ECLI:NL:RBGEL:2023:7481

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
C/05/427195 / HO RK 23/861
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van een akkoord aangeboden door een besloten vennootschap in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 november 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de besloten vennootschap [verzoekster] B.V. tot homologatie van een akkoord op grond van artikel 383 lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Verzoekster had op 7 juni 2023 een verklaring ter griffie gedeponeerd en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. Na het verlenen van een afkoelingsperiode op 10 juli 2023, heeft verzoekster op 31 oktober 2023 een verzoekschrift ingediend tot homologatie van het aangeboden akkoord. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 november 2023, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de advocaat van verzoekster, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan. De rechtbank heeft ook beoordeeld of aan de voorwaarden voor homologatie is voldaan, zoals het tijdig informeren van schuldeisers en de correcte uitvoering van de stemming. De rechtbank concludeert dat geen van de afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw zich voordoet. Het verzoek tot homologatie wordt toegewezen, wat betekent dat het akkoord dat aan de schuldeisers is aangeboden, wordt goedgekeurd. Dit biedt verzoekster de mogelijkheid om haar schulden op een gestructureerde manier af te wikkelen, wat in het belang is van zowel de onderneming als de schuldeisers.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Team Insolventies – meervoudige kamer
Vonnis op grond van artikel 383 Faillissementswet (Fw)
rekestnummer : C/05/427195 / HO RK 23/861
uitspraakdatum : 21 november 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaten: mrs. A. van der Schee en L. van Dieren-Muller, kantoorhoudende te Utrecht.

1.De procedure

1.1
Verzoekster heeft op 7 juni 2023 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd. Verzoekster heeft daarbij gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.2
Op 9 juni 2023 heeft verzoekster ter griffie een verzoekschrift ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van vier maanden. Bij beschikking van 10 juli 2023 is de verzochte afkoelingsperiode verleend voor de duur van vier maanden.
1.3
Op 24 oktober 2023 is het stemverslag in de zin van artikel 382 lid 2 Fw ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd.
1.4
Op 31 oktober 2023 is ingekomen een verzoekschrift met bijlagen tot homologatie van een door verzoekster aangeboden akkoord op grond van artikel 383 lid 1 Fw.
1.5
Bij beschikking van 6 november 2023 heeft de rechtbank bepaald dat de mondelinge behandeling van het onder 1.4 vermelde verzoek plaatsvindt op 10 november 2023 om 14.00 uur en dat verzoekster de stemgerechtigde schuldeisers hiervan onverwijld schriftelijk in kennis stelt. Tevens is, bij wijze van tijdelijke voorziening, bepaald dat de bij beschikking van 10 juli 2023 afgekondigde afkoelingsperiode voortduurt tot en met de dag waarop de rechtbank bij vonnis op het ingediende homologatieverzoek heeft beslist.
1.6
Op 9 november 2023 is een e-mailbericht met bijlage van verzoekster ontvangen, waaruit de totstandkoming van een overeenkomst d.d. 9 november 2023 tussen verzoekster en een niet eerder bekende concurrente crediteur ( [crediteur] B.V.) blijkt, die deze concurrente crediteur in dezelfde positie brengt als de schuldeisers die zijn betrokken in het te homologeren akkoord. De e-mail heeft verzoekster in kopie aan de Belastingdienst en de concurrente crediteuren gezonden en zij heeft de aandeelhouder hierover separaat bericht.
1.7
Het homologatieverzoek is op 10 november 2023 door middel van een videoverbinding behandeld. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- [bestuurder] , middellijk bestuurder van verzoekster;
- mr. A. van der Schee, voornoemd;
- mr. L. van Dieren-Muller, voornoemd;
- mr. M.D. Schuilwerve, eveneens advocaat van verzoekster.
1.8
De rechtbank heeft bepaald dat zij vandaag uitspraak zal doen.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
2.1
Verzoekster exploiteerde sinds 2012, als onderdeel van de ‘ [naam groep] ’, een OEM-onafhankelijk servicebedrijf in Nederland. De onderneming van verzoekster hield zich bezig met onderhoud, reparatie en revisie van bestaande multibrand-gasmotoren in de warmtekracht- en biogasmarkt. Haar enig aandeelhouder en bestuurder is de besloten vennootschap [Holding] B.V. (hierna: [Holding] ).
2.2
Verzoekster heeft aangevoerd dat verschillende oorzaken ten grondslag liggen aan haar financiële problemen. Verzoekster, van origine Duits, had aanvankelijk moeite om voet aan de grond te krijgen in Nederland. In 2020 ontstond voor [Holding] de mogelijkheid om een joint venture aan te gaan met een externe partij, waarmee werd beoogd om de positie van de [naam groep] binnen Nederland in de markt voor onderhoud en reparatie van zuigercompressoren in de chemische en petrochemische industrie te verstevigen. De joint venture zou door [zustervennootschap] B.V. (die hiervoor in 2020 is opgericht) worden aangegaan.
2.3
Verzoekster heeft, ter voorbereiding op de joint venture, verschillende investeringen gedaan en personeelsleden aangetrokken. Als gevolg van het plotselinge terugtrekken van de joint venture partner, het teruglopen van (eigen) opdrachten tijdens de COVID-pandemie, vertrekkend personeel en daarbovenop de gascrisis, is uiteindelijk het toekomstperspectief voor verzoekster (en [zustervennootschap] ) komen te ontbreken. Verzoekster is daarom gestart met het gecontroleerd afwikkelen van haar onderneming.
2.4
In het najaar van 2022 zijn de bedrijfsactiviteiten van verzoekster grotendeels afgebouwd en beëindigd. Nadien zijn de nog lopende verplichtingen van verzoekster, zoals onder andere de huur van het bedrijfspand, beëindigd. Met de verhuurder is een regeling getroffen in lijn met het ontwerpakkoord. De courante voorraadartikelen en inventaris zijn te gelde gemaakt en de laatste debiteurenvorderingen zijn geïncasseerd. Met de gecontroleerde afwikkeling is €778.265,83 aan liquide middelen beschikbaar gekomen voor verdeling onder de crediteuren via een liquidatieakkoord. Daarnaast is een beperkte voorziening van €15.000,00 aangehouden voor de verdere afwikkeling van het akkoord, waarvan het eventuele restant eveneens onder de crediteuren zal worden verdeeld.

3.Het akkoord en het verzoek

3.1
Het aan de schuldeisers aangeboden akkoord houdt – verkort weergegeven – het volgende in. Verzoekster is voornemens de opbrengst van de gecontroleerde afbouw van haar onderneming, namelijk €778.265,83 aan liquide middelen, onder haar niet-gelieerde schuldeisers te verdelen. De voornoemde middelen worden vrijwel onmiddellijk (binnen 14 dagen) na het homologatievonnis verdeeld onder de schuldeisers. Een eventueel restant van de aangehouden voorziening ad € 15.000,00 zal worden verdeeld onder de schuldeisers conform het akkoord.
De schuldenlast van verzoekster is als volgt opgebouwd:
Belastingdienst
€ 981.108,00
Concurrente schuldeisers
€ 496.864,72
Intercompany schuldeisers
€ 561.882,59
Aandeelhoudersleningen
€ 1.683.000,00
Totaal
€ 3.695.855,31
3.2
De crediteuren zijn onderverdeeld in drie klassen en aan hen is het volgende voorstel gedaan:
1) Belastingdienst
Uitkering ad 64% op de openstaande vordering
2) Concurrente crediteuren
Uitkering ad 32% op de openstaande vordering
3) Intercompany crediteuren
Debt for equity swap, hetgeen feitelijk een uitkering ad 0% op de vordering betekent nu zij aandelen verkrijgen in de te liquideren vennootschap
Afgezien van de concurrente crediteur waarmee niet eerder bekendheid bestond en waarmee, zoals onder 1.6 vermeld, een individuele regeling is getroffen in lijn met het te homologeren akkoord, zijn geen crediteuren buiten het akkoord gehouden.
3.3
Verzoekster verkeert in de in artikel 370 lid 1 Fw bedoelde toestand. Met een gecontroleerde afwikkeling van de onderneming middels een liquidatieakkoord wordt – met name voor de concurrente crediteuren – een beter resultaat bereikt dan met de afwikkeling in faillissement. De voornoemde fiscale schulden kunnen in faillissement niet gesaneerd worden, terwijl op grond van het liquidatieakkoord afstand wordt gedaan van een substantieel percentage van de fiscale vordering. Bovendien worden de voornoemde intercompanyschulden en aandeelhoudersleningen in een faillissement niet in aandelen omgezet, waardoor de concurrente schuldenlast in dat geval € 2.244.885,59 hoger is. In faillissement worden bovendien boedelkosten gemaakt, die in geval van een faillissement met voorrang uit het beschikbare actief worden voldaan.
3.4
Het akkoord is op 9 oktober 2023 in stemming gebracht en aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouder is – zo volgt uit het akkoord – alle informatie verstrekt die zij nodig hadden om zich voor het plaatsvinden van de stemming een geïnformeerd oordeel te kunnen vormen over het akkoord. De stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouder konden via het invullen van een stemformulier tot 22 oktober 2023 hun stem uitbrengen. De Belastingdienst en Intercompany crediteuren hebben (unaniem) vóór het akkoord gestemd. In de klasse concurrente schuldeisers hebben 15 crediteuren (73,50% van de concurrente schuldenlast) met het akkoord ingestemd en vijf crediteuren (26,50% van de concurrente schuldenlast) hebben zich onthouden van stemming. Geen van de crediteuren heeft tegen het akkoord gestemd; alle klassen hebben ingestemd met het akkoord.
3.5
Verzoekster verzoekt de rechtbank op de voet van artikel 383 lid 1 Fw het akkoord te homologeren.

4.De beoordeling

4.1
Omdat ten minste één klasse van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd, kan [verzoekster] B.V. op de voet van artikel 383 lid 1 Fw in haar verzoek worden ontvangen.
4.2
Uit artikel 384 lid 1 Fw volgt dat het verzoek tot homologatie wordt toegewezen, tenzij blijkt dat zich een van de in lid 2 genoemde afwijzingsgronden voordoet of een stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder met succes een beroep doet op een van de afwijzingsgronden die zijn opgenomen in de leden 3 en 4.
4.3
Geen van de stemgerechtigde schuldeisers of aandeelhouder heeft een beroep gedaan op (een van) de afwijzingsgronden van artikel 384 lid 3 en 4 Fw. De rechtbank is daarom gehouden het verzoek uitsluitend te toetsen aan de afwijzingsgronden als vermeld in artikel 384 lid 2 Fw.
4.4
De rechtbank zal dus moeten toetsen of zich een van de algemene afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw voordoet. In dat kader moet zij beoordelen of:
de onderneming in de toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan (artikel 384 lid 2 sub a juncto artikel 370 lid 1 Fw);
alle schuldeisers en de aandeelhouder op wie het akkoord betrekking heeft, tijdig voorafgaand aan de stemming daarvan in kennis zijn gesteld en op de juiste wijze op de hoogte zijn gebracht van de behandeling van het homologatieverzoek (artikel 384 lid 2 sub b juncto artikel 381 lid 1 en artikel 383 lid 5 Fw);
de informatie die in het akkoord en de bijlagen is opgenomen toereikend was en de stemming correct is uitgevoerd (artikel 384 lid 2 sub c juncto artikel 375 en artikel 381 Fw);
de schuldeisers en de aandeelhouder op een correcte wijze zijn onderverdeeld in klassen (artikel 384 lid 2 sub c juncto artikel 374 Fw);
de schuldeisers en de aandeelhouder voor het juiste bedrag tot de stemming zijn toegelaten (artikel 384 lid 2 sub d Fw);
de nakoming van het akkoord voldoende is gewaarborgd (artikel 384 lid 2 sub e Fw);
er andere redenen zijn om de homologatie af te wijzen (artikel 384 lid 2 sub i Fw).
4.5
Op basis van de inhoud van het verzoekschrift, de bijlagen en de tijdens de behandeling in raadkamer gegeven toelichting, komt de rechtbank tot het oordeel dat de onderneming in de toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan en dat voorts geen van de afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw zich voordoet. Nakoming van het akkoord is voldoende gewaarborgd nu de voor het akkoord benodigde gelden, naar uit het akkoord volgt, op twee bankrekeningen van verzoekster staan. Dit betekent dat het verzoek tot homologatie zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- homologeert het door [verzoekster] B.V. aangeboden akkoord.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Steverink, voorzitter, mr. J. Schreurs-van de Langemheen en mr. B.A. Cnossen, rechters, en in aanwezigheid van mr. P.M. Mom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.