ECLI:NL:RBGEL:2023:711

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
C/05/384094 / HZ ZA 21-69
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • Ö. Sari
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de woning na echtscheiding

In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat gedaagde, [gedaagde], wordt verplicht om mee te werken aan de verkoop van de woning die zij gezamenlijk bezitten, na een echtscheiding. Partijen zijn op huwelijksvoorwaarden gehuwd met uitsluiting van gemeenschap van goederen en hebben vier kinderen. Na de echtscheiding is er een convenant opgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over de woning en de financiële verplichtingen van beide partijen. Eiser stelt dat de termijn van vijf jaar voor het niet verdelen van de woning inmiddels is verstreken en dat gedaagde al lange tijd gratis in de woning woont. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiser zijn verplichtingen uit het convenant niet is nagekomen, waardoor hij geen recht heeft op zijn vorderingen. De rechtbank oordeelt dat gedaagde verplicht is om mee te werken aan de verkoop van de woning, omdat de termijn uit het convenant is verstreken. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe, met een termijn van één week voor gedaagde om haar medewerking te verlenen, en legt een dwangsom op voor het geval zij hieraan niet voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/410240 / HZ ZA 22-304
Vonnis van 15 februari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. W.A.J.M. Staal te Zutphen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.J.M. Veth te Rijen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling
  • de akte naar aanleiding van voortzetting procedure, tevens houdende akte wijziging eis aan de zijde van [eiser]
  • de antwoordakte aan de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] met elkaar op huwelijksvoorwaarden gehuwd, met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedatum] ,
  • [kind 2] , geboren op [geboortedatum] ,
  • [kind 3] , geboren op [geboortedatum] ,
  • [kind 4] , geboren op [geboortedatum] .
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Zutphen van [datum] is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke op [datum] door de gemeente [plaats] in de registers van de burgerlijke stand is ingeschreven. In de beschikking van [datum] heeft de rechtbank bepaald dat het tussen partijen gesloten en op [datum] ondertekende echtscheidingsconvenant als in de beschikking opgenomen dient te worden beschouwd en dat hetgeen tussen partijen is overeengekomen als ingelast geldt en van de beslissing deel uitmaakt.
2.3.
In het echtscheidingsconvenant is, voor zover in deze zaak van belang, het volgende opgenomen:
1.
WONEN
1.1
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van het woonhuis(…)
gelegen aan de [adres woning][Rechtbank, hierna: de woning]
,(…).
De woning wordt door de vrouw[Rechtbank: [gedaagde] ]
en kinderen bewoond, de man[Rechtbank: [eiser] ]
verblijft elders. Mede in het belang van de kinderen heeft de vrouw de wens te kennen gegeven nog een aantal jaren met de kinderen in de woning te blijven wonen. De man wil daaraan zijn medewerking verlenen.
(…)
1.3
Partijen zullen de woning gedurende een periode van vijf jaar na de datum van inschrijven van de scheiding niet verdelen. Daarna zullen partijen de woning verkopen en de opbrengst daarvan na aftrek van de daarop rustende schuld ter hoogte van de hypothecaire lening hiervoor vermeld sub s na aftrek van de kosten bij helfte delen.
1.4
De vrouw zal zolang zij de woning bewoont alle met die woning en het bewonen daarvan verbonden lasten voor haar rekening nemen met uitzondering van de maandelijks te betalen hypotheekrente, alle gemeentelijke belastingen en de kosten van onderhoud.De maandelijkse hypotheekrente en de gemeentelijke belastingen die door middel van een verzamelaanslag jaarlijks worden opgelegd zullen worden betaald door de man. Partijen zullen voorts de kosten van normaal onderhoud ieder voor de helft betalen. De man zal ten slotte jaarlijks bijdragen in de kosten van alle achterstallig onderhoud met een minimum van € 1.000,00.
(…)
3.2
Kinderen
3.2.1
De man betaalt aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 3] en [kind 4] van € 235,-- per kind per maand. Deze bijdrage zal zijn onderworpen aan de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW, voor het eerst per 1 januari 2011.Voor zover ziektekosten van de kinderen niet worden vergoed zullen partijen die gezamenlijk betalen, ieder 50%. De man zal daarnaast de kosten betalen van een beugel voor [kind 4] voor zover die niet wordt vergoed.
3.2.2
De man betaalt daarnaast aan de vrouw een bedrag van € 235,-- per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [kind 2] , een bedrag van € 93,-- als bijdrage in de premie ziektekostenverzekering van [kind 2] en een bedrag van € 100,-- per maand als bijdrage in het kostgeld van [kind 1] .
3.2.3
De man betaalt voorts eenmaal per jaar in de maand mei een extra bijdrage ten behoeve van de kinderen van € 1.000,00 van zijn vakantiegeld.
3.2.4
De man betaalt tenslotte eenmaal per jaar een bedrag van € 150,-- per kind per jaar aan ieder van de kinderen.
3.2.5
Als in de toekomst de gezinssituatie wijzigt zal de man de alimentatiebijdrage bijstellen naar draagkracht.
2.4.
Van de kinderen is [kind 4] thans nog woonachtig bij [gedaagde] in de woning.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert -samengevat- dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, na wijziging van eis:
I. [gedaagde] beveelt om 24 uur na betekening van dit vonnis opdracht te verstrekken aan Makelaarskantoor [makelaarskantoor 1] , tot verkoop van de woning waarbij de door deze makelaar te adviseren vraag- en verkoopprijs en verkoopdatum bindend zijn, alsmede [gedaagde] gebiedt volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
II. [gedaagde] veroordeelt dat, indien zij niet binnen de onder I gestelde termijn haar medewerking verleent het vonnis in de plaats treedt van haar medewerking aan de verkoopopdracht van de woning aan bovengenoemde makelaar, onder de voorwaarde dat de door deze makelaar te adviseren vraag- en verkoopprijs, alsmede verkoopdatum bindend zijn;
III. [gedaagde] veroordeelt medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van haar deel in de eigendom van de woning tegen een door de makelaar te bepalen laatprijs;
IV. Te bepalen dat, indien [gedaagde] niet zal meewerken aan het onder III. gevorderde, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot ondertekening door [gedaagde] van de koopovereenkomst, alsmede van de door de notaris op te stellen akte van levering.
3.2.
[eiser] legt het volgende ten grondslag aan zijn vorderingen. Partijen zijn overeengekomen de woning gedurende een periode van vijf jaar na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking niet te verdelen. [gedaagde] woont inmiddels 11 jaar gratis in de woning. De overeengekomen termijn is dus ruimschoots overschreden. De woning dient daarom verkocht te worden.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] concludeert dat de rechtbank [eiser] niet-ontvankelijk verklaart in zijn vorderingen, althans hem zijn vorderingen ontzegt als rechtens ongegrond en/of onbewezen, althans oordeelt zoals de rechtbank redelijk oordeelt, al dan niet onder nader door de rechtbank in redelijkheid te stellen voorwaarden, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten van het geding.
4.2.
[gedaagde] erkent dat partijen zijn overeengekomen dat de woning vijf jaar na de inschrijving van de scheiding zou worden verkocht. Deze afspraak is echter in het kader van een veel ruimere afspraak gemaakt, zijnde het echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant). In het convenant hebben partijen naast de afspraak ten aanzien van de woning, ook andere afspraken gemaakt, waaronder betalingsverplichtingen voor [eiser] . [eiser] is zelf zijn betalingsverplichtingen uit het convenant niet nagekomen. Zo heeft [eiser] geen onderhoudskosten betaald (artikel 1.4 van het convenant), geen ziektekosten vergoed of beugel betaald voor [kind 4] (artikel 3.2.1 van het convenant), niet jaarlijks een deel van zijn vakantiegeld betaald (artikel 3.2.3 van het convenant), zijn kinderen niet jaarlijks een bedrag overgemaakt (artikel 3.2.4 van het convenant), is de alimentatieverplichting van [eiser] niet bijgesteld naar draagkracht bij wijziging van de gezinssituatie (artikel 3.2.5 van het convenant) en heeft [eiser] geen schoolkosten voor [kind 4] betaald. [eiser] heeft een bedrag van omstreeks € 41.000,00 niet voldaan. Er is verder nog veel onduidelijk rondom de levensverzekering bij AXA levensverzekeringen N.V. en het effectendepot bij Reaal Bancaire Diensten. [eiser] gaf geen inzicht in zijn financiële positie waardoor niet inzichtelijk kon worden gemaakt waarom hij geen partneralimentatie kon betalen en zijn verplichtingen uit het convenant niet nakomt. [kind 4] is op dit moment nog woonachtig bij [gedaagde] . Door de scheiding en de gedragingen van [eiser] heeft zij een kwetsbare mentale positie. Het zou voor [kind 4] tot onoverkomelijke problemen leiden als zij de woning zou moeten verlaten en [gedaagde] vreest dat de depressieve klachten van [kind 4] dan terug zouden keren en [kind 4] haar opleiding zonder diploma zal (moeten) verlaten. Pas als [eiser] aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, heeft hij te goeder trouw recht van spreken. Primair is [eiser] daarom in zijn vorderingen niet-ontvankelijk, deze zijn te prematuur. [eiser] dient eerst zijn aandeel in de afspraken na te komen zodat de woning alsnog kan worden onderhouden en [kind 4] een vertrouwde omgeving wordt geboden om haar opleiding af te ronden. Subsidiair dienen de vorderingen afgewezen te worden omdat niet is gebleken dat [gedaagde] niet zal meewerken als [eiser] zijn verplichtingen uit het convenant nakomt. Meer subsidiair kunnen de vorderingen in redelijkheid en billijkheid alleen worden toegewezen onder de voorwaarden dat het vonnis pas kan worden geëxecuteerd nadat [kind 4] haar opleiding heeft afgerond, dan wel nadat zij de woning heeft verlaten, aldus [gedaagde] .

5.De beoordeling

De kern van het geschil

5.1.
Tussen partijen staat met name ter discussie of [gedaagde] verplicht is om op dit moment mee te werken aan verkoop van de woning. Niet ter discussie staat dat de woning op enig moment verkocht moet worden. Volgens [eiser] moet [gedaagde] meewerken aan verkoop omdat de termijn uit het convenant ruimschoots is verlopen. Volgens [gedaagde] is de vordering te prematuur omdat [eiser] zijn verplichtingen uit het convenant eerst moet nakomen en omdat [kind 4] nog niet is afgestudeerd.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het standpunt van [eiser] juist en moet [gedaagde] meewerken aan de verkoop van de woning. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Wijziging van eis
5.3.
[eiser] heeft zijn eis gewijzigd, in die zin dat hij een andere makelaar heeft aangewezen. [gedaagde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de wijziging. De wijziging van eis verandert de inhoudelijke vordering van [eiser] verder niet en wordt daarom toegestaan.
Inhoudelijke beoordeling
5.4.
Het feit dat in het convenant over en weer afspraken zijn gemaakt maakt op zichzelf niet dat [eiser] eerst moet presteren voordat [gedaagde] moet presteren. Niet is gebleken van afspraken tussen partijen ten aanzien van een volgorde in de prestaties. Uit het convenant blijkt ook niet dat de afspraken zodanig met elkaar samenhangen dat [eiser] alleen nakoming kan vorderen als hij aan zijn verplichtingen uit het convenant heeft voldaan. Een dergelijke samenhang is niet afgesproken en [gedaagde] heeft verder niet gesteld op basis van welke wettelijke grondslag [eiser] eerst moet presteren. Voor zover [gedaagde] een beroep op opschorting heeft willen doen, heeft zij geen, althans onvoldoende, stellingen ten grondslag gelegd aan haar beroep op opschorting. Bovendien heeft [eiser] gemotiveerd betwist dat hij nog verplichtingen heeft. Volgens [eiser] is hij zijn verplichtingen uit het convenant nagekomen, zijn eventuele vorderingen - als die er al zouden zijn - inmiddels verjaard of komen zij niet [gedaagde] , maar de kinderen toe. In het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiser] had het op de weg van [gedaagde] gelegen om haar stellingen nader te motiveren en te onderbouwen. Zo blijkt bijvoorbeeld niet dat [gedaagde] [eiser] ooit heeft aangesproken op zijn verplichtingen uit het convenant die hij volgens [gedaagde] niet nagekomen zou zijn. Maar zelfs als enige vordering van [gedaagde] had kunnen worden vastgesteld – hetgeen in deze procedure dus niet is gebeurd -, was dit dus nog geen grondslag om de vorderingen van [eiser] af te wijzen, althans is die grondslag door [gedaagde] niet aangevoerd. [gedaagde] heeft ook geen eis in reconventie ingediend. Als [gedaagde] van oordeel is dat [eiser] nog verplichtingen heeft uit het convenant was dat wel de geëigende weg geweest. Bovendien acht de rechtbank het relevant dat het hier gaat om een gemeenschappelijk goed waarvan in beginsel elk van de deelgenoten op grond van artikel 3:178 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te allen tijde verdeling kan vorderen. Niemand kan gedwongen worden om in onverdeeldheid te blijven. Partijen hebben in het convenant afspraken gemaakt over die onverdeeldheid ten aanzien van de eerste vijf jaar na de scheiding, maar die termijn is ruimschoots voorbij. De verplichting van [gedaagde] om mee te werken aan de verdeling van de woning volgt dan ook niet alleen uit de overeenkomst, maar ook uit de wet.
5.5.
[gedaagde] voert verder aan dat [eiser] zich te goeder trouw niet op de afspraken van het convenant kan beroepen. Goeder trouw is in deze context geen juridisch verweer tegen nakoming van het convenant. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld te zeggen dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] een beroep doet op de afspraak in het convenant dat de woning moet worden verkocht, wordt dit verweer verworpen. Voor het argument dat [eiser] het convenant ook niet nakomt wordt verwezen naar hetgeen overwogen in 5.4. Ten aanzien van de belangen van [gedaagde] en [kind 4] geldt het volgende. [gedaagde] en [kind 4] hebben uitgebreid uiteengezet wat voor een impact de scheiding en het gedrag van [eiser] in hun beleving op hen heeft gehad. De gevolgen die de scheiding en/of de verkoop van de woning heeft op [gedaagde] en [kind 4] is echter geen grondslag op basis waarvan [gedaagde] de overeenkomst niet na zou hoeven komen. Uit de termijn die partijen hebben afgesproken in het convenant blijkt ook dat partijen niet de intentie hadden om de woning pas te verkopen als [kind 4] is afgestudeerd. De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verkoop van de woning impact op [kind 4] zal hebben, maar deze impact zal er ook zijn als de woning later wordt verkocht. Bovendien is de (mogelijke) samenloop met het afstuderen van [kind 4] mede ontstaan omdat [gedaagde] nog 7 jaar langer dan initieel was afgesproken in de woning is blijven wonen. [gedaagde] en [kind 4] hebben daarmee ruimschoots de mogelijkheid gehad om zich voor te bereiden op de verkoop. Ten slotte heeft [gedaagde] onvoldoende inzichtelijk gemaakt op welke termijn [kind 4] gaat afstuderen, wat zij daarvoor nog moet doen en in hoeverre de verwachting is dat zij volgens die planning gaat afstuderen. De vordering tot veroordeling van [gedaagde] tot medewerking aan de verkoop(opdracht) van de woning wordt daarom toegewezen, zij het dat de termijn voor medewerking wordt toegewezen op één week in plaats van de gevorderde 24 uur, na betekening van het vonnis. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen met dien verstande dat de dwangsom wordt gemaximeerd tot € 25.000,00.
Reële executie en dwangsommen
5.6.
Door [gedaagde] is geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de vordering tot betaling van de dwangsommen en de gevorderde reële executie onder II en IV. De dwangsommen worden toegekend zoals vermeld in het dictum. De vorderingen tot reële executie worden afgewezen. De toelichting op artikel 3:300 BW (Parl. Gesch., p. 899) zegt dat de rechtbank de bevoegdheid uit artikel 3:300 BW voorzichtig moet hanteren. [eiser] heeft niet gesteld waarom hij reële executie in dit geval noodzakelijk acht. Zonder enige motivering wordt een dergelijke vordering niet toegewezen.
5.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
beveelt [gedaagde] om binnen één week na betekening van dit vonnis opdracht te verstrekken aan [makelaarskantoor 2] , tot verkoop van de woning waarbij de door deze makelaar te adviseren vraag- en verkoopprijs en verkoopdatum bindend zijn, gebiedt [gedaagde] volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, waaronder in ieder geval dient te worden verstaan:
- dat [gedaagde] tijdig de helft van alle makelaarskosten aan de makelaar dient te voldoen;
- dat [gedaagde] de met de makelaar, ten behoeve van de verkoop gemaakte afspraken nakomt, althans dat zij zal gehengen en gedogen de door de man met de makelaar, ten behoeve van de verkoop gemaakte afspraken;
- op eerste verzoek daartoe omgaand toegang tot de woning en aan- en toebehoren (inclusief perceel) verlenen aan de makelaar en de zijnen;
- op eerste verzoek daartoe omgaand toegang tot de woning en aan- en toebehoren (inclusief perceel) verlenen aan geïnteresseerde kijkers en (potentiële) kopers;
- de woning en aan- en toebehoren (inclusief) perceel in nette / ordentelijke staat be -en onderhouden, zoals door de makelaar geadviseerd, ook en juist ingeval van kijkers voor de woning;
- de woning en aan- en toebehoren (inclusief) perceel in nette / ordentelijke staat be -en onderhouden, zoals door de makelaar geadviseerd, door de makelaar en [eiser] te controleren, twee weken voor de (toekomstige) opleverdatum van de woning (ingeval de woning is verkocht);
- de woning en aan- en toebehoren (inclusief perceel) een week voor de (toekomstige) opleverdatum van de woning ontruimd en bezemschoon opleveren, zoals de makelaar geadviseerd (ingeval de woning is verkocht).
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 6.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van haar deel in de eigendom van de woning tegen een door de makelaar te bepalen laatprijs,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ö. Sari, in verband met afwezigheid ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.
OS/PB/LS