ECLI:NL:RBGEL:2023:7204

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
23-021559
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten in strafzaak na niet-vervolging

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 22 november 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de verzoeker, die niet verder vervolgd werd door de officier van justitie. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.A.J.M.I. van Laake, vroeg om een vergoeding van in totaal € 3.346 voor verschillende kosten die hij had gemaakt in het kader van de strafzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 30 mei 2023 heeft besloten om de verzoeker niet verder te vervolgen, wat deze beslissing onherroepelijk maakte. Het verzoekschrift werd op 28 augustus 2023 ingediend en de rechtbank heeft het verzoek op 22 november 2023 behandeld in een openbare raadkamer, waarbij de raadsman en de officier van justitie zijn gehoord. De verzoeker was niet verschenen.

De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen grond was voor het toekennen van een vergoeding voor de eigen bijdrage die de verzoeker verschuldigd was op basis van de toevoeging. Artikel 44 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand bepaalt dat de eigen bijdrage niet verschuldigd is indien de strafzaak eindigt zonder toepassing van een straf of maatregel. De rechtbank erkende dat de verzoeker emotioneel geleden had onder de dreiging van strafvervolging, maar oordeelde dat de gevraagde schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat dit verzoek buiten de strafvorderlijke schadevergoedingsregeling viel.

Wel heeft de rechtbank een vergoeding van € 10 toegekend voor de reiskosten die de verzoeker had gemaakt voor het verhoor bij de politie, en het gebruikelijke bedrag van € 680 voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoek. In totaal kent de rechtbank een vergoeding toe van € 690, terwijl het overige verzoek werd afgewezen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door rechter mr. F.J.H. Hovens, in aanwezigheid van griffier mr. B. Doedens.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05/075668-22
raadkamernummer : 23-021559
datum zitting : 22 november 2023
datum beslissing : 22 november 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te Almelo,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
Raadsman: mr. J.A.J.M.I. van Laake, advocaat te Mill,
hierna te noemen: de verzoeker.

Feiten

De officier van justitie heeft beslist de verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 30 mei 2023 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 28 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 22 november 2023 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft de gemachtigde raadsman en de officier van justitie op zitting gehoord. De verzoeker is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 3.346 wegens:
de kosten van een raadsman (eigen bijdrage) in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer; door verzoeker is een factuur overgelegd tot een bedrag van € 156,-;
de reiskosten voor het melden voor verhoor bij de politie tot een bedrag van € 10,-;
immateriële schadevergoeding wegens het opsporingsonderzoek, het aangemerkt worden als verdachte en de daarmee gepaard gaande stress en psychische problemen: € 2.500,-;
e kosten van een raadsman voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek het verzoek op grond van artikel 530 Sv tot een bedrag van € 680,-, zoals ter ziting aangepast.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich voor een deel tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. De rechtbank acht die gronden aanwezig voor een deel van het verzochte.
a. a) De rechtbank acht geen grond aanwezig voor het toekennen van een vergoeding voor de eigen bijdrage die verzoekster ingevolge de toevoeging aanvankelijk verschuldigd was. Artikel 44 lid 2 Wet op de rechtsbijstand bepaalt immers dat de eigen bijdrage niet verschuldigd is indien de strafzaak eindigt zonder toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht.
b) Hoewel voorstelbaar is dat verzoekster emotioneel geleden heeft onder de dreiging van een strafvervolging en het feit dat zij, in haar beleving, volstrekt ten onrechte is aangemerkt als verdachte, kan de gevraagde schadevergoeding niet worden toegewezen. Dit verzoek valt buiten het bestek van de strafvorderlijke schadevergoedingsregeling. Vorderingen als de onderhavige kunnen alleen bij de civiele rechter worden ingediend.
c) De rechtbank acht het billijk een vergoeding van € 10,- toe te kennen voor de reiskosten die door verzoekster zijn gemaakt ten behoeve van het verhoor bij de politie. Deze vergoeding is berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde, namelijk op basis van de kosten van openbaar vervoer tweede klasse.
d) De rechtbank zal het gebruikelijke bedrag van € 680,- toekennen voor de kosten van indiening en behandeling van dit verzoek.
De rechtbank zal daarom een vergoeding toekennen voor:
Kosten indiening en behandeling € 680,-
Reiskosten € 10
Totaal € 690,-

Beslissing

De rechtbank kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 690,-.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Doedens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 690,- (zegge: zeshonderdnegentig euro), ten gunste van verzoeker,
door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer [rekeningnummer] ,
ten name van mr. J.A.J.M.I. van Laake,
onder vermelding van ‘ [vermelding] ’.