ECLI:NL:RBGEL:2023:7157

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
10478500
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens trillingen door heiwerkzaamheden

In deze civiele zaak vorderen eisende partijen, wonende in een twee-onder-een-kapwoning, schadevergoeding van de gedaagde partij wegens schade aan hun woning die zij toeschrijven aan heiwerkzaamheden uitgevoerd door de gedaagde partij voor de bouw van een nieuwe woning. De eisende partijen stellen dat de gedaagde partij geen bouwkundige opname heeft laten maken voor de heiwerkzaamheden, waardoor niet kan worden vastgesteld of de schade al voor de werkzaamheden aanwezig was. De gedaagde partij heeft de aansprakelijkheid betwist en verwezen naar rapporten die de kans op schade door de heiwerkzaamheden als verwaarloosbaar beschouwen. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partijen hun vorderingen onvoldoende hebben onderbouwd. De rechter wijst de vorderingen af en veroordeelt de eisende partijen in de proceskosten van de gedaagde partij, vastgesteld op € 660,00. Het vonnis is uitgesproken op 29 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10478500 \ CV EXPL 23-2973
Vonnis van 29 november 2023
in de zaak van

1.[eisende partij 1] ,

2.
[eisende partij 2],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisende partijen] ,
gemachtigde: mr. E. de Boer,
tegen
[gedaagde partij] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te Ede,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
gemachtigde: mr. A.A. Bart.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juni 2023
- de aanvullende producties van [gedaagde partij]
- de mondelinge behandeling van 3 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partijen] wonen aan de [adres+plaats 1] in een twee-onder-een-kapwoning die gebouwd is in 1971.
2.2.
[gedaagde partij] heeft voor de bewoners van de [adres+plaats 2] een woning gebouwd. Die woning kwam te staan tegenover de woning van [eisende partijen] .
2.3.
Op 8 november 2021 heeft [gedaagde partij] heiwerkzaamheden uit laten voeren ten behoeve van de bouw. Nadat omwonenden, waaronder [eisende partijen] geklaagd hadden over onder meer trillingen, is de bouw tijdelijk stilgelegd.
2.4.
[bedrijf 1] . (hierna: [bedrijf 1] ) heeft een rapport gemaakt voor [eisende partijen] waarin zij antwoordt op vragen van hen. In dat rapport van 24 juni 2022, waarbij met partij 1 [eisende partijen] wordt bedoeld en met partij 2 [gedaagde partij] , staat het volgende op pagina 5, 7 en 8:

(…)
Voor aanvang van de heiwerkzaamheden is er geen bouwkundige opname gemaakt van de woning van partij 1. Zodoende kan niet worden vastgesteld of de nu geconstateerde gebreken op dat moment reeds aanwezig waren.
(…)
Van de scheurvorming in de achtergevel is zichtbaar dat hier eerder een reparatie is uitgevoerd. Het voegwerk is vervangen, de gescheurde stenen zijn niet vervangen. Daarna is het voegwerk opnieuw gescheurd. Bovengenoemde gevel- en wanddelen zijn in het verleden gescheurd en daardoor zwakke plekken in de constructie. Bij de geringste trilling kan de scheurvorming opnieuw ontstaan. (…)
Gezien de kortste afstand tussen de heiwerkzaamheden en de woning van partij 1 op ca. 25 meter is het aannemelijk dat de grenswaarde overschreden is geweest met kans op schade tot gevolg. (…)
Daarom wordt doorgaans als vuistregel aangehouden dat voor bebouwing binnen een straal van 25 meter van werkzaamheden die trillingen veroorzaken altijd bouwkundige opnamen worden gemaakt en trillingsmetingen worden uitgevoerd. Een andere mogelijkheid betreft het laten uitvoeren van een trilling predictie om aan te tonen dat het niet noodzakelijk is.
(…)
Verder is de valhoogte van 2 meter met een valblok van 1000 kg te veel onder deze omstandigheden. Dit blijkt ook uit de kalenderstaat. Bij de eerste palen zijn per tocht (25 cm) tussen de 9 en 15 slagen geteld bij de laatste 1,5 meter. Naarmate de heiwerkzaamheden vorderden liep het aantal slagen op tot 18-20 slagen per tocht. Mogelijk is de valhoogte aangepast door de meldingen van overlast.
Antwoord op de vragen:
1. Is de schade aan de woning van partij 1 veroorzaakt door de (hei)werkzaamheden van partij 1bedoeld is partij 2: [gedaagde partij] , ktr.]
?
-
Omdat er geen trillingsmetingen zijn uitgevoerd is niet exact vast te stellen wat de invloed geweest is op de woning van partij 1;
-
Gezien de korte afstand tussen de heiwerkzaamheden en de woning van partij 1 (en andere woningen) was dit wel verstandig geweest;
-
Gelet op genoemde afstand tussen de woning van partij 1 en de heiwerkzaamheden is het aannemelijk dat de grenswaarde overschreden is geweest met schade tot gevolg.
-
De woning van partij 1 is voorzien van strokenfundering op staal en daardoor gevoeliger voor trillingen dan een onderheide fundering;
-
Door partij 1 is steengruis aangetroffen op de vensterbank in de woonkamer tijdens de heiwerkzaamheden. Steengruis onder scheuren ontstaat vaak bij trillingen;
-
De scheurvorming vertoont geen vervuiling en/of erosie waardoor dit recentelijk moet zijn ontstaan;
-
Uit opnamen van [bedrijf 3] blijkt dat scheurvorming in de voorgevel op 7 juni 2021 nog niet aanwezig was.
(…)
2.5.
[bedrijf 2] heeft in opdracht van de bewoners van de [adres+plaats 3] een soortgelijk onderzoek uitgevoerd. In haar rapport van 11 oktober 2022 schrijft ze op pagina 5 en 6:

(…)
Het is aannemelijk en mogelijk dat de nieuwe scheuren zoals omschreven bij de waarnemingen erbij zijn gekomen door (grond-)trillingen die zijn ontstaan door de bouw van de nieuwbouwwoning aan de overzijde van de straat. Dit aangezien de scheuren voor de werkzaamheden nog niet aanwezig waren. (…)
Door de hei- en grondwerkzaamheden kunnen er trillingen in de grond worden veroorzaakt. (…)
Er is geen trillingsmetingsrapport aanwezig waardoor er niet een meer feitelijke zekerheid kan worden omschreven die de hoeveelheid en/of de kracht van de trillingen kan omschrijven/bevestigen in onderhavige situatie.
(…)
2.6.
Op 10 januari 2023 hebben [eisende partijen] [gedaagde partij] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stellen te hebben geleden.
2.7.
[gedaagde partij] heeft geen aansprakelijkheid erkend. Hij heeft verwezen naar twee rapporten van IFCO van 13 maart 2023 en 28 juli 2023. In dat laatste rapport staat het volgende op pagina 7 en 16:

(…)
In onderhavige rapportage wordt de invloed van het heiwerk op de woning aan de [adres+plaats 1] beschouwd. (…) Volgens opgave is het pand niet gefundeerd op palen, maar op zand met een gemetselde fundering.
De afstand van de woning tot de nieuwbouw wordt geschat op ongeveer 25 m. De exacte afstand tot het heiwerk kan hier iets van afwijken.
(…)
Op basis van de trillingsprognose wordt de kans op trillingsschade aan de woning aan de [adres+plaats 1] door het heien van de buispalen op het perceel [adres+plaats 2] aanvaardbaar klein geacht (< 1 %).
(…)

3.Het geschil

3.1.
[eisende partijen] vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde partij] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partijen] € 6.467,84 te betalen aan schadevergoeding, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2021, althans de datum van dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
II. [gedaagde partij] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partijen] € 1.966,25 te betalen aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 12 mei 2022, althans de datum van dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagde partij] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partijen] € 796,71 te betalen aan buitengerechtelijke kosten, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten.
3.2.
Aan hun vordering leggen [eisende partijen] ten grondslag dat [gedaagde partij] heiwerkzaamheden heeft laten doen om de woning van hun overburen te bouwen en dat bij die werkzaamheden schade aan hun woning is ontstaan (scheuren). [gedaagde partij] had voorafgaand aan het heien onderzoek moeten laten doen naar de bouwkundige staat en de kwetsbaarheid van hun woning in de nabijheid van de heiplaats. Hij heeft nagelaten een zodanig heiplan te maken en uit te voeren waardoor geen schade bij hen ontstaan zou zijn en hij heeft nagelaten een nulmeting te verrichten voordat hij ging heien. [gedaagde partij] heeft op deze wijze onrechtmatig jegens [eisende partijen] gehandeld (een zorgplicht geschonden). Dit kan hem worden toegerekend en daarom is hij verplicht de schade die [eisende partijen] hebben geleden te vergoeden. Voor zover [gedaagde partij] gebruik heeft gemaakt van hulppersonen bij het heien, is hij daarvoor aansprakelijk op grond van art. 6:171 BW. De schade is door [bedrijf 1] begroot op € 6.467,85 inclusief btw. De factuur van [bedrijf 1] bedroeg € 1.966,25. De wettelijke rente is verschuldigd, omdat [gedaagde partij] te laat betaalt en [gedaagde partij] moet buitengerechtelijke incassokosten betalen, omdat [eisende partijen] hem hebben moeten aanmanen, aldus [eisende partijen] .
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer. [gedaagde partij] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partijen] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partijen] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partijen] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] heeft betwist dat sprake is van een onrechtmatige daad, van schade en van causaal verband tussen de gestelde onrechtmatige daad en de gestelde schade. Hij voert onder meer aan dat hij op voorhand middels sondering en een heiplan had bepaald dat de woning van [eisende partijen] gegeven de afstand van het werk tot de woning en de manier van heien redelijkerwijs geen schade kon oplopen. Hij heeft dus niet onzorgvuldig gehandeld of enige zorgplicht geschonden. Daarnaast geldt dat [eisende partijen] trillingsmeters hadden geplaatst tegen de gevel van hun woning die tijdens de werkzaamheden niet zijn uitgeslagen. De trillingen waren dus zo gering dat er geen kritische waarden werden overschreden. Verder heeft [gedaagde partij] door IFCO een achteraf opgestelde trillingsprognose laten maken, waaruit blijkt dat de heiwerkzaamheden de gestelde schade, indien bewezen, redelijkerwijs niet kan hebben veroorzaakt. De kans op trillingsschade aan de woning van [eisende partijen] door het heien wordt in dat rapport namelijk aanvaardbaar klein geacht (< 1 %). [gedaagde partij] wijst daarbij ook op het rapport van [bedrijf 1] waarin staat dat een trilling predictie een goed alternatief kan zijn voor bouwkundige opnamen en trillingsmetingen. Die trilling predictie heeft hij dus uitgevoerd. Tot slot wees [gedaagde partij] op een scheur in de voorgevel van de woning van [eisende partijen] die volgens hem al voor het heien aanwezig was en op de omstandigheid dat uit het rapport van [bedrijf 1] blijkt dat al scheurvorming in en aan de woning aanwezig was voor het heien. In het rapport staat “
bij de geringste trilling kan de scheurvorming opnieuw ontstaan.”
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat, gezien de uitgebreide betwistingen van [gedaagde partij] , meer had mogen worden verwacht van [eisende partijen] ter onderbouwing van hun vordering dan een enkele verwijzing naar het rapport van [bedrijf 1] . Uit het rapport van [bedrijf 1] blijkt namelijk niet onomstotelijk dat de gestelde schade van [eisende partijen] door de heiwerkzaamheden is ontstaan. Er staat in dat geen bouwkundige opname gemaakt is van de woning van [eisende partijen] , zodat niet kan worden vastgesteld of de geconstateerde gebreken al voor de werkzaamheden aanwezig waren. Verder blijkt uit het rapport dat niet exact is vast te stellen wat de invloed van de heiwerkzaamheden is geweest op de woning van [eisende partijen] , maar dat het aannemelijk is dat de grenswaarde overschreden is geweest met schade tot gevolg. Dat laatste, over de grenswaarde, is door middel van het rapport van IFCO (dat daadwerkelijk berekeningen heeft uitgevoerd) weerlegd. Voor zover [eisende partijen] zich ook beroepen op het rapport van [bedrijf 2] geldt dat deze allereerst is opgesteld ten behoeve van hun buren (van huisnummer 35) en dus niet zonder meer ook op de situatie van [eisende partijen] van toepassing is. Ten tweede geldt dat ook in dit rapport geschreven wordt dat het aannemelijk en mogelijk is dat de nieuwe scheuren (in die woning) erbij zijn gekomen door (grond-) trillingen die zijn ontstaan door de bouw van de nieuwbouwwoning aan de overzijde van de straat, maar dat dat niet met meer feitelijke zekerheid kan worden omschreven. Ook dit rapport is dus niet helder genoeg over het causaal verband.
4.3.
Nu [eisende partijen] hun vorderingen onvoldoende hebben onderbouwd, zullen ze worden afgewezen.
4.4.
[eisende partijen] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij] worden tot dit vonnis vastgesteld op € 660,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisende partijen] af,
5.2.
veroordeelt [eisende partijen] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partij] tot dit vonnis vastgesteld op € 660,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.
560 / 40141