ECLI:NL:RBGEL:2024:1154

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10794873
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Weerkamp - Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid kentekenhouder voor tanken zonder betaling en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Serviceorganisatie Directe Aansprakelijkheidstelling (SODA) en een gedaagde partij. SODA, die optreedt namens tankstation BP De Poel, vordert betaling van een bedrag van € 226,36 van de gedaagde, die als kentekenhouder wordt aangesproken voor schade die is ontstaan door het tanken zonder betaling. De gedaagde erkent dat er getankt is zonder te betalen, maar betwist dat zij de bestuurder was. De kantonrechter oordeelt dat de kentekenhouder aansprakelijk is voor de schade, ook al was zij niet degene die daadwerkelijk heeft getankt. De kantonrechter stelt vast dat de gedaagde niet tijdig de naam en adresgegevens van de werkelijke bestuurder heeft verstrekt, waardoor zij aansprakelijk blijft voor de schade van het tankstation. De vordering van SODA wordt gedeeltelijk toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten, omdat deze niet zijn gemaakt door het tankstation. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 186,36, vermeerderd met wettelijke rente, en moet de proceskosten van € 335,84 vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10794873 \ CV EXPL 23-8216
Vonnis van 14 februari 2024
in de zaak van
STICHTING SERVICEORGANISATIE DIRECTE AANSPRAKELIJKSTELLING (SODA),
gevestigd in Amersfoort,
eisende partij,
hierna te noemen: SODA,
gemachtigde: De Schout Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende in [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 oktober 2023 van SODA, met producties;
- het mondelinge en schriftelijke antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 22 november 2023;
- de conclusie van repliek van SODA.
1.2.
[gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek ingediend, terwijl zij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld.
1.3.
De griffier heeft partijen op 18 januari 2024 bericht dat de kantonrechter een vonnis zal wijzen.

2.De feiten

2.1.
SODA verricht diensten tot het beperken van schade ten gevolge van onder meer wanprestatie en onrechtmatige gedragingen en treedt in gerechtelijke procedures op namens benadeelden. Dit doet zij onder meer voor houders van tankstations.
2.2.
In deze hoedanigheid treedt SODA op namens tankstation BP De Poel in Lunteren (hierna: het tankstation).
2.3.
Op 30 december 2022 heeft de bestuurder van de auto met kenteken [kenteken] bij het tankstation getankt voor een totaalbedrag van € 50,02. Dit bedrag is niet betaald aan de kassa.
2.4.
De auto met kenteken [kenteken] staat op naam van [gedaagde] .
2.5.
Het tankstation heeft haar vordering ter incasso overgedragen aan SODA (cessie).

3.Het geschil

3.1.
SODA vordert – samengevat – dat de kantonrechter [gedaagde] primair en subsidiair veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 226,36 (hoofdsom van € 181,02, rente tot 17 oktober 2023 van € 5,34 en een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten) en meer subsidiair tot betaling van een bedrag aan schade dat de kantonrechter redelijk acht. Ook vordert SODA rente over de hoofdsom vanaf 17 oktober 2023 en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
SODA legt aan de vordering primair ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekergeschoten is in de verplichting om meteen te betalen voor de afgenomen brandstof. Subsidiair legt SODA aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover het tankstation heeft gehandeld door zonder te betalen het tankstation te verlaten. Daardoor heeft het tankstation schade geleden die [gedaagde] moet vergoeden, aldus SODA. De hoofdsom van € 181,02 bestaat uit directe schade van € 52,02 voor de afgenomen brandstof en een forfaitair bedrag aan vermogensschade van € 131,00. De rente over de hoofdsom moet [gedaagde] betalen, omdat ze te laat is met het vergoeden van de schade. Verder is [gedaagde] € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, omdat ze moest worden aangemaand, aldus SODA.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). [gedaagde] erkent dat de bestuurder van haar auto bij het tankstation heeft getankt zonder te betalen, maar zij betwist dat zij dat was. De man op de foto’s die SODA heeft overgelegd is haar ex-partner. Zij had hier geen weet van, totdat de brieven van (de gemachtigde van) SODA binnenkwamen, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

[gedaagde] is aansprakelijk voor de schade van het tankstation op de subsidiaire grondslag
4.1.
Tussen [gedaagde] en het tankstation is geen koopovereenkomst tot stand gekomen, omdat niet [gedaagde] , maar haar ex-partner heeft getankt. De vordering kan dus niet worden toegewezen op de primaire grondslag.
4.2.
Onbetwist staat vast dat iemand met de auto van [gedaagde] heeft getankt zonder te betalen en dat het tankstation daardoor de schade heeft geleden die SODA stelt. Wegrijden zonder te betalen is onrechtmatig tegenover het tankstation.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het SODA in dit geval vrij staat [gedaagde] als kentekenhouder aan te spreken, ook al was zij niet degene die heeft getankt zonder te betalen. De kentekenhouder wordt bij wegrijden zonder betalen vermoed zelf te hebben getankt. Meent de kentekenhouder dat niet hij, maar een ander aansprakelijk is voor de schade die door het tanken zonder betalen is ontstaan, dan moet de kentekenhouder (tijdig) de naam en adresgegevens van de persoon die de bewuste tankbeurt heeft verricht aan het tankstation verstrekken (vgl. ECLI:NL:RBNHO:2023:587). Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] weliswaar de naam van haar ex-partner doorgegeven, maar de adresgegevens niet. Ook daarna heeft ze dat niet gedaan. Het voorgaande betekent dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade van het tankstation, die SODA in deze procedure vordert. De kantonrechter zal daarom de hoofdsom van € 181,02 toewijzen, te vermeerderen met de verschenen rente (€ 5,43) en de nog te verschijnen wettelijke rente.
4.4.
SODA maakt verder aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen. Uit niets blijkt namelijk dat het tankstation die kosten heeft gemaakt of het tankstation de kosten die SODA stelt te hebben gemaakt in de behandeling van de vordering aan SODA heeft moeten vergoeden. Het tankstation heeft (zelf) dus geen schade in de vorm van buitengerechtelijke kosten geleden.
Voor zover SODA zich op het standpunt zou stellen – wat zij nergens in de processtukken doet – dat zij zelf een vordering op [gedaagde] op grond van onrechtmatige daad heeft, omdat zij kosten heeft gemaakt in het kader van de cessie ter incasso door het tankstation, zal deze vordering afstuiten op het ontbreken van relativiteit. Relativiteit is één van de voorwaarden voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad. Wegrijden zonder te betalen is onrechtmatig tegenover het tankstation, maar niet tegenover SODA. Omdat niet is voldaan aan alle voorwaarden, kan SODA de buitengerechtelijke kosten die zij stelt te hebben gemaakt dus niet op de grondslag onrechtmatige daad van [gedaagde] vorderen.
en zij moet de proceskosten betalen
4.5.
[gedaagde] krijgt in deze procedure ongelijk en zij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van SODA worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2,00 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
335,84.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan SODA van een bedrag van € 186,36, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom van € 181,02, met ingang van 17 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 335,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Weerkamp - Beens en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.
693 \ 61512