op of omstreeks 21 juli 2020 te Doetinchem (Zaak B3 Aangifte PL0600-2020340638 Pag. 3936) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Grenoble C7, op of omstreeks 21 juli 2020 te Doetinchem (Zaak B4 Aangifte PL0600-2020340667 Pag. 3946) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Orange, op of omstreeks 21juli 2020 te Doetinchem (Zaak B5 Aangifte PL0600-2020340110 Pag. 3951) en/of
- een elektrische fiets, merk Koga, type Element, op of omstreeks 21 juli 2020 te Doetinchem (Zaak B6 Aangifte, PL0600-2020340232 Pag. 3956) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Chamonix C8 op of omstreeks 21 juli 2020 te Doetinchem (Zaak B7 Aangifte, PL0600-2020340223 Pag. 3961) en/of
- een elektrische fiets, merk Koga, type E-Nova, op of omstreeks 21 juli 2020 te Doetinchem (Zaak B8 Aangifte PL0600-2020340516 Pag. 3966)
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Miss Grace, op of omstreeks 16 augustus 2020 te Lochem (Zaak B9 Aangifte [aangever 9] , PL0600-2020391214 Pag. 3971) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, kleur zwart op of omstreeks 16 augustus 2020 Apeldoorn (Zaak B10 Aangifte [aangever 10] , PL0600-2020395864 Pag. 3977) en/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type, op of omstreeks 16 augustus 2020 te Apeldoorn (Zaak B11 Aangifte [aangever 11] , PL0600-2020395860 Pag. 3983) althans (een) goed(eren) heeft verworven, voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fietsen voornoemd (telkens) wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
feit 2
hij op of omstreeks 7 december 2020 te Dieren, gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee(2) elektrische fietsen, merk Gazelle, type Grenoble en/of een (1) elektrische fiets merk Kalkhoff, althans (een) goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goederen betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 januari 2019 tot en met 19 november 2020 te Deventer en/of Druten en/of Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee(2) elektrische fietsen, merk Gazelle, type Grenoble en/of een (1) elektrische fiets, merk Kalkhoff, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
- [aangever 12] (Zaak B12 Aangifte PL0600-2021023791) Pag. 3993 en/of
- [aangever 13] (Zaak B13 Aangifte PL0600-2020551452 Pag. 3999) en/of
- [aangever 14] (Zaak B14 Aangifte, PL0600-2020308379 Pag. 4040)
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektrische fietsen voornoemd onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een loper(ook wel
Poolse sleutel genoemd);
feit 3
hij op of omstreeks 7 december 2020, te Dieren, gemeente Rheden, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (te weten ongeveer € 9.500,--), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
van een voorwerp, te weten voornoemde hoeveelheid geld, gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middellijk
- afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde onder feit 1, het subsidiair tenlastegelegde onder feit 2 en feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het primair tenlastegelegde onder feit 1. Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd, maar opgemerkt dat het geld in de geldkistjes niet alleen afkomstig is uit de opbrengsten van de fietsenhandel, maar ook uit andere inkomsten.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte als pleger van de diefstallen van de in de tenlastelegging genoemde fietsen kan worden aangemerkt. Ook is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte van onvoldoende significante omvang was om hem te kunnen aanmerken als medepleger van de diefstallen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde onder feit 1.
Beoordeling
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 en het primair tenlastegelegde onder feit 2 overweegt de rechtbank dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
feit 1, subsidiair
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 3923-3924;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 3930-3931;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 3936-3938;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , p. 3947-3948;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , p. 3952-3953;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] , p. 3957-3958;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] , p. 3962-3963;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] , p. 3967-3968;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 9] , p. 3972-3973;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] , p. 3978-3979;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 11] , p. 3984-3985;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2023.
feit 2, primair
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 3987-3988;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2023.
feit 3
In de woning van verdachte aan het Pijnboomhof werden twee geldkistjes aangetroffen. Een grijs geldkistje met daarin onder andere een geldbedrag van € 1.400 en een geldkistje, de rechtbank begrijpt een geldkistje in de vorm van een boek met daarin € 7.730. [2] De partner van verdachte gaf aan dat het afgesloten grijze geldkistje van haar echtgenoot, verdachte, was en dat zij daar niet bij kon. Het geldkistje in de vorm van het boek was afkomstig zijn van de fietsenhandel van haar man. [3] In totaal werd in de woning van verdachte een geldbedrag van € 9.130,- in contanten aangetroffen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat slechts een deel van dat geld uit de fietsenhandel afkomstig is. De rest van het geld zou hij hebben verdiend met de reparatie van fietsen. Hij repareerde ongeveer één keer per maand een fiets en ontving daarvoor misschien € 50,- per keer. [4]
Verdachte heeft verklaard dat in ieder geval een deel van het geld dat contant is aangetroffen in zijn woning afkomstig is uit zijn handel in fietsen. Dat dit een handel was in voor een groot deel gestolen fietsen volgt uit het bewezenverklaarde onder feit 1 subsidiair en feit 2. Dat een deel van het geld afkomstig was uit de reparatie van fietsen wil de rechtbank wel aannemen, maar dit kan gelet op de verklaring van verdachte slechts een klein deel van het totale aangetroffen geldbedrag zijn. Omdat het geld uit de handel in gestolen fietsen is vermengd met het geld in de handel in niet gestolen fietsen en de reparatie van fietsen is het gehele geldbedrag gedeeltelijk afkomstig van diefstal. De bekennende verklaring van verdachte opgenomen onder feit 1 subsidiair en feit 2 volgt dat verdachte dat ook wist. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het witwassen van de € 9.130,-.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 3 heeft begaan, te weten dat:
feit 1, subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 28 juni 2020 tot en met 16 augustus 2020, te Lochem en
/ofApeldoorn en
/ofHarderwijk en
/ofDieren, gemeente Rheden en
/ofDoetinchem,
in ieder geval in het arrondissement Oost Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Grenoble C7, op of omstreeks 28 juni 2020 te Harderwijk
(Zaak B1 Aangifte PL0600-2020198974 Pag. 3922)en
/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Orange C8, op of omstreeks 28 juni 2020 te Harderwijk
(Zaak B2 Aangifte PL0600-2020188621) Pag. 3929)en
/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Grenoble C7, op of omstreeks 21 juli 2020 te Doetinchem
(Zaak B3 Aangifte PL0600-2020340638 Pag. 3936)en
/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Grenoble C7, op of omstreeks 21 juli 2020 te Doetinchem
(Zaak B4 Aangifte PL0600-2020340667 Pag. 3946)en
/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Orange, op of omstreeks 21juli 2020 te Doetinchem
(Zaak B5 Aangifte PL0600-2020340110 Pag. 3951)en
/of
- een elektrische fiets, merk Koga, type Element, op of omstreeks 21 juli 2020 te Doetinchem
(Zaak B6 Aangifte, PL0600-2020340232 Pag. 3956)en
/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Chamonix C8 op of omstreeks 21 juli 2020 te Doetinchem
(Zaak B7 Aangifte, PL0600-2020340223 Pag. 3961)en
/of
- een elektrische fiets, merk Koga, type E-Nova, op of omstreeks 21 juli 2020 te Doetinchem
(Zaak B8 Aangifte PL0600-2020340516 Pag. 3966)en
/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type Miss Grace, op of omstreeks 16 augustus 2020 te Lochem
(Zaak B9 Aangifte [aangever 9] , PL0600-2020391214 Pag. 3971)en
/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, kleur zwart op of omstreeks 16 augustus 2020 Apeldoorn
(Zaak B10 Aangifte [aangever 10] , PL0600-2020395864 Pag. 3977)en
/of
- een elektrische fiets, merk Gazelle, type, op of omstreeks 16 augustus 2020 te Apeldoorn
(Zaak B11 Aangifte [aangever 11] , PL0600-2020395860 Pag. 3983) althans (een) goed(eren)heeft verworven, voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en zijn mededadersten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fietsen voornoemd
(telkens
)wist
(en)dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
feit 2, primair
hij op
of omstreeks7 december 2020 te Dieren, gemeente Rheden
, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee (2) elektrische fietsen, merk Gazelle, type Grenoble en
/ofeen (1) elektrische fiets merk Kalkhoff,
althans (een) goed(eren) heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en zijn mededader(s)ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van
dit/deze goed
(eren
)wist
(en)dat het
(een)door misdrijf verkregen goederen betrof;
feit 3
hij op
of omstreeks7 december 2020, te Dieren, gemeente Rheden,
althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (te weten ongeveer € 9.130,-), heeft
verworven,voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten voornoemde hoeveelheid geld, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp
geheel ofgedeeltelijk
-
onmiddellijk ofmiddellijk
- afkomstig was uit enig
(eigen)misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, subsidiair,
feit 2, primair, telkens:
opzetheling, meermalen gepleegd
feit 3:
witwassen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat opgelegd wordt een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 305 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op het reclasseringsrapport van 16 oktober 2023 waarin een positief beeld van verdachte wordt geschetst. Verdachte heeft zich vrijwillig aangemeld voor een traject bij forensisch polikliniek Kairos en heeft dit traject inmiddels positief afgesloten. Ook het reclasseringstoezicht is in oktober 2022 voortijdig positief beëindigd. Verdachte heeft inmiddels een nieuwe baan en kan goed rondkomen van zijn inkomsten. Verdachte heeft geen contact meer met de medeverdachten en wil graag een streep zetten onder het verleden. De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte sinds de onderhavige feiten niet meer in aanraking is gekomen met justitie. De raadsman heeft daarnaast gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn en het van toepassing zijn van art. 63 Sr.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft gedurende een langere periode gehandeld in gestolen fietsen. Verdachte heeft hiermee getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander en veel (financiële) overlast veroorzaakt. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en ondermijnt de legale economie.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 7 februari 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten met fietsen. Uit de justitiële documentatie volgt ook dat verdachte reeds is veroordeeld voor een feit dat na de in deze zaak bewezen verklaarde feiten is gepleegd. De rechtbank zal hiermee rekening houden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de reclasseringsrapportage van 16 oktober 2023. De reclassering benoemt in haar advies dat verdachte van februari 2021 tot en met oktober 2022 onder toezicht heeft gestaan van de reclassering in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Verdachte besloot zich via de reclassering vrijwillig aan te melden bij de forensische polikliniek Kairos. Uit onderzoek bij Kairos blijkt dat de delictgerelateerde criminogene factoren met name zien op de beperkte intellectuele vermogens en het middelengebruik van verdachte. Door de beperkte intellectuele vermogens heeft verdachte moeite met het behouden van overzicht, consequenties en is hij beïnvloedbaar voor invloeden van anderen. Verdachte heeft het traject bij Kairos positief afgesloten. Daarnaast is hij open geweest naar zijn partner over zijn delictgedrag en krijgt hij volledig steun van haar. De reclassering ziet dit als beschermende factoren. Mede door deze beschermende factoren is het reclasseringstoezicht voortijdig positief beëindigd. Hernieuwde reclasseringsbemoeienis is volgens de reclassering gecontra-indiceerd, te meer nu verdachte sinds de onderhavige feiten niet meer met justitie in aanraking is gekomen. De reclassering schat het recidiverisico als laag in. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank betrekt daarnaast in haar strafmaat de overschrijding van de redelijke termijn. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Verdachte is op 7 december 2020 in verzekering gesteld. De rechtbank doet uitspraak op 21 november 2023. Dat betekent dat sprake is van de schending van de redelijke termijn van ruim 11 maanden. De rechtbank zal hiermee rekening houden in haar strafmaat.
Alles afwegend zal de rechtbank een taakstraf van 240 uren opleggen, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van 60 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit betekent dat verdachte zijn gevangenisstraf al heeft uitgezeten.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Benadeelde partijen
De benadeelde partij [aangever 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 200,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [aangever 4] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 469,93 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [aangever 5] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.829,85 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [aangever 9] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 828,60 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [aangever 12] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 439,63 aan materiële schade en € 500,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [aangever 13] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 165,80 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Verder is door de benadeelde partijen om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 13] , [aangever 5] , [aangever 1] en [aangever 9] kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [aangever 12] heeft de officier van justitie opgemerkt dat de materiële schade tot een hoogte van € 439,63 kan worden toegewezen. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het deel van de vordering dat ziet op het smartengeld dient te worden afgewezen.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [aangever 1] , [aangever 13] en [aangever 12] heeft de officier gevraagd dat de vorderingen hoofdelijk worden toegewezen. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vorderingen van [aangever 4] , [aangever 12] , [aangever 13] , [aangever 1] en [aangever 5] primair op het standpunt gesteld dat nu verdachte als heler dient te worden aangemerkt, er mogelijk onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen het handelen van verdachte en de schade van de benadeelde partijen. Bij gebrek aan onderbouwing door de benadeelde partijen op dit punt dienen de vorderingen te worden afgewezen. De verdediging acht de vordering van benadeelde partij [aangever 12] onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen [aangever 1] en [aangever 9] heeft de verdediging gesteld dat er dient te worden gekeken naar de dagwaarde van het betreffende goed, hetgeen reeds is uitgekeerd door de verzekeringen van de benadeelde partijen. Daarmee is aldus de verdediging tegemoetgekomen aan hetgeen voor vergoeding in aanmerking zou moeten komen. De benadeelde partijen [aangever 1] en [aangever 12] dienen daarom niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard. Ten aanzien van de vordering van [aangever 5] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat enkel de dagwaarde van de fiets en accessoires voor vergoeding in aanmerking zouden moeten komen. De gestelde schade ten aanzien van het bibliotheekboek is onvoldoende onderbouwd en staat niet in rechtstreeks verband met het handelen van verdachte. De verdediging heeft gevraagd de vordering van [aangever 13] te matigen tot de dagwaarde van de accessoires.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het primaire standpunt van de raadsman dat nu verdachte in hoge mate samenwerkte met de steler van de fietsen, de door de benadeelde partijen geleden schade in beginsel in voldoende rechtstreeks verband staat tot het handelen van verdachte. De benadeelde partijen kunnen daarom in hun vorderingen worden ontvangen.
benadeelde partij [aangever 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [aangever 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering (€ 200,-) kan worden toegewezen. Verdachte is vanaf 28 juni 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
benadeelde partij [aangever 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [aangever 4] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten ‘fietstassen’ en ‘dure paraplu in de fietstassen’ zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal rekening houden met de afschrijving van de fiets en de accessoires en zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 100,- kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost ‘verzekering 3 jaar’ in onvoldoende rechtstreeks verband staat tot het strafbare feit en zal de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Verdachte is vanaf 21 juli 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
benadeelde partij [aangever 5]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [aangever 5] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank zal rekening houden met de afschrijving van de fiets en de accessoires en zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 2.000,- kan worden toegewezen. Verdachte is vanaf 21 juli 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
benadeelde partij [aangever 9]
De benadeelde partij [aangever 9] heeft gevraagd om vergoeding van de schade die ziet op het verschil tussen de aanschafwaarde van een nieuwe fiets en hetgeen door de verzekering is uitgekeerd voor de gestolen fiets. Rekening houdend met de afschrijving stelt de rechtbank de dagwaarde van de gestolen fiets schattenderwijs vast op het reeds uitgekeerde bedrag door de verzekering. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
benadeelde partij [aangever 12]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [aangever 12] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten ‘aankoop fiets’, ‘upgrade accu’, ‘dubbele tassen’, ‘mand’, ‘mandhouder’ en ‘extra slot’ zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal rekening houden met de afschrijving van de fiets en de accessoires en zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 100,- kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost ‘verzekering 3 jaar’ in onvoldoende rechtstreeks verband staat tot het strafbare feit en zal de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Verdachte is vanaf 12 januari 2019 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen, de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht. De rechtbank overweegt dat het gevorderde smartengeld niet onder een van deze categorieën kan worden geschaard. Daarom zal zij dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
benadeelde partij [aangever 13]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 13] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal rekening houden met de afschrijving van de accessoires en zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 100,- kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 19 november 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte) – te weten de pleger(s) van de eigenlijke diefstallen van de fietsen – ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

Standpunten
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de in beslag genomen geldbedragen verbeurd te verklaren.
Beoordeling
De rechtbank zal de geldbedragen van respectievelijk € 1400,- en € 7730,- met betrekking tot welke feit 3 is begaan, verbeurd verklaren.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57 63, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder primair ten laste gelegde onder feit 1;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op
een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 verklaart verbeurd de geldbedragen;
benadeelde partij [aangever 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 1] € 200,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
benadeelde partij [aangever 5]
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 5] van € 2.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [aangever 5] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
benadeelde partij [aangever 4]
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 4] van € 100,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [aangever 4] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
benadeelde partij [aangever 9]
 verklaart de benadeelde partij [aangever 9] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen;
benadeelde partij [aangever 12]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 12] van € 100,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • verklaart de benadeelde partij [aangever 12] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
[aangever 13]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 13] van € 100,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald);
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Hoofdelijkheid
 bepaalt telkens dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente per Gijzeling

1. [aangever 1] € 200,- 28-06-2020 4 dagen;

2. [aangever 5] € 2000,- 21-07-2020 30 dagen;

3. [aangever 4] € 100,- 21-07-2020 2 dagen;

4. [aangever 12] € 100,- 12-01-2019 2 dagen;

5. [aangever 13] € 100,- 19-11-2020 2 dagen;

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 december 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020409879 / 2020409201, gesloten in maart 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 993; proces-verbaal van bevindingen p. 4002.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4002.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2023.