ECLI:NL:RBGEL:2024:1316

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
429392 / FTRK 23-1007 wa
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een faillissementsverzoek en summierlijke vaststelling van vorderingsrecht in een civiele procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, Team Insolventies, is op 16 januari 2024 een verzoek tot faillietverklaring van [verweerster] B.V. afgewezen. Het verzoek werd ingediend door [verzoekster] ltd., vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.J. de Haan. [Verweerster] B.V. was vertegenwoordigd door haar bestuurder en advocaat mr. E. Hermsen. De rechtbank heeft het verloop van de procedure vastgesteld op basis van het ingediende verzoekschrift, aanvullende producties, en het verweerschrift van [verweerster].

[Verzoekster] verzocht de rechtbank om [verweerster] in staat van faillissement te verklaren, maar [verweerster] voerde aan dat er een inhoudelijk geschil was dat in een bodemprocedure moest worden beslecht. [Verweerster] stelde ook dat zij niet in een toestand verkeerde van niet kunnen betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verweerster] erkende een aanzienlijk bedrag aan [verzoekster] te moeten voldoen, maar betwistte de opeisbaarheid van dit bedrag. De rechtbank was niet overtuigd van de stellingen van [verzoekster] en concludeerde dat het vorderingsrecht niet summierlijk was komen vast te staan.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een inhoudelijk geschil dat niet geschikt was voor beslechting in een faillissementsprocedure. Daarom werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. Tevens werd [verzoekster] veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op € 1.196,-. Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team Insolventies
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: 429392 / FTRK 23-1007 wa
Beschikking van 16 januari 2024
in de zaak van
[verzoekster] ltd.
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. R.G.J. de Haan te Amsterdam,
strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verweerster,
verschenen bij monde van haar bestuurder en mr. E. Hermsen, advocaat te Breugel.
Partijen worden hierna mede aangeduid als [verzoekster] en [verweerster] .

1.Het verloop van de procedure

Dit verloop blijkt uit:
- het ter griffie van deze rechtbank binnengekomen verzoekschrift;
- de bij het verzoekschrift behorende aanvullende producties nr. 8 en 9;
- het verweerschrift van verweerster;
- de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer van heden.

2.Het verzoek

[verzoekster] verzoekt om [verweerster] in staat van faillissement te verklaren.

3.Het verweer

Namens [verweerster] is gesteld dat het verzoek tot haar faillietverklaring moet worden afgewezen. [verweerster] stelt kort samengevat dat tussen partijen sprake is van een inhoudelijk geschil dat in een bodemprocedure moet worden beslecht en voorts dat [verweerster] niet verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen.
[verweerster] heeft verzocht [verzoekster] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

[verweerster] erkent in deze procedure dat zij, als al haar gepretendeerde verrekeningen slagen, nog een groot bedrag (zo’n € 476.000) aan [verzoekster] moet voldoen. Zij betwist echter de opeisbaarheid van dit bedrag.
[verzoekster] stelt dat zij de beweerde geldlening kan opeisen omdat de joint venture niet tot stand gekomen is en ook niet meer zal komen. De oorzaken daarvan zouden voor de opeisbaarheid niet ter zake doen.
De rechtbank is daarvan in deze procedure niet overtuigd geraakt. Uit de stellingen van [verweerster] volgt dat zij meent dat de joint venture bijna een feit was. Zij stelt dat als de bij de stukken gevoegde concept-akte bij de notaris van [notariskantoor] zou zijn gepasseerd, de joint venture geheel of grotendeels rond zou zijn geweest. Het passeren is op het laatste moment niet doorgegaan, alleen maar door problemen in de documentatie van een betrokkene zijdens [verzoekster] . Daarna heeft [verzoekster] volgens [verweerster] de oorspronkelijke deal niet meer willen nakomen. Zij heeft een aanbod gedaan dat afweek van de overeenkomst en voor de aandeelhouders van [verweerster] niet acceptabel was. Dit betrof het nemen van ene belang in een op de Kaaiman-eilanden gevestigde rechtspersoon.
Zou dat juist zijn, en de rechtbank heeft niet summierlijk kunnen vaststellen dat dit anders is, dan is niet gegeven dat [verzoekster] desondanks haar vordering op [verweerster] zonder meer nu kan opeisen met een beroep op de bepaling in de kredietovereenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank is daardoor het vorderingsrecht van [verzoekster] niet summierlijk komen vast te staan.
Daarbij is tussen partijen sprake van een inhoudelijk geschil dat zich niet leent voor een beslechting in een faillissementsprocedure.
Op grond van het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.
DE BESLISSING
De rechtbank, beschikkende
wijst af het verzoek tot faillietverklaring van [verweerster] voornoemd.
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van dit geding, begroot op twee punten van het liquidatietarief II, in totaal € 1.196,-.
Deze beschikking is gegeven op 16januari 2024 door mr. M.J.C. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van de griffier.