ECLI:NL:RBGEL:2023:7489

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
10202003
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bank voor schade door oplichting via telefonische misleiding

In deze zaak vordert de eiser, een cliënt van ING Bank N.V., schadevergoeding van de bank na te zijn opgelicht door een persoon die zich voordeed als een investeringsadviseur. De eiser had een bankrekening bij ING en maakte gebruik van de online bankdiensten. Op 30 juni 2021 werd zij gebeld door een man genaamd 'James', die haar overtuigde om hem toegang te geven tot haar computer. Hierdoor kon hij haar betaallimiet verhogen en geld overmaken naar een account dat hij had aangemaakt. De eiser meldde de oplichting later die dag bij de fraude-afdeling van ING, maar werd opnieuw door James benaderd, wat leidde tot verdere overboekingen. De eiser vorderde in totaal € 18.250,00 van ING, stellende dat de bank nalatig was in haar zorgplicht en onvoldoende maatregelen had genomen om haar te beschermen tegen de oplichterij. ING verweerde zich door te stellen dat de eiser zelf toestemming had gegeven voor de transacties en dat zij voldoende was geïnformeerd over de risico's. De kantonrechter oordeelde dat ING niet aansprakelijk was, omdat de eiser zelf de handelingen had bevestigd en er geen onrechtmatige nalatigheid van de bank was aangetoond. De vorderingen van de eiser werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 10202003 \ CV EXPL 22-3661
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eiser],
te [Plaatsnaam] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. N.C. Ing, (DAS),
tegen
ING BANK N.V.,
te Amsterdam ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ING ,
gemachtigde: mr. H.J. Goudswaard,
procesadvocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 februari 2023
- de brief van mr. Ing van 3 maart 2023, met daarbij de akte overlegging nadere producties
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2023, waar de gemachtigde spreekaantekeningen hebben voorgedragen en overgelegd en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een bankrekening bij ING met spaarrekening. Zij maakt voor het betalingsverkeer gebruik van ‘Mijn ING ’ op de computer en van de ING mobiel bankieren-app op de telefoon.
2.2.
Op 30 juni 2021 rond 11.50 uur werd [eiser] opgebeld door ene ‘ James ’, die haar aansprak over een investering die zij in 2020 had gedaan via Dualix en waarbij zij een deel van haar inleg kwijt was geraakt. James vertelde dat zij haar geld terug kon krijgen. Hij was in het bezit van haar e-mailadres en telefoonnummer en heeft [eiser] er toe bewogen hem mee te laten kijken in haar pc en hem op afstand de toegang daarin te verschaffen. James heeft de betaallimiet van de bankrekening verhoogd naar € 30.000,00 en heeft via iDeal
€ 4.750,00 overgemaakt van de rekening van [eiser] naar een door hem ‘voor [eiser] ’ aangemaakt account in Coinbase. Hierna verdween het geld naar een ‘wallet’.
2.3.
Omdat [eiser] begreep dat zij was opgelicht heeft zij rond 13.45 uur de fraude-afdeling van ING gebeld.
2.4.
Rond 17.30 uur werd [eiser] weer gebeld door James , die vertelde dat hij zou zorgen dat [eiser] het geld zou terugkrijgen. Hij heeft [eiser] er toe bewogen opnieuw hem toegang te verschaffen tot de pc, waarna hij een bedrag van € 12.250,00 en een bedrag van
€ 6.000,00 overmaakte van de (spaar)rekening van [eiser] naar de account op Coinbase, waarna het verdween naar een wallet.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van ING tot betaling van € 18.250,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
ING voert verweer. ING concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt dat ING na haar telefonische melding van de oplichting door James had moeten beletten dat gebruik gemaakt kon worden van de door James aangevraagde kredietverhoging. Ook acht zij het onzorgvuldig van ING dat de medewerkster van de fraudeafdeling [eiser] niet indringend heeft gewaarschuwd en niet heeft uitgelegd dat de kredietverhoging niet teruggedraaid kon worden en na vier uur zou worden geëffectueerd.
ING heeft onvoldoende maatregelen getroffen om er voor te zorgen dat [eiser] niet nogmaals kon worden opgelicht en heeft niet voldaan aan haar informatieplicht. Daarom is ING jegens haar aansprakelijk en dient de schade van € 18.250,00 vergoed te worden, aldus [eiser] .
4.2.
ING betwist dit. Zij stelt dat [eiser] wel voldoende gewaarschuwd is door de medewerkster van de fraude-afdeling en er overigens voor alle handelingen van James toestemming gegeven is door [eiser] via de app of de handeling door haar bevestigd is, zodat [eiser] zelf de gevolgen daarvan moet dragen. ING heeft alles gedaan wat in een dergelijk geval van haar gevraagd wordt, aldus ING . Zo is na de melding het account geblokkeerd en is dit pas vrij gegeven nadat [eiser] zelf via de telefoon gemeld had dat zij haar gebruikersnaam en wachtwoord gewijzigd had en is [eiser] er op gewezen dat zij niemand meer toestemming mag geven om haar pc over te nemen of toegang mag verlenen tot haar account. Desondanks heeft zij dat wel gedaan en heeft zij ook de betaalopdrachten die James in haar account gaf bevestigd via de app.
4.3.
[eiser] baseert haar vordering op diverse grondslagen. Zo stelt zij dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:525 BW en dat ING had moeten beletten dat gebruik gemaakt kon worden van de aangevraagde limietverhoging. Het verhogen van de kredietlimiet is een onderdeel van het geheel van procedures dat nodig is om aan het (digitaal) bankverkeer deel te nemen en daarmee een betaalinstrument in de zin van dit artikel, aldus [eiser] . ING betwist dit en stelt dat het wijzigen van de kredietlimiet op zich staat en geen betalingshandeling is.
Wat daarvan ook zij, als er al sprake zou zijn van een betaalinstrument als bedoeld in dit artikel, kan [eiser] haar vordering niet op dit artikel baseren. Volgens artikel 7:528 BW is de betaaldienstverlener (hier: ING ) immers niet gehouden tot terugbetaling in gevallen van toegestane betalingstransacties. Vast staat dat [eiser] de door James opgegeven verhoging van de kredietlimiet en de betaalopdrachten zelf heeft bevestigd via haar app en dus de transacties heeft toegestaan.
4.4.
Voor zover [eiser] bij dagvaarding stelt dat zij haar vordering baseert op de stelling dat zij na het gesprek met de medewerkster van ING haar kredietlimiet heeft gewijzigd, heeft zij niet aangegeven welke gevolgen zij aan die stelling verbindt. Aangenomen word dat zij, nadat ING de loggegevens die [eiser] gevraagd had heeft overgelegd en daaruit de (poging tot) wijziging niet is gebleken, deze grondslag heeft laten vallen.
De derde grondslag die [eiser] noemt betreft het onzorgvuldig handelen van ING en het schenden van de bancaire zorgplicht. Enerzijds door [eiser] onvoldoende te informeren, anderzijds door onvoldoende beveiligingsmaatregelen te nemen.
4.5.
Ook hierin kan [eiser] niet gevolgd worden. ING heeft meegedeeld dat in de procedure om een kredietlimiet te verhogen een wachttijd van vier uur zit en dat de rekeninghouder met een pop-up-bericht daarover geïnformeerd wordt tijdens de wijzigingsprocedure in de app of online bankomgeving. Bij een poging de limiet na het telefoongesprek terug te wijzigen had [eiser] ook een bericht moeten zien dat de eerdere aanvraag in behandeling was en na vier uur beschikbaar zou zijn. Het is technisch niet mogelijk dat ze geen bericht heeft gehad bij de verhoging door James . Een verhoging in de MijnING-omgeving moet ze in de app bevestigen en daarbij moet [eiser] dat bericht gekregen hebben.
[eiser] kan zich niet herinneren deze melding gezien te hebben. Dat [eiser] door de stressvolle situatie een en ander niet bewust gezien heeft, is mogelijk en uiteraard spijtig, maar dat kan zij niet aan ING verwijten. De medewerkster met wie [eiser] gesproken heeft mocht er van uit gaan dat [eiser] deze informatie had gezien en gelezen. Hoewel het geen kwaad had gekund en voor [eiser] wenselijk was geweest als deze informatie voor de zekerheid nog een keer aan [eiser] was meegedeeld, is het achterwege blijven van deze mededeling geen onrechtmatige onzorgvuldigheid.
4.6.
[eiser] wijst er op dat de bankmedewerkster wist dat zij in shock was en kwetsbaar en haar dus had moeten steunen en hulp had moeten bieden, door zelf beschermende maatregelen te (laten) nemen en indringend aan [eiser] uit te leggen dat zij haar geld kwijt was en de dader het nog een keer zou proberen.
ING voert aan dat uit het gevoerde telefoongesprek niet blijkt van de emoties die [eiser] noemt. Voor de medewerkster klonk [eiser] rustig en gaf ze concrete en adequate antwoorden, terwijl [eiser] zelf aangaf dat ze dom was geweest en wist dat de dader nog een keer zou bellen. De medewerkster heeft gewaarschuwd dat [eiser] geen toegang tot haar pc en haar rekening mocht geven en dat werd door [eiser] bevestigd, zodat er ook geen reden was voor verdere waarschuwingen, aldus ING .
4.7.
ING kan hierin worden gevolgd. Van het gesprek is een transcriptie in het dossier aanwezig. De opname van het gesprek is ter zitting beluisterd. Hierin klinkt [eiser] bij aanvang van het gesprek wel gejaagd, maar nadat de medewerkster verteld heeft dat een mail aan Coinbase is gestuurd om te kijken of het geld teruggehaald kan worden, is dat niet meer het geval. [eiser] is weinig aan het woord, maar klinkt niet merkbaar gestrest of paniekerig. Uiteraard is merkbaar dat zij de situatie erg naar vindt en hoopt op een gunstige afloop en het terugdraaien van de afschrijvingen. Haar antwoorden op de vragen klinken adequaat en op de mededeling van de medewerkster dat [eiser] geen toegang moet geven tot het internetbankieren of de computer en niet in opdracht van iemand moet investeren in crypto antwoordt ze ‘Ja, ja. Weet ik’. Ook noemt de medewerkster de mogelijkheid dat de oplichter het nog een keer zal proberen. De medewerkster deelt mee dat de rekening geblokkeerd is, maar dat ze dat zal opheffen omdat [eiser] haar inloggegevens heeft gewijzigd en ze legt uit hoe [eiser] haar gebruikersnaam moet wijzigen. [eiser] antwoord met ‘oke’. Voor zover [eiser] tijdens dit gesprek in paniek was, was dit voor een derde via de telefoon niet merkbaar.
Er is geen reden om er aan te twijfelen dat [eiser] later op de dag, bij de tweede oplichting door James , in paniek en wanhopig was, maar dit kan zij niet aan de gedragingen van ING of het nalaten daarvan wijten.
4.8.
Ten aanzien van de handelingen die ING volgens [eiser] had kunnen en moeten nemen om haar rekening te beschermen heeft ING aangevoerd dat deze maatregelen deels technisch niet mogelijk zijn (zoals het niet uitvoeren van de limietverhoging) en deels niet van haar verlangd kunnen worden in verband met haar bancaire taak (een bevestigde betalingsopdracht moet uitgevoerd worden) en de privacy van haar rekeninghouders. ING wijst op de door haar overgelegde uitspraken van het Kifid en wijst daarnaast op de verplichtingen van rekeninghouders/gebruikers die in de toepasselijke algemene voorwaarden zijn opgenomen. ING kan ook hierin worden gevolgd.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen grond is voor toewijzing van de vorderingen van [eiser] , zodat deze zullen worden afgewezen. [eiser] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom ook in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van ING vastgesteld op € 792,00 aan salaris gemachtigde. De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ING tot dit vonnis vastgesteld op € 792,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op
12 april 2023.