ECLI:NL:RBGEL:2023:6916

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
05.109946.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 72-jarige man wegens ontuchtige handelingen in een sportschool met twee jongens

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 72-jarige man, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee jongens in een sportschool. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de man te veroordelen. De zaak kwam aan het licht na aangiften van de jongens, die verklaarden dat de verdachte hen in de doucheruimte en sauna van de sportschool had betast. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte in strijd waren met de sociaal-ethische norm en kwalificeerde deze als ontuchtig. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 80 uren op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren, waarbij hij zich moest houden aan een meldplicht en een ambulante behandeling moest ondergaan. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de impact van de feiten op hun gevoel van veiligheid. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 1.000,- aan smartengeld aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/109946-23
Datum uitspraak : 18 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1951 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. L.M.M. Weyers, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2022 te [plaats] (gemeente Lochem), althans in Nederland,
[aangever 1] ,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
door
- ( in de gezamenlijke doucheruimte van de sportschool, alwaar die [aangever 1] en hij,
verdachte, zich (ontkleed) bevonden) in de looproute van die [aangever 1] te gaan staan,
althans die [aangever 1] te beletten met geruime afstand hem, verdachte, te passeren
en/of
(op het moment dat die [aangever 1] hem, verdachte, passeerde) (onverhoeds)
- ( te trachten) de penis van die [aangever 1] te betasten en/of
- de lies van die [aangever 1] te betasten en/of strelen en/of
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 mei 2022 te [plaats] (gemeente Lochem), althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [aangever 1]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen
- ( in de gezamenlijke doucheruimte van de sportschool, alwaar die [aangever 1] en hij,
verdachte zich (ontkleed) bevonden) in de looproute van die [aangever 1] is gaan staan,
althans die [aangever 1] heeft belet met geruime afstand hem, verdachte, te passeren
en/of
(op het moment dat die [aangever 1] hem, verdachte, passeerde) (onverhoeds)
- de penis van die [aangever 1] heeft (getracht te) betast(en) en/of
- de lies van die [aangever 1] heeft betast
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020
tot en met 31 december 2020 te [plaats] (gemeente Lochem), althans in Nederland
[aangever 2] ,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
door
- ( in de sauna van de sportschool, alwaar die [aangever 2] en hij, verdachte, zich
(ontkleed) bevonden) tegenover die [aangever 2] te gaan zitten en/of
- ( over) het been en/of de knie van die [aangever 2] te betasten en/of aaien en/of
(terwijl die [aangever 2] zich aan het afdrogen was en/of (aldus) ontkleed was, althans
enkel een handdoek voor zijn (ontblote) geslachtsdeel hield)
(onverhoeds)
- meermalen, althans eenmaal, (te trachten) de penis van die [aangever 2] te betasten
en/of
- te trachten met zijn, verdachtes, hand onder de handdoek van die [aangever 2] te
komen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020
tot en met 31 december 2020 te [plaats] (gemeente Lochem), althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [aangever 2]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen
- ( in de sauna van de sportschool, alwaar die [aangever 2] en hij, verdachte, zich
(ontkleed) bevonden) tegenover die [aangever 2] is gaan zitten en/of
- ( over) het been en/of die knie van die [aangever 2] heeft betast en/of geaaid en/of
(terwijl die [aangever 2] zich aan het afdrogen was en/of (aldus) ontkleed was, althans
enkel een handdoek voor zijn (ontblote) geslachtsdeel hield)
(onverhoeds)
- meermalen, althans eenmaal, de penis van die [aangever 2] heeft (getracht te)
betast(en) en/of
- heeft getracht met zijn, verdachtes, hand onder de handdoek van die [aangever 2] te
komen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel het onder feit 1 primair, als onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw voert hiertoe aan dat verdachte ten aanzien van feit 1 met klem ontkent dat hij enige (seksuele) handeling heeft verricht. Hij zou enkel oogcontact hebben gezocht met aangever, hetgeen geen strafbaar feit is. Daarnaast is de raadsvrouw van mening dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum, omdat de verklaringen van aangever inconsistent zijn en geen steun vinden in de overige bewijsmiddelen in het procesdossier.
Ook het tweede tenlastegelegde feit wordt door verdachte ontkend. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever in zijn geheel niet kent. Ook ten aanzien van dit feit stelt de raadsvrouw dat het procesdossier geen stukken bevat die de verklaring van aangever ondersteunen. Voorts wordt door de aangever een signalement gegeven dat onvoldoende specifiek en onderscheidend is, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte de man is geweest waarover aangever in zijn aangifte spreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 [1]
Betrouwbaarheid verklaring van aangever
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangever als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Aangever heeft op 16 juni 2022 met de politie een informatief zeden gesprek gevoerd en hij heeft op 11 juli 2022 aangifte gedaan. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen die aangever heeft afgelegd gedetailleerd zijn en zowel op essentiële punten als op hoofdlijnen consistent zijn en authentiek overkomen. De rechtbank stelt verder vast dat aangever na het incident zijn verhaal direct aan een vriend van hem zijn ouders en (de dag erna samen met zijn ouders) de sportschoolhouders heeft verteld. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever te twijfelen en gaat daarom uit van de verklaringen van aangever.
Bewijsmiddelen
[aangever 1] (hierna: aangever) heeft verklaard dat hij op 24 mei 2022 was wezen sporten met twee vrienden bij [sportschool] , waarna hij zich uitkleedde en naar de douches liep. Aangever stond in de hoek te douchen. In de douche stond nog een andere man. Aangever omschrijft deze man als iemand tussen de 60 en 70 jaar oud, twee meter lang, brildragend, redelijk kaal en opgeschoren met grijze stoppels. Hij zag in zijn ooghoeken dat de man echt compleet in zijn richting stond en naar hem keek. De man stond rechts van hem op ongeveer 2,5 meter afstand al leunend tegen de muur naar hem te kijken. Hij stond zo breed mogelijk en belette aangever om ‘normaal’ voorbij te lopen. Aangever pakte zijn handdoek, liep langs de man heen en kreeg een hand langs hem heen. Dit was langs zijn piemel. De man raakte hem in zijn lies, links, vlakbij zijn piemel. Aangever liep vervolgens door en maakte tempo met aankleden. De man kwam tegenover hem staan en begon met hem te praten. Nadat aangever was omgekleed ging hij weg. Aangever werd opgehaald door een vriend van hem, [getuige 1] , aan wie hij meteen heeft verteld wat er was gebeurd. Thuis heeft hij het ook aan zijn vader en moeder verteld. De dag na het incident is aangever samen met zijn ouders naar [sportschool] gegaan. De eigenaren van [sportschool] gaven aan dat de man al vaker iets had gedaan bij een sporter van [sportschool] . Zij wisten precies wie het was, omdat er eerder iets gebeurd was en diegene het toen ook kenbaar had gemaakt aan de eigenaren. Zij hebben aangever een foto laten zien om zeker te weten wie de man was. Aangever heeft bevestigd dat dit de man was. De man is na het incident nog bij aangever op zijn werk langsgekomen, waarbij hij tegen aangever heeft gezegd: "Sorry van laatst, ik hoop niet dat je er gekke gedachtes bij hebt gehad en dat je er last van hebt gehad". Aangever heeft verklaard dat de man vaker tijdens het sporten naar hem keek, als aangever terugkeek, dan keek hij niet weg. Aangever voelde zich in de kleedkamer en douche ook bekeken door de man. [2]
[getuige 1] heeft verklaard dat aangever na het douchen bij hem in de auto stapte. Toen zij wegreden, vertelde aangever hem dat hij zich niet fijn had gevoeld toen hij de douche uitkwam, iemand had hem toen aangetikt. Hij zag dat aangever ermee zat en dat hij het niet fijn vond. Hij zag dat aangever niet op zijn gemak was. [3]
De vader van aangever, [getuige 2] heeft verklaard dat aangever thuiskwam en er gelijk mee voor de dag kwam, hij zei dat hij iets aparts had meegemaakt. Aangever vertelde hem dat hij had gesport, dat hij onder de douche stond en hij vertelde vervolgens wat hij had meegemaakt. Hij vertelde dat hij aan de ene kant had gestaan in de doucheruimte en de man aan de andere kant, hangend tegen de muur met de armen over elkaar. Hij zat echt naar aangever te kijken. Aangever vond dit wel apart en liep vervolgens de douche uit, langs de man heen. De man liet toen zijn hand naar beneden gaan richting het geslachtsdeel van aangever. Aangever kon dit ontwijken. Aangever gaf aan dat hij zich er niet prettig bij had gevoeld. Aangever was er volgens getuige wel vol van. [4]
Mevrouw [getuige 3] , mede-eigenaresse van [sportschool] , heeft verklaard dat zij op de dag dat het gebeurd was in de avond is gebeld door de vader van aangever. Hij vertelde dat aangever onder één van de vier douches stond. Verdachte kwam langs aangever lopen, nadat hij een tijd naar hem had gekeken. Op het moment dat aangever uit de douche wegliep, ging de man met zijn hand richting het geslachtsdeel van aangever. Toen aangever vervolgens aan het omkleden was, ging verdachte heel dicht bij hem staan. Als het niet druk is, hoef je niet zo dicht bij elkaar te staan verklaart getuige [getuige 3] . De vader van aangever vertelde tegen getuige [getuige 3] dat aangever zich al langere tijd bekeken voelde, tijdens het sporten, in de kleedkamer en in de douche. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij al eerder een melding hebben gehad van een andere jongen, genaamd [aangever 2] . Zij hebben toen met [aangever 2] om tafel gezeten, maar deze wilde er toen niks mee doen. Vanuit de sportschool is naar verdachte een aangetekende brief gestuurd na het incident met [aangever 1] . Zijn abonnement is opgezegd en hem is de toegang van de sportschool ontzegd. Zijn vrouw is wel blijven sporten. [5]
De heer [getuige 4] , mede-eigenaar van [sportschool] , heeft verklaard dat hij in de avond van 24 mei 2022 via [getuige 3] heeft vernomen wat er met aangever was gebeurd. Getuige heeft verklaard dat degene die dit bij aangever zou hebben gedaan, verdachte is. Zij wonen in een dorp van een paar duizend inwoners. Het is een kleine gemeenschap, waarbij iedereen elkaar bijna kent. Getuige heeft samen met [getuige 3] de volgende dag met aangever en zijn ouders gesproken. Nadien is door de eigenaren van [sportschool] een aangetekende brief naar verdachte gestuurd met een ontzegging voor de sportschool. Verdachte is sindsdien nooit meer in de sportschool geweest. Getuige merkt op dat zij eerder een verhaal hebben gehoord van [aangever 2] , dit ging ook om de heer [verdachte] en hoe hij zich in de kleedkamer gedroeg. Destijds is met [aangever 2] gesproken, maar deze wilde er toen niks mee doen. [6]
Verdachte heeft zich bij zijn verhoor door de politie op zijn zwijgrecht beroepen, maar heeft ter terechtzitting het volgende verklaard. Verdachte heeft met aangever onder de douche gestaan in de sportschool. Er waren vier douches, verdachte stond onder de tweede en aangever stond achteraan. Verdachte heeft stevig naar hem gekeken. Er kwam geen reactie, dus was het kijken voldoende. “Als hij geen reactie geeft, dan doet hij niet wat”, aldus verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij jonge mannen interessant vindt. Hij kijkt er graag naar en vindt dit leuk. Toen verdachte uit de douche kwam was aangever nog in de kleedkamer. Verdachte schrok ervan dat hij niet meer in de sportschool mocht komen. Hij vond de reactie overtrokken, maar hij wilde toch al stoppen omdat het te duur was. Hij heeft zijn vrouw hier pas over verteld toen hij naar het politiebureau moest komen voor verhoor. [7]
Steunbewijs
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangever. Bij de waardering van het bewijs en de beoordeling van de tenlastelegging is immers van belang dat, volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Er moet sprake zijn van steunbewijs dat niet alleen van dezelfde bron afkomstig mag zijn. Het steunbewijs hoeft bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van een aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Indien een verklaring van een getuige (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van een aangever op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het tenlastegelegde.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangever in voldoende mate door feiten en omstandigheden worden ondersteund. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij met aangever onder de douche heeft gestaan en dat hij “stevig” heeft gekeken. De rechtbank leidt uit deze verklaring van verdachte af dat hij ook uit was op een reactie van aangever. Aangever heeft direct na het incident aan zowel een vriend van hem, als aan zijn vader verteld wat er was gebeurd. Beiden hebben verklaard, dat zij zagen dat aangever ermee zat, het niet prettig vond en dat hij zich niet fijn voelde. Dit zijn eigen waarnemingen van de getuigen. Daarbij komt dat aangever de dag na het incident met de sportschoolhouders heeft gesproken. Nadien is verdachte de toegang tot de sportschool ontzegd. Verdachte is niet tegen de ontzegging van de sportschool ingegaan, naar zijn zeggen omdat hij toch al voornemens was om te stoppen bij de sportschool. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende verklaring geeft. Verdachte is actief in de kerkgemeenschap en bij verschillende verenigingen binnen een kleine gemeenschap waar iedereen elkaar kent. Gelet op de ontkennende houding van verdachte, acht de rechtbank het onbegrijpelijk dat hij niet tegen de aantijgingen aan zijn adres is ingegaan, gezien het feit dat hij hiermee het risico loopt dat zijn goede naam en eer worden aangetast. Daarnaast heeft verdachte pas vele maanden later zijn partner verteld over het voorval. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende steunbewijs voorhanden is voor de verklaring van aangever.
Ontuchtige handelingen
Voor de beantwoording van de vraag of de handelingen ook kunnen worden aangemerkt als ‘ontuchtige handelingen’ in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, moet het volgens vaste rechtspraak gaan om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Verdachte heeft aangever - terwijl hij naakt in de douche stond - aangeraakt in zijn lies en getracht om zijn geslachtdeel aan te raken. Dit zijn intieme plekken van het lichaam. Het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen de destijds [leeftijd 3] verdachte en 71-jarige aangever en de beschreven indringende wijze van contact zoeken met aangever geven daarnaast kleuring aan de feitelijke handeling. De rechtbank is van oordeel dat dit niet anders kan worden uitgelegd dan in strijd met de sociaal-ethische norm en kwalificeert daarmee de door verdachte verrichte handelingen als ontuchtig.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat sprake is van dwang door middel van een feitelijkheid, te weten door het onverhoeds reiken richting het geslachtsdeel van verdachte in een (kleine) doucheruimte.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2 [8]
Betrouwbaarheid verklaring van aangever
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaring van aangever als betrouwbaar kan worden aangemerkt en voor het bewijs kan worden gebezigd. Aangever heeft op 23 augustus 2022 aangifte gedaan. Ondanks dat het incident twee jaar eerder heeft plaatsgevonden, geeft aangever een gedetailleerde verklaring, welke de rechtbank ook authentiek vindt. Zijn verklaring vindt daarnaast bevestiging in hetgeen de eigenaren van de sportschool over het incident hebben verklaard. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever te twijfelen en gaat daarom uit van de verklaring van aangever.
Bewijsmiddelen
Op 23 augustus 2022 heeft [aangever 2] (hierna: aangever) aangifte gedaan van een incident wat heeft plaatsgevonden in het najaar van 2020, in de sauna van [sportschool] in [plaats] . Aangever heeft verklaard dat hij na het sporten naakt in de sauna zat, toen er een man binnen kwam die hem aansprak. Aangever omschrijft de man als een oudere man, tussen de 65 en 75 jaar oud, met bril, grijsbruin haar, lang en groot, groter dan hij (1,82 cm). De man ging tegenover hem zitten met zijn knie tegen de knie van aangever aan. Aangever vond dit niet prettig, waarop hij naar achteren schoof. De man schoof hierop direct weer iets naar voren en raakte met zijn handen het been van aangever aan en aaide een beetje met zijn vinger op de knie van aangever. Aangever vond dit niet fijn en is direct de sauna uitgelopen. Aangever zat met zijn spullen in een doodlopend hoekje van de kleedkamer. De man kwam de sauna uitlopen, met de handdoek naast zich en hij liep op aangever af. Aangever hield hierop zijn handdoek voor zijn kruis. De man kwam op 20 centimeter afstand van hem staan en kwam met zijn hand richting het kruis van aangever. Hij was met zijn hand aan het zoeken. Zijn hand raakte via de handdoek het geslachtsdeel van aangever. De man heeft nog twee keer geprobeerd om met zijn hand onder de handdoek te komen. Ondertussen maakte hij een praatje met aangever. Aangever heeft verklaard dat het hem overkwam en dat hij verstijfde. Bij thuiskomt heeft aangever het direct aan zijn ouders en zusje verteld. Een dag later heeft hij contact opgenomen met [getuige 4] , de eigenaar van de sportschool, om te vertellen wat er was gebeurd, waarop twee gesprekken met de eigenaar hebben plaatsgevonden. De eigenaar wist om welke persoon het ging en hij zou het in de gaten houden. Nadien heeft aangever de man nog één keer gezien in de sportschool. Aangever heeft verklaard dat [getuige 4] toen al wist wie de persoon was. Aangever heeft verklaard dat de man hem altijd al aansprak in de sportschool zelf.
Aangever heeft ook nog gechat met de politie, omdat hij in eerste instantie niet wist of hij aangifte moest doen. Hij vroeg zich af of het hem wel echt was overkomen en of het niet per ongeluk was. In mei 2022 werd hij gebeld door [getuige 4] , die hem vertelde dat het nog een keer was gebeurd. Hierdoor wist aangever zeker dat wat bij hem was gebeurd niet per ongeluk was. Hij heeft besloten om alsnog aangifte te doen om de jongen te helpen, omdat hij weet wat hij heeft doorstaan. [9]
De heer [getuige 4] , mede-eigenaar van [sportschool] , heeft op 6 februari 2023 een getuigenverklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat [aangever 2] anderhalf tot twee jaar geleden een zelfde soort verhaal als dat van [aangever 1] aan hem heeft verteld. Dit ging ook over de heer [verdachte] en over hoe hij zich in de kleedkamer gedroeg. [verdachte] was kort langs [aangever 2] heengelopen, op zo’n manier dat hij er een naar gevoel bij had. In het voortraject van naar de kleedkamer was er ook al iets gebeurd. Ze hebben toen met [aangever 2] gesproken, maar deze besloot er niks mee te doen. Volgens getuige presteerde [verdachte] het altijd om in de kleedkamer te zijn als [aangever 1] en [aangever 2] er ook waren. Getuige kent [verdachte] . Zij wonen in een dorp van een paar duizend inwoners. Het is een kleine gemeenschap, waar ze elkaar bijna allemaal kennen. Als iemand bij [sportschool] sport, dan ken je elkaar, aldus getuige. [10]
[getuige 3] , mede-eigenaresse van [sportschool] , is op 7 februari 2023 als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat [aangever 1] en aangever elkaar niet kennen. Voordat het incident met [aangever 1] gebeurde, heeft [aangever 2] al eens eerder aangegeven dat er iets was gebeurd. Getuige weet niet meer goed wat er bij [aangever 2] was gebeurd, dit was misschien een jaar vóór het incident met [aangever 1] , maar het was wel met [verdachte] . Getuige kent [verdachte] onder andere vanuit de kerk, waar zij een keer samen met hem iets heeft georganiseerd. [11]
Schakelbewijs en modus operandi
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van schakelbewijs) onder omstandigheden is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten was betrokken. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van het andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit, zoals een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte (modus operandi).
Naar het oordeel van de rechtbank vertonen de verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] op essentiële punten belangrijke overeenkomsten en kenmerkende gelijkenissen, hetgeen duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte. Hierbij geldt dat niet is vereist dat de uitgevoerde seksuele handelingen volledige gelijkenis vertonen. Het gaat om de door verdachte bij beide jongens gevolgde handelswijze.
[aangever 2] heeft een signalement gegeven van de man die hem betast heeft. Verdachte past in deze beschrijving. Daarnaast is het door [aangever 2] gegeven signalement vergelijkbaar met het signalement wat [aangever 1] heeft gegeven van de man die hem betast had. Aan [aangever 1] is een foto getoond van verdachte en [aangever 1] heeft bevestigd, dat dit de man was die hem heeft betast. Uit de verklaringen van getuigen [getuige 4] en [getuige 3] volgt dat bij hen geen enkele twijfel bestaat dat het in beide gevallen om verdachte [verdachte] gaat. Beide kennen verdachte goed, vanuit de sportschool maar ook vanuit het gemeenschapsleven. Het voorgaande maakt dat de rechtbank verdachte aanmerkt als de man die [aangever 2] heeft betast.
Ten aanzien van de modus operandi van verdachte merkt de rechtbank op dat beide aangevers niet op de hoogte waren van de inhoud van elkaars aangifte, zij kenden elkaar niet en zij hebben onafhankelijk van elkaar verklaard. Beide aangevers zijn jonge jongens en zij kenden verdachte niet. Zij verklaren beiden dat verdachte vaker contact met hen zocht in [sportschool] . In beide gevallen heeft verdachte op een moment dat zij naakt en daarmee kwetsbaar waren, onverhoeds naar hun geslachtsdeel gereikt. Dit was in beide gevallen in het gedeelte van de sportschool waar de kleedkamer met daaraan vast de doucheruimte en de sauna zich bevonden. Verdachte situeerde zich zo dat de aangevers zich niet (eenvoudig) konden onttrekken aan de ontuchtige handelingen en op een moment dat dit niet door andere mensen kon worden waargenomen. De rechtbank herkent hierin een duidelijke modus operandi.
De rechtbank gebruikt daarom de verklaring van [aangever 1] als schakelbewijs voor de aangifte van [aangever 2] .
Ontuchtige handelingen
Voor de beantwoording van de vraag of de handelingen ook kunnen worden aangemerkt als ‘ontuchtige handelingen’ in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, moet het volgens vaste rechtspraak gaan om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Verdachte heeft aangever [aangever 2] in de sauna – terwijl [aangever 2] naakt was – over zijn knie heeft geaaid, bij het afdrogen meermalen over de handdoek het geslachtdeel van aangever heeft betast en heeft geprobeerd om met zijn hand onder de handdoek van aangever te komen. Dit zijn handelingen die naar hun aard een onmiskenbare seksuele strekking hebben en daarmee in strijd zijn met de sociaal-ethische norm - te meer gezien het grote leeftijdsverschil tussen de destijds [leeftijd 1] [aangever 2] en [leeftijd 2] verdachte - en daardoor ontuchtig zijn.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat sprake is van dwang door middel van een feitelijkheid, te weten door het onverhoeds betasten van het met een handdoek bedekte geslachtsdeel van aangever.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het onder feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks24 mei 2022 te [plaats]
(gemeente Lochem), althans in Nederland,
[aangever 1] ,
door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld ofeen andere
feitelijkheid
heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
door
-
(in de gezamenlijke doucheruimte van de sportschool, alwaar die [aangever 1] en hij,
verdachte, zich
(ontkleed
)bevonden
)in de looproute van die [aangever 1] te gaan staan,
althans die [aangever 1] te beletten met geruime afstand hem, verdachte, te passeren
en
/of
(op het moment dat die [aangever 1] hem, verdachte, passeerde
) (onverhoeds
)
-
(te trachten
)de penis van die [aangever 1] te betasten en
/of
- de lies van die [aangever 1] te betasten
en/of strelen en/of
2.
hij op één
of meerderetijdstip
penin
of omstreeksde periode van 1 augustus 2020
tot en met 31 december 2020 te [plaats]
(gemeente Lochem), althans in Nederland
[aangever 2] ,
door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld ofeen andere
feitelijkheid
heeft gedwongen tot het dulden van
een ofmeer ontuchtige handelingen,
door
-
(in de sauna van de sportschool, alwaar die [aangever 2] en hij, verdachte, zich
(ontkleed
)bevonden
)tegenover die [aangever 2] te gaan zitten en
/of
-
(over
) het been en/ofde knie van die [aangever 2] te
betasten en/ofaaien en
/of
(terwijl die [aangever 2] zich aan het afdrogen was en
/of (aldus) ontkleed was, althans
enkel een handdoek voor zijn
(ontblote
)geslachtsdeel hield
)
(onverhoeds
)
- meermalen,
althans eenmaal, (te trachten)de penis van die [aangever 2] te betasten
en
/of
- te trachten met zijn, verdachtes, hand onder de handdoek van die [aangever 2] te
komen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling, en voorts tot het verrichten van 80 uren taakstraf subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, indien en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan verdachte een (deels voorwaardelijke) taakstraf of geldboete moet worden opgelegd. Hiertoe voert zij aan dat verdachte nooit eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat de reclassering heeft geconcludeerd dat verdachte op de verschillende leefgebieden weinig problemen ondervindt. Verdachte heeft de afgelopen periode hard aan zichzelf gewerkt door zich onder behandeling te stellen en hij is bereid om zich aan bijzondere voorwaarden te houden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op twee verschillende momenten ontuchtige handelingen gepleegd bij de toentertijd [leeftijd 1] [aangever 2] en [leeftijd 3] [aangever 1] . Verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van deze slachtoffers aangetast. Waar de sportschool voor hen beiden een fijne en veilige omgeving moest zijn, is door het toedoen van verdachte een nare ervaring ontstaan en is daarmee hun gevoel van veiligheid verminderd. Zij waren op de momenten dat de feiten plaatsvonden kwetsbaar, gezien de setting en het feit dat zij naakt waren. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij hier misbruik van heeft gemaakt. In het algemeen geldt dat dit soort feiten langdurige negatieve gevolgen kunnen hebben voor de psychische, emotionele en seksuele ontwikkeling van jeugdige slachtoffers. Dat het feit impact heeft gehad blijkt uit ter terechtzitting namens [aangever 1] voorgedragen slachtofferverklaring.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 25 september 2023. Hieruit volgt dat de reclassering geen verbanden kan leggen tussen mogelijke criminogene factoren en delictgedrag, doordat verdachte zich bij de reclassering beroept op zijn zwijgrecht. Dit maakt tevens dat zij geen risico inschattingen kunnen maken. Bij een bewezenverklaring achten zij het psychosociaal functioneren een criminogene en delictgerelateerde factor. Op de overige leefgebieden ziet de reclassering geen problemen. De relatie met de partner wordt beschouwd als een protectieve factor. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij een meldplicht en een ambulante behandeling. Gelet op de ambivalente houding van verdachte richting de doorverwijzing van De Hoop naar Transfore – voor ambulante behandeling – is de reclassering van mening dat het van belang is dat verdachte een stok achter de deur heeft voor het volgen van een zedenbehandeling.
Alles overwegend zal de rechtbank – in overeenstemming met de eis van de officier van justitie – een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaren en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren opleggen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De raadsvrouw voert hiertoe aan dat een vordering tot schadevergoeding alleen kan worden toegekend als sprake is van de in artikel 6:106 van het Wetboek van Strafrecht genoemde gevallen. De benadeelde partij heeft niet onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel. Het betreft voorts geen strafbaar feit, dat gelet op de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Indien de rechtbank de raadsvrouw hierin niet volgt verzoekt zij de vordering fors te matigen, gezien de aangehaalde letselcategorie 1 niet van toepassing is, nu geen sprake is van enig geweld.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het onder feit 1 primair bewezenverklaarde heeft de benadeelde immers geestelijk letsel opgelopen. Benadeelde heeft een langere tijd niet meer durven te douchen in de sportschool, hij heeft moeite met oudere mannen die hij niet goed kent en hij ervaart achterdocht en angst wanneer hij een situatie niet vertrouwt of verkeerd inschat. Dat benadeelde nog altijd last heeft van hetgeen hem is overkomen is tevens ter terechtzitting gebleken.
Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.000,- vaststellen.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Verdachte is vanaf 24 mei 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot het verrichten van een taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich binnen vijf werkdagen meldt bij reclassering Nederland te Zutphen aan de Houtwal 16a, via het nummer: 088-8041404. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • verdachte actief meewerkt aan de intake en de daaruit voortvloeiende ambulante
behandeling hij Transfore of een soortgelijke zorgverlener, ook als dit inhoudt meewerken aan nader diagnostisch onderzoek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;

Vordering benadeelde partij [aangever 1] :

  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer feit 1 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald);
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever 1] , een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en
mr. J.L. Wesstra, rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2023.
Mr. J.L. Wesstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022230320, gesloten op 3 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 3-7 en proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 1.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 21-22.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 18-20.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 14-17.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 10-13.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022343178-2, gesloten op 13 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
9.Proces-verbaal aangifte, p. 1-4.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 10-13.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 14-17.