ECLI:NL:RBGEL:2023:838

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
10139413
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde afgewezen; vordering tot betaling huurachterstand toegewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een stichting als eiser en twee gedaagden, waarbij de eiser vorderingen heeft ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook tot betaling van huurachterstand. De eiser, vertegenwoordigd door W. van Tuijl, heeft gesteld dat de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hun betalingsverplichtingen niet zijn nagekomen, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 4.495,57 per oktober 2022. De eiser vorderde ook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

Tijdens de procedure heeft [gedaagde 1] verweer gevoerd, waarbij zij de huurachterstand niet betwistte, maar aanvoerde dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd was vanwege persoonlijke omstandigheden, waaronder een minderjarig kind. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] inmiddels weer in staat is om de huur te betalen, maar dat er nog een achterstand is. De rechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde niet toewijsbaar zijn, gezien de omstandigheden van [gedaagde 1] en de belangen van haar kind.

De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand toegewezen, met een totaalbedrag van € 4.124,21, en de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2022. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de aanmaning de gedaagde heeft bereikt. De gedaagden zijn in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10139413 \ CV EXPL 22-7175 \ 44456 \ 40141
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de stichting [eiser]
gevestigd te Tiel
eisende partij
vertegenwoordigd door W. van Tuijl
tegen

1.Mevrouw [gedaagde 1]

wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. D.A. IJpelaar
2. Meneer [gedaagde 2]
wonende te [woonplaats]
niet verschenen
gedaagde partijen
Partijen worden hierna [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 december 2022;
- de brief van [eiser] van 10 januari 2023 met onder andere de actuele huurachterstand;
- de mondelinge behandeling van 19 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] verhuurt aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning aan het adres [straatnaam] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde), tegen een bij vooruitbetaling te betalen huurprijs van op dit moment € 700,23 per maand.
2.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn hun betalingsverplichtingen richting [eiser] niet geheel nagekomen, waardoor er sprake is van een huurachterstand. Per oktober 2022 bedroeg de huurachterstand € 4.495,57 (meer dan zes maanden). Per 10 januari 2023 bedroeg de huurachterstand € 4.095,03.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de ontbinding van de huurovereenkomst, de ontruiming van het gehuurde en de hoofdelijke veroordeling tot betaling van een bedrag van:
- huurachterstand tot november 2022 € 4.495,57
- buitengerechtelijke incassokosten € 434,51
- wettelijke rente tot 1 oktober 2022
€ 29,18
Totaal € 4.959,26
Daarnaast vordert [eiser] een bedrag van € 700,23 per maand vanaf november 2022 tot aan de ontruiming. [eiser] vordert tot slot verdere wettelijke rente en de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gebreke zijn gebleven met de uit de huurovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichting en daarmee een huurachterstand hebben laten ontstaan. [eiser] stelt dat deze huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee eveneens de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.3.
[gedaagde 2] is niet verschenen. [gedaagde 1] voert verweer. Ze betwist de huurachterstand niet, maar voert aan dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. De betalingsachterstand uit het verleden kwam door loonbeslag waarbij een verkeerde beslagvrije voet werd gehanteerd. Die situatie is hersteld en inmiddels is er weer een stabiel inkomen. Subsidiair is het, volgens [gedaagde 1] , in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid om de huurovereenkomst te ontbinden, gezien haar persoonlijke omstandigheden. Dan zou zij namelijk met een minderjarig kind met lege handen op straat komen te staan. De belangen van het minderjarige kind moeten door een verhuurder worden meegewogen op grond van artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind. Dat [eiser] dat heeft gedaan is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat [eiser] de betalingsachterstand van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de gemeente heeft gemeld in het kader van schuldhulpverlening, aldus [gedaagde 1] .

4.De beoordeling

4.1.
Omdat [gedaagde 2] niet is verschenen, wordt tegen hem verstek verleend.
4.2.
Na dagvaarding heeft [gedaagde 1] de huurachterstand wat ingelopen. De huurachterstand werd iets minder dan zes maanden, maar is nog steeds fors. In beginsel rechtvaardigt zo’n huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst. Helemaal als ook sprake is van herhaalde wanprestatie zoals in dit geval. Op 5 december 2018 heeft de kantonrechter namelijk de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde al uitgesproken. Dat heeft toen geen doorgang gevonden omdat de huurachterstand werd betaald.
4.3.
De kantonrechter zal, in dit concrete geval, de gevorderde ontbinding en ontruiming niet toewijzen. De redenen hiervoor zijn als volgt. De huurachterstand is onder meer ontstaan doordat beslag op het loon van [gedaagde 1] lag en de beslagvrije voet verkeerd was berekend. Dit beslag is inmiddels opgeheven en [gedaagde 1] is weer in staat de lopende huurtermijnen te voldoen. Dat betekent dat de huurachterstand nog moet worden ingelopen, maar geen verdere achterstand zal ontstaan. [gedaagde 1] betaalt ook steeds achterstallige huurtermijnen, soms via een betalingsregeling, waardoor zij laat zien dat zij wel wil betalen. Zij slaagt er echter niet in steeds tijdig te betalen. [eiser] heeft onderbouwd dat ze een signaal aan de gemeente afgegeven heeft over de huurachterstand van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (in het kader van vroegsignalering) en een schuldhulpverlener van de gemeente heeft contact met [gedaagde 1] opgenomen. Zo wordt [gedaagde 1] nu geholpen bij het (tijdig) betalen van haar schulden. Dit zou doorkruist worden als nu tot ontbinding van de huurovereenkomst zou worden overgegaan. Bovendien geldt dat [gedaagde 1] het gehuurde bewoont met haar minderjarige dochter. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd of en zo ja in hoeverre rekening is gehouden met de belangen van deze dochter als tot ontruiming zou worden overgegaan. Zo is enkel duidelijk dat het meisje om het weekend een weekend bij haar vader is. Er is onvoldoende gesteld over of de dochter in de toekomst volledig bij haar vader zou kunnen verblijven en of, gezien de woonplaats van de vader, bijvoorbeeld schoolactiviteiten en sociale activiteiten doorgang kunnen vinden als het meisje, gezien een ontruiming, moet verhuizen.
4.4.
Alles afwegende wordt een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde (nog) niet uitgesproken. Dit betekent overigens niet, zo benadrukt de kantonrechter, dat [gedaagde 1] door kan gaan met het te laat betalen van huurtermijnen en het onbetaald laten van de ontstane huurachterstand. Zij doet er verstandig aan de hulp die haar aangeboden wordt te aanvaarden, de aanwijzingen van haar schuldhulpverlener op te volgen en het [eiser] tijdig te melden als er zich veranderingen in haar loon voordoen (zoals beslagleggingen) waardoor zij in betalingsproblemen komt. Als zij dit niet doet zal de belangenafweging die gemaakt wordt in het kader van ontbinding en ontruiming in de toekomst anders uit kunnen vallen.
4.5.
De gevorderde huurachterstand, na vermindering van eis op de zitting, is toewijsbaar. De verschenen wettelijke rente is niet betwist en wordt ook toegewezen. Dat betekent dat een totaalbedrag van € 4.095,03 + € 29,18 = € 4.124,21 wordt toegewezen. Daarnaast wordt ook de nog te verschijnen wettelijke rente vanaf 1 oktober 2022 toegewezen. [eiser] maakt verder aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Door haar is een aanmaning van 2 augustus 2022 (14-dagen brief) overgelegd. [gedaagde 1] betwist deze brief te hebben ontvangen. Op grond van artikel 3:37 lid 3 BW moet een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Gesteld noch gebleken is dat de aanmaning aangetekend is verstuurd. Ook kan niet op andere wijze worden vastgesteld dat [gedaagde 1] deze aanmaning heeft ontvangen. Daarom zijn de buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar.
4.6.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] krijgen ongelijk en zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 129,83
- griffierecht € 487,00
- salaris gemachtigde
€ 528,00(2,00 punten × € 264,00)
Totaal € 1.144,83

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, dat wil zeggen voor zover de één betaalt ook de ander ter hoogte van dat bedrag is bevrijd, om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 4.124,21, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.495,57 vanaf 1 oktober 2022 totdat alles is betaald, rekening houdend met de betalingen die in de tussentijd zijn gedaan;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, dat wil zeggen voor zover de één betaalt ook de ander ter hoogte van dat bedrag is bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 700,23 aan huur over februari 2023 (voor zover dit bedrag nog niet is betaald);
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, dat wil zeggen voor zover de één betaalt ook de ander ter hoogte van dat bedrag is bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.144,83;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.S. van Nijen en in het openbaar uitgesproken op