ECLI:NL:RBGEL:2023:7213

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
10519593 \ CV EXPL 23-1445
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.TH. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering zorgverzekeringsovereenkomst met verwerping beroep op verjaring

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst. De eisende partij vordert een bedrag van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente, omdat [gedaagde] een totaalbedrag van € 8.787,14 onbetaald heeft gelaten. De vordering is ontstaan in 2014, en ondanks een betalingsregeling in 2016 heeft [gedaagde] niet aan zijn verplichtingen voldaan. VGZ heeft meerdere betalingsherinneringen gestuurd en uiteindelijk besloten om juridische stappen te ondernemen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ heeft gesloten en dat hij verplicht is om de verschuldigde premies en kosten te betalen. Het beroep van [gedaagde] op verjaring is afgewezen, omdat VGZ kan aantonen dat de vordering in 2014 is ontstaan en dat de verjaring is gestuit door de betalingsregelingen. De kantonrechter heeft de vordering van VGZ toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en proceskosten. [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van € 500,00 aan VGZ, met rente vanaf 3 april 2023, en is ook verantwoordelijk voor de proceskosten die tot de uitspraak zijn gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10519593 \ CV EXPL 23-1445
Vonnis van 15 september 2023
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij VGZ een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet afgesloten. Op basis daarvan is hij verplicht de door VGZ bij hem in rekening gebrachte bedragen aan premies, zorgkostenfacturen (eigen bijdragen), polis mutaties (premiewijzigingen) en acceptgirokosten aan VGZ te voldoen.

3.Het geschil

3.1.
VGZ vordert - samengevat - dat [gedaagde] een bedrag van € 500,00 aan haar betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, en de proceskosten inclusief de nakosten.
3.2.
VGZ legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] heeft van de op basis van de zorgverzekeringsovereenkomst door hem aan VGZ te betalen bedragen een bedrag van € 8.787,14 onbetaald gelaten. De vordering is ontstaan in 2014. In mei 2016 heeft [gedaagde] een betalingsregeling getroffen met de toenmalige gemachtigde van VGZ, maar vanaf 2017 is de vordering vaak weer opgehoogd met nieuwe uitgebleven betalingen. VGZ heeft [gedaagde] meerdere malen betalingsherinneringen gestuurd, maar die hebben niet tot (volledige) betaling geleid. Zij heeft vervolgens haar gemachtigde ingeschakeld, die [gedaagde] ook tevergeefs heeft aangemaand om te betalen. Daarom heeft VGZ zich genoodzaakt gezien deze procedure te starten. Om haar moverende redenen beperkt VGZ haar vordering in het kader van deze procedure tot een bedrag van € 500,00 aan hoofdsom, waarbij zij haar rechten reserveert met betrekking tot de invordering van het nog resterende deel van haar vordering. Naast de hoofdsom maakt zij tevens aanspraak op betaling van de wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde] voert verweer dat, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna aan de orde zal komen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt als volgt. Niet in geschil is dat [gedaagde] een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ heeft gesloten.
4.2.
Op basis van de tussen partijen geldende overeenkomst is [gedaagde] aan VGZ premies, eigen bijdragen en kosten voor betaling per acceptgiro verschuldigd. [gedaagde] voert weliswaar aan dat hij niet wist dat hij soms zelf een deel van zijn medicatie moet betalen, maar daartoe is hij wettelijk gezien wel verplicht.
4.3.
Het beroep van [gedaagde] op verjaring slaagt niet. VGZ heeft gesteld en met stukken onderbouwd dat de vordering in 2014 is ontstaan en dat zij, althans haar toenmalige gemachtigde M.G. de Jong Gerechtsdeurwaarders- & Incassokantoor (waarvan de naam op 1 maart 2018 is veranderd in Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso), [gedaagde] vanaf november 2015 betalingsherinneringen heeft gestuurd en dat [gedaagde] vervolgens in mei 2016 een betalingsregeling met haar heeft getroffen. Dit sluit ook aan bij het als productie 3 overgelegde betalingsoverzicht waarop vanaf 20 mei 2016 betalingen van € 50,00 per keer te zien zijn. In haar conclusie van repliek heeft VGZ vervolgens gesteld dat zij onlangs een nieuwe betalingsregeling met [gedaagde] heeft getroffen, maar dat zij haar vordering toch handhaaft, omdat [gedaagde] de betalingsregelingen niet altijd nakomt. Hoewel [gedaagde] weerspreekt dat hij een nieuwe betalingsregeling met de huidige gemachtigde van VGZ heeft getroffen, erkent hij wel dat hij op dit moment € 50,00 per maand afbetaalt op basis van een eerdere afbetalingsregeling. Hiermee erkent hij expliciet dat VGZ een vordering op hem heeft en daardoor gaat zijn eventuele beroep op verjaring niet op, omdat de verjaring gestuit is. De kantonrechter merkt nog op dat [gedaagde] weliswaar aanvoert dat hij nooit brieven over openstaande rekeningen van VGZ of Inkassier heeft ontvangen, maar dat strookt niet met het feit dat hij een betalingsregeling heeft getroffen. Bovendien zijn de door VGZ in deze procedure overgelegde brieven aan [gedaagde] vanaf november 2015 steeds gestuurd naar het adres [adres+plaats] , het adres waarop ook de dagvaarding in deze procedure is betekend.
4.4.
De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen.
4.5.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van VGZ als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
160,00
(2,00 punten × € 80,00)
Totaal
417,85
4.6.
De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 132,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 3 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van VGZ vastgesteld op € 417,14 en € 40,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.TH. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023.
610 \ 41245