ECLI:NL:RBGEL:2023:7204
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten in strafzaak na niet-vervolging
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 22 november 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de verzoeker, die niet verder vervolgd werd door de officier van justitie. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.A.J.M.I. van Laake, vroeg om een vergoeding van in totaal € 3.346 voor verschillende kosten die hij had gemaakt in het kader van de strafzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 30 mei 2023 heeft besloten om de verzoeker niet verder te vervolgen, wat deze beslissing onherroepelijk maakte. Het verzoekschrift werd op 28 augustus 2023 ingediend en de rechtbank heeft het verzoek op 22 november 2023 behandeld in een openbare raadkamer, waarbij de raadsman en de officier van justitie zijn gehoord. De verzoeker was niet verschenen.
De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen grond was voor het toekennen van een vergoeding voor de eigen bijdrage die de verzoeker verschuldigd was op basis van de toevoeging. Artikel 44 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand bepaalt dat de eigen bijdrage niet verschuldigd is indien de strafzaak eindigt zonder toepassing van een straf of maatregel. De rechtbank erkende dat de verzoeker emotioneel geleden had onder de dreiging van strafvervolging, maar oordeelde dat de gevraagde schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat dit verzoek buiten de strafvorderlijke schadevergoedingsregeling viel.
Wel heeft de rechtbank een vergoeding van € 10 toegekend voor de reiskosten die de verzoeker had gemaakt voor het verhoor bij de politie, en het gebruikelijke bedrag van € 680 voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoek. In totaal kent de rechtbank een vergoeding toe van € 690, terwijl het overige verzoek werd afgewezen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door rechter mr. F.J.H. Hovens, in aanwezigheid van griffier mr. B. Doedens.