In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een andere besloten vennootschap (hierna: gedaagde) over schade aan verfwerk. Eiseres stelt dat gedaagde aansprakelijkheid heeft erkend voor de schade aan het verfwerk en heeft aangeboden deze te vergoeden. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 31 januari 2022 eiseres opgedragen bewijs te leveren van deze erkenning van aansprakelijkheid. Eiseres heeft getuigen gehoord, waaronder een vertegenwoordiger van gedaagde, die verklaarde dat hij uit coulance had aangeboden de herstelkosten te vergoeden, maar niet erkende dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade.
De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat eiseres in haar bewijsopdracht is geslaagd. De toezegging van gedaagde om de schade te vergoeden wordt gelijkgesteld aan een erkenning van aansprakelijkheid, ook al was dit aanbod coulancehalve gedaan. De rechtbank oordeelt dat er een nadere overeenkomst is ontstaan tussen partijen, waarbij gedaagde zich heeft verplicht de schade te vergoeden.
De rechtbank komt niet toe aan de overige verweren van gedaagde, omdat het eerste verweer, dat geen aansprakelijkheid is erkend, niet standhoudt. De rechtbank is voornemens een deskundige te benoemen om de kosten van het herstel van het verfwerk te beoordelen. Partijen worden aangemoedigd om in overleg te treden om een schikking te treffen, ter voorkoming van verdere kosten. De zaak wordt aangehouden in afwachting van de uitlating van partijen over het deskundigenbericht.