ECLI:NL:RBGEL:2024:1135

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
C/05/422666 / HA ZA 23-331
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid ouders voor schade veroorzaakt door minderjarige kinderen tijdens fietsongeluk

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, is de aansprakelijkheid van ouders aan de orde voor schade die hun minderjarige kinderen zouden hebben veroorzaakt tijdens een fietsongeluk. Op 12 april 2021 viel de eiser, een 13-jarige, met haar fiets terwijl zij op het fietspad reed. De kinderen van de gedaagden, ook 13 jaar oud, waren op dat moment in de nabijheid en maakten filmpjes voor TikTok. De eiser stelt dat zij is uitgeweken voor de kinderen en over een skateboard is gevallen, wat heeft geleid tot aanzienlijke lichamelijke en psychische schade. De gedaagden betwisten de toedracht van het ongeval en wijzen hun aansprakelijkheid af. De rechtbank heeft in een tussenvonnis bepaald dat de ouders de geluidsopname van een telefoongesprek met de hulpdienst in het geding moeten brengen, omdat deze mogelijk cruciale informatie kan bevatten over de toedracht van het ongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opname niet zonder meer aan partijen kan worden verstrekt door de hulpdienst, maar dat gedaagden de opname kunnen opvragen. De eiser heeft ernstige verwondingen opgelopen, waaronder een schedelbasisfractuur en blijvende psychische klachten. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en het inbrengen van bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/422666 / HA ZA 23-331
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.H.J.M. van Ruitenbeek-Eyck te Etten-leur,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
mede in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige dochter
[betrokkene 1],
beiden wonende te [plaats] ,
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
mede in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige zoon
[betrokkene 2],
beiden wonende te [plaats] ,
5.
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gezamenlijke gedaagden] , en gezamenlijk: gedaagden,
advocaat: mr. B.M. Stroetinga te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 februari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op 12 april 2021 omstreeks 16.30 uur is [eiser] met de fiets gevallen, toen zij van [plaats] naar [plaats] , op het fietspad (de [straatnaam] ) ter hoogte van de fietstunnel onder de provinciale weg (N69) reed. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , destijds beiden 13 jaar oud, bevonden zich op dat moment met de fiets van [betrokkene 2] en het skateboard van [betrokkene 1] in de tunnel, waar zij filmpjes voor TikTok aan het opnemen waren. [eiser] stelt dat zij op de fiets voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] is uitgeweken en vervolgens over het skateboard is gevallen en houdt gedaagden aansprakelijk voor de door haar geleden schade. Gedaagden betwisten deze toedracht en wijzen aansprakelijkheid van de hand. Deze procedure strekt ertoe dat de rechtbank zal vaststellen dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade en voorts dat Achmea, bij wie zij tegen wettelijke aansprakelijkheid zijn verzekerd, gehouden is deze schade rechtstreeks aan [eiser] te vergoeden.
2.2.
[eiser] heeft bij het ongeval een waarschijnlijke schedelbasisfractuur, een bloeding onder de schedel, een hoofdwond en een breuk in haar linker elleboog opgelopen. Na ziekenhuisopname, onder andere op de intensive en medium care, heeft zij een operatie aan haar elleboog ondergaan. Vervolgens heeft zij een revalidatietraject van zes maanden doorlopen. Inmiddels is [eiser] fysiek weer hersteld, met dien verstande dat zij nog jeuk ervaart aan haar elleboog en deze niet meer volledig kan strekken. Na het ongeval ervaart [eiser] echter nog wel blijvende psychische klachten, zoals hoofdpijn, vermoeidheid en geheugen- en concentratieproblemen, die haar beperken.
2.3.
Als belangrijk bewijsmiddel voor de door haar gestelde toedracht heeft [eiser] een transcriptie in het geding gebracht van een geluidsopname van het telefoongesprek dat [betrokkene 2] direct na het ongeval met de centralist van 112 heeft gevoerd. In deze procedure is in geschil of deze transcriptie, die [eiser] van de hulpdienst heeft ontvangen, steeds een volledige en getrouwe weergave is van dat gesprek en van wat op de geluidsopname verder te horen is. Mogelijk kan de opname de toedracht, die voor de afloop van deze zaak bepalend is, verhelderen. Het is dan ook van belang dat de opname zelf zo mogelijk voor partijen en de rechtbank beschikbaar komt.
2.4.
Gebleken is dat de hulpdienst (de Regionale Ambulance Voorziening) de opname buiten rechte niet aan partijen heeft willen verstrekken en daartoe slechts bereid is als de rechtbank erom verzoekt. Zoals gezegd acht de rechtbank van belang dat de opname wordt beluisterd. Nu de hulpdienst in deze zaak geen partij is kan de rechtbank hem niet rechtstreeks opdragen de geluidsband te verstrekken. Wel kan zij een partij opdragen de opname bij de hulpdienst op te vragen en in het geding te brengen. Nu de verwachting is dat de hulpdienst aan een dergelijk verzoek kan en nu wel zal voldoen, zal daartoe worden overgegaan. Omdat het gesprek met [betrokkene 2] is gevoerd ligt in de rede dat gedaagden de opname zullen opvragen en in het geding zullen brengen. Deze kunnen zij op een usb-stick, dan wel als bijlage bij een e-mail, aan de rechtbank en aan [eiser] toesturen, vergezeld van een akte waarin zij zich desgewenst over de opname kunnen uitlaten. Mocht de hulpdienst onverhoopt niet tot afgifte van de opname aan gedaagden bereid zijn, dan dienen zij zich in hun akte daarover zo veel mogelijk gedocumenteerd uit te laten.
2.5.
[eiser] zal twee weken nadien een antwoordakte kunnen nemen. Daarna volgt in beginsel vonnis.
2.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 10 april 2024voor het in het geding brengen van de geluidsopname en het nemen van een akte door gedaagden zoals is vermeld onder 2.4., waarna [eiser] op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op
13 maart 2024.