ECLI:NL:RBGEL:2023:7057

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
05/331095-22 23-020208
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beleidssepot en afwijzing schadevergoeding na bedreiging van lid Tweede Kamer

In deze strafzaak heeft de rechtbank Gelderland op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding na een beleidssepot. Verzoeker, geboren in 1981, werd verdacht van opruiing na het plaatsen van een bedreigende opmerking op een sociale media platform gericht aan een lid van de Tweede Kamer. De officier van justitie besloot op 16 mei 2023 om niet verder te vervolgen, wat onherroepelijk werd. Verzoeker diende op 11 augustus 2023 een verzoekschrift in voor schadevergoeding van in totaal € 702,49, bestaande uit reiskosten en proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoeker de bedreigende uitlatingen aan zichzelf te wijten had en er geen sprake was van een onterechte verdenking. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek voor de hand lag, gezien de wanverhouding tussen de materiële vordering en de gevorderde proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de toekenning van schadevergoeding afhankelijk is van de billijkheid en dat in dit geval geen gronden aanwezig waren om verzoeker een vergoeding toe te kennen. De beslissing werd genomen door rechter R.M.H. Pennings, in aanwezigheid van griffier T.F.R. Litan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05/331095-22
raadkamernummer : 23-020208
datum : 08 november 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. W.A.L. Pustjens, advocaat in Deventer,
hierna te noemen: verzoeker.

Feiten

Verzoeker is op 20 november 2022 door de politie verhoord op verdenking van opruiing.
Verzoeker is vervolgens uitgenodigd voor een OM-hoorzitting op 16 mei 2023.
De officier van justitie heeft beslist verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 16 mei 2023 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 11 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 25 oktober 2023 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de officier van justitie op zitting gehoord.
Verzoeker en de raadsman zijn, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen. Een kantoorgenoot van de raadsman heeft kort voorafgaand aan de zitting per e-mail laten weten niet te zullen verschijnen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 702,49, waarvan:
  • € 1,12 wegens de reiskosten voor het verhoor bij de politie;
  • € 21,37 wegens de reis- en parkeerkosten voor het bijwonen van de OM-hoorzitting;
  • € 680,- wegens de kosten van de raadsman voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek. Nu de raadsman niet is verschenen, zal de rechtbank dit gedeelte van het verzoek lezen als het verzoek om een forfaitaire vergoeding van € 340,- voor het opstellen en indienen van dit verzoek.
De door verzoeker geleden schade is aanzienlijk groter dan de gevorderde kosten. Verzoeker is zzp’er en heeft als gevolg van de strafzaak een opdracht moeten teruggeven. Vanwege een onvolledige administratie van de opdrachtgever is besloten af te zien van een verzoek tot vergoeding van deze kosten en is volstaan met bovenstaande posten. Gelet op het geringe bedrag ligt vergoeding in de rede.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. Verzoeker heeft de verdenking geheel en al aan zichzelf te wijten. Er is geen sprake van een onterechte verdenking en gronden van billijkheid verzetten zich tegen een vergoeding van de kosten. Ditzelfde geldt voor de kosten van de raadsman, nu het gevraagde bedrag niet in verhouding staat tot de forfaitaire vergoeding. Ook hier verzetten gronden van billijkheid zich tegen een vergoeding van de kosten.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft op of omstreeks 22 september 2022 een bericht op [website] geplaatst dat luidde: “Is er iemand of iets die [naam] voor eens en voor altijd het zwijgen kan doen opleggen”. Hiermee werd gerefereerd aan [naam] , lid van de Tweede Kamer voor [naam] (beter bekend als [partij] of [partij] ). Namens de heer [naam] is op 23 september 2022 aangifte gedaan.
Het bericht is door verzoeker op 22 september 2022 van [website] verwijderd en hij heeft – op [website] – zijn excuses aan de heer [naam] aangeboden en aangegeven dat het niet zijn bedoeling is geweest hem lichamelijk leed of de dood toe te wensen. In zijn verhoor bij de politie heeft hij verklaard dat hij wel begrijpt dat zijn bericht bedreigend kan overkomen.
Verzoeker heeft op zijn bericht veel negatieve reacties gekregen. Derden hebben zijn werkgever in kennis gesteld, door onbekenden zijn dreigende uitlatingen aan zijn adres gedaan. Verzoeker, die regelmatig muzikale optredens verzorgt, is ten aanzien daarvan dreigend bejegend en hij moest naar eigen zeggen bij optredens over zijn schouder kijken. In zoverre is hij dus geconfronteerd met de gevolgen van zijn handelen. Dat alles, samen met het feit dat hij het bericht heeft verwijderd en zijn excuses heeft gemaakt, alsmede het gegeven dat hij geen relevant strafblad had, heeft geleid tot de beslissing de zaak te seponeren met code 52.
Nu er sprake is van een beleidssepot door het Openbaar Ministerie, geldt dat de rechtbank toetst of er omstandigheden zijn die aanleiding kunnen geven de gevraagde vergoeding niet of niet geheel toe te kennen. Volgens vaste rechtspraak kan in de aard of het verloop, alsmede de uitkomst van een zaak grond worden gezien te oordelen dat toekenning van een gehele vergoeding niet billijk is, waarbij bijvoorbeeld rekening gehouden kan worden met de mate waarin verzoeker zijn voorarrest aan zijn eigen (proces)houding of gedrag te wijten heeft gehad, alsmede met de wijze waarop en de omstandigheden waaronder verzoeker in zijn zaak heeft verklaard of juist gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht of de opsporing bewust heeft bemoeilijkt. Niet als maatstaf kan dienen of een vervolging (hoogst) waarschijnlijk of onmiskenbaar tot een veroordeling zou hebben geleid en evenmin de maatstaf dat op een vervolging niet onmiskenbaar een vrijspraak zou zijn gevolgd.
Verzoeker heeft een tekst geplaatst op een [website] met de woorden: “Is er iemand of iets die [naam] voor eens en voor altijd het zwijgen kan doen opleggen”. Verzoeker heeft in zijn verhoor bij de politie aangegeven een taalliefhebber te zijn en in een e-mailbericht van zijn raadsman met betrekking tot het verzoek om de zaak te seponeren wordt gesteld dat ‘het zwijgen opleggen’ een vaak gebezigde uitdrukking is waarvan de eerste betekenis volgens Van Dale luidt: “de mond snoeren”.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval duidelijk sprake van een geval waarin verzoeker de verdenking aan zichzelf te wijten heeft. Als zelfbenoemd taalliefhebber had de veroordeelde van tevoren moeten bedenken dat zijn woorden, hoewel deze naar eigen zeggen anders waren bedoeld, op zijn minst als bedreigend en opruiend konden worden opgevat door degene aan wie deze waren gericht. De tweede betekenis die Van Dale aan deze uitdrukking geeft, luidt namelijk: “doden, vermoorden”. In het huidige tijdsgewricht, waarin bedreigingen van politici aan de orde van de dag zijn en meerdere politici zich gedwongen zien hun werk anders uit te voeren of zelfs neer te leggen, had verzoeker zich rekenschap moeten geven van de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Het is daarom niet verwonderlijk dat de politie een onderzoek heeft ingesteld en verzoeker heeft uitgenodigd voor een verhoor. Evenmin is het verwonderlijk dat verzoeker zich bij het Openbaar Ministerie heeft moeten verantwoorden voor zijn gedrag. Dat de zaak uiteindelijk is geseponeerd door de gevolgen die deze uiting voor verzoeker heeft gehad, doet hieraan niets af. Er is in het geheel geen sprake van een onterechte verdenking.
Met de officier van justitie is de rechtbank eveneens van oordeel dat er sprake is van een zeer scheve verhouding tussen het geringe verzochte bedrag en de forfaitaire vergoeding van
€ 340,- voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Gelet op hetgeen hierboven is uiteengezet had voor de raadsman op voorhand duidelijk moeten zijn dat dit verzoekschrift hoogstwaarschijnlijk tot afwijzing zou leiden. Mede gelet op de kosten voor de Staat voor het behandelen van een dergelijk verzoek, verzetten gronden van billijkheid zich tegen toewijzing hiervan.
De rechtbank acht derhalve geen gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker enig bedrag toe te kennen.
De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
-
wijst afhet verzoek om schadevergoeding.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.H. Pennings, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. T.F.R. Litan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 08 november 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.