ECLI:NL:RBGEL:2023:879

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
AWB 21/3270
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag definitieve vaststelling aanspraak op subsidie NOW 2.0 zonder voorafgaande aanvraag subsidieverlening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om de definitieve vaststelling van zijn aanspraak op subsidie op grond van de Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 2.0). De rechtbank heeft op 17 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet de intentie heeft gehad om een aanvraag om subsidieverlening in te dienen, en dat hij pas in oktober 2020 ontdekte dat hij deze aanvraag had moeten indienen, terwijl de uiterste aanvraagdatum al was verstreken.

De rechtbank oordeelt dat de aanvraag om subsidievaststelling niet kan worden goedgekeurd, omdat deze niet is ingediend voor het einde van het subsidietijdvak, dat liep van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020. De rechtbank wijst erop dat artikel 4:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een beschikking omtrent subsidieverlening moet worden gegeven voordat een aanvraag om subsidievaststelling kan worden ingediend. De rechtbank concludeert dat de NOW 2.0. een directe subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening niet mogelijk maakt.

Eiser beroept zich op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank stelt vast dat er geen toezeggingen zijn gedaan door de minister of het UWV met betrekking tot zijn recht op subsidie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3270
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2023 in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister

(gemachtigde: L.A.P. Ter Laar).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de minister van 5 juli 2021 op 17 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van eiser.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om de definitieve vaststelling van zijn aanspraak op subsidie op grond van de Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 2.0.).
1.1.
Met het bestreden besluit van 5 juli 2021 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank hanteert hierna de volgende begrippen. De aanvraag om (een voorschot op de) tegemoetkoming op grond van de NOW 2.0. wordt aangeduid als de aanvraag om subsidieverlening. De aanvraag om de definitieve vaststelling van de aanspraak op subsidie op grond van de NOW 2.0. wordt aangeduid als de aanvraag om subsidievaststelling.
3. Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser nimmer de bedoeling heeft gehad om een aanvraag om subsidieverlening in te dienen. Uit de stukken volgt dat eiser in oktober 2020 erachter kwam dat hij vergeten was deze aanvraag in te dienen en dat hij toen al wist dat de uiterste aanvraagdatum daarvoor (31 augustus 2020) was verstreken. Eiser heeft vanaf het begin de bedoeling gehad om een aanvraag in te dienen om subsidievaststelling, omdat hij van mening is dat hij recht heeft op deze subsidie. Eiser heeft dit ter zitting bevestigd.
4. Omdat de rechtbank er dus vanuit gaat dat eiser een aanvraag heeft ingediend om subsidievaststelling, zal de rechtbank de motivering van de minister in het bestreden besluit, namelijk dat eisers aanvraag is afgewezen omdat hij deze niet heeft ingediend vóór 31 augustus 2020, buiten beschouwing laten.
5. De minister heeft ter zitting naar voren gebracht dat eisers aanvraag niet alleen is opgevat als een aanvraag om subsidieverlening maar ook als een aanvraag om subsidievaststelling. De minister heeft in dit verband in het bestreden besluit gesteld dat eisers aanvraag om subsidievaststelling is afgewezen, omdat het niet mogelijk is om deze aanvraag in te dienen als er geen subsidieverlening heeft plaatsgevonden.
6. De rechtbank is van oordeel dat de minister de aanvraag van eiser om subsidievaststelling terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Artikel 4:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening kan worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
8. De rechtbank is van oordeel dat in de NOW 2.0. (in casu het ‘wettelijk voorschrift’ dat is bedoeld in artikel 4:29 van de Awb) niet uitdrukkelijk en ondubbelzinnig is bepaald dat voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening moet zijn genomen, maar dat dat – zoals de minister ter zitting ook naar voren heeft gebracht – wel volgt uit de systematiek van de NOW 2.0. Uit deze systematiek blijkt dat deze subsidieverstrekking gefaseerd plaatsvindt. De artikelen 11, 12 en 13 van de NOW 2.0. regelen de subsidieverlening, de hoogte van het verleningsbedrag en de hoogte van het subsidievoorschot. Artikel 15 van de NOW 2.0. bevat de verplichtingen die bij de subsidieverlening worden opgelegd. Artikel 18 van de NOW 2.0. regelt vervolgens de subsidievaststelling en artikel 19 bepaalt onder meer dat het verstrekte voorschot geheel of gedeeltelijk kan worden teruggevorderd indien niet is voldaan aan de verplichtingen uit de artikelen 15, 16 of 17 van de NOW 2.0. De subsidieverstrekking omvat dus twee besluiten van de minister, waarbij het vaststellingsbesluit voortbouwt op wat in het verleningsbesluit is bepaald. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de NOW 2.0. een directe subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening niet mogelijk maakt. Eisers stelling dat hij wel een aanvraag kan indienen voor subsidievaststelling, zonder dat de minister daarvóór een beschikking omtrent subsidieverlening heeft genomen, volgt de rechtbank dus niet. Dat hij meent recht te hebben op deze subsidie, los van de vraag of deze stelling ook juist is, kan daaraan niet afdoen.
9. Volledigheidshalve overweegt de rechtbank nog dat artikel 4:29 van de Awb het mogelijk maakt om een beschikking omtrent subsidievaststelling te geven zonder dat daarvóór een beschikking omtrent subsidieverlening is gegeven, doch alleen indien de aanvraag om subsidievaststelling is ingediend voor de afloop van (
hier) het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd. Het subsidietijdvak voor de NOW 2.0. liep van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020. Eiser heeft pas vanaf oktober 2020 (meermalen) contact gehad met de minister, voor deze het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), over zijn aanvraag om subsidievaststelling. Dit betekent dat hij zijn aanvraag niet heeft ingediend voor het einde van het subsidietijdvak.
10. Eiser beroept zich ten slotte nog op het vertrouwensbeginsel. Ter zitting is komen vast te staan dat eiser hiermee doelt op mededelingen van de zijde van de minister/het UWV, inhoudende dat hij een aanvraag om subsidievaststelling kon indienen. Er zijn hem geen toezeggingen gedaan met betrekking tot zijn recht op subsidie op grond van de NOW 2.0. De rechtbank stelt vast dat de minister eisers aanvraag om subsidievaststelling in behandeling heeft genomen, heeft beoordeeld en in het bestreden besluit heeft afgewezen. Dat eiser zijn aanvraag niet heeft kunnen doen aan de hand van het digitale formulier, dat hiervoor ter beschikking was gesteld, doet hieraan niet af. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Mamedova, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 22 februari 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.