Uitspraak
1.Mevrouw [gedaagde 1]
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
€ 29,18
4.De beoordeling
€ 528,00(2,00 punten × € 264,00)
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een stichting als eiser en twee gedaagden, waarbij de eiser vorderingen heeft ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook tot betaling van huurachterstand. De eiser, vertegenwoordigd door W. van Tuijl, heeft gesteld dat de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hun betalingsverplichtingen niet zijn nagekomen, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 4.495,57 per oktober 2022. De eiser vorderde ook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
Tijdens de procedure heeft [gedaagde 1] verweer gevoerd, waarbij zij de huurachterstand niet betwistte, maar aanvoerde dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd was vanwege persoonlijke omstandigheden, waaronder een minderjarig kind. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] inmiddels weer in staat is om de huur te betalen, maar dat er nog een achterstand is. De rechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde niet toewijsbaar zijn, gezien de omstandigheden van [gedaagde 1] en de belangen van haar kind.
De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand toegewezen, met een totaalbedrag van € 4.124,21, en de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2022. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de aanmaning de gedaagde heeft bereikt. De gedaagden zijn in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.