ECLI:NL:RBGEL:2024:1480

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
05.217493.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ex-militair wegens mishandeling van oud-collega's met deels voorwaardelijke taakstraf en reclasseringstoezicht

Op 18 maart 2024 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland een ex-militair veroordeeld voor mishandeling van drie oud-collega's. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 30 juni 2023, waarbij de verdachte meerdere keren met gebalde vuist een van de slachtoffers in het gezicht sloeg, wat resulteerde in een hersenschudding. Daarnaast heeft hij een ander slachtoffer tegen de arm geslagen en een derde slachtoffer meermalen tegen de knie getrapt, wat leidde tot een gescheurde kruisband. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, maar sprak hem vrij van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op zwaar lichamelijk letsel voor het eerste slachtoffer. De officier van justitie had een werkstraf van 180 uren geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf op van 140 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. De verdachte moet zich ook houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder €1.500,- aan smartengeld voor het eerste slachtoffer en €5.000,- voor het derde slachtoffer, alsook materiële schadevergoeding van €134,11.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/217493-23
Datum uitspraak : 18 maart 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] in [plaats 2] ,
raadsvrouw: mr. L.H. van der Grinten, advocaat in Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 juni 2023 te [plaatsnaam] , in ieder geval in Nederland, een persoon, te weten [voorletter] . [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar (meermalen) met gebalde vuist tegen haar gezicht te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding ten gevolge
heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2023 te [plaatsnaam] , in ieder geval in Nederland, een persoon, te weten [voorletter 2] . [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar tegen haar arm te slaan en/of haar op de grond te duwen;
3.
hij op of omstreeks 30 juni 2023 te [plaatsnaam] , in ieder geval in Nederland, een persoon, te weten [voorletter 3] . [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal:
- tegen zijn knie, althans zijn been te trappen en/of
- op/tegen zijn knie, althans zijn been te slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde kruisband ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle drie de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie stelt zich ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde op het standpunt dat het letsel van aangeefster niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel, waardoor verdachte voor dat deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat enkel het meermalen slaan tegen de knie en/of het been kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat zij zich aansluit bij het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de feiten 1 en 3. De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van feit 1:
Aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij met collega’s in een busje zat op weg naar de kazerne in [plaatsnaam 2] , nadat zij een avond waren uitgegaan met z’n allen. Op een gegeven moment heeft [slachtoffer] geprobeerd om het oor van verdachte aan te raken, dit deed zij als grapje. Toen zij zijn oor aanraakte flipte verdachte. Hij pakte met zijn hand haar haren vast en hij trok haar naar zich toe. Met zijn andere hand begon hij haar met gebalde vuist te slaan. Verdachte raakte haar hierbij tegen haar rechteroog. Hij sloeg drie of vier keer. De volgende ochtend had [slachtoffer] last van hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid en voelde zij een stekende pijn op haar oog. Zij heeft het hele weekend hoofdpijn gehad. Na het weekend heeft [slachtoffer] een arts bezocht, waarbij is vastgesteld dat zij een hersenschudding had. [2]
[slachtoffer] is zes weken na het incident gezien door een arts. Uit de medische informatie van 22 augustus 2023 blijkt dat zij nog pijn had ter hoogte van haar jukbeen, passend bij een flinke kneuzing. Daarnaast was sprake van een aanhoudende hersenschudding, waarbij [slachtoffer] nog last had van hoofdpijn, vermoeidheid en duizeligheid. [3]
Aangeefster [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) heeft verklaard dat zij merkte dat op de terugweg in de bus de sfeer omsloeg. Zij zag dat [slachtoffer] aan het oor van verdachte kwam en het toen mis ging. Verdachte pakte meteen het haar van [slachtoffer] vast met zijn linkerhand en hij sloeg haar met zijn rechtervuist in haar gezicht. [4]
Aangever [slachtoffer 3] (hierna [slachtoffer 3] ) heeft verklaard dat het rumoerig was in de bus. [slachtoffer 3] zag dat verdachte zich op een gegeven moment omdraaide en [slachtoffer] met zijn linkerhand bij haar haar pakte en met zijn rechtervuist op haar gezicht begon in te slaan. [slachtoffer 3] zag dat verdachte [slachtoffer] ongeveer twee á drie keer met zijn volle vuist iets onder haar linkeroog raakte. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het busje een vuistslag naar achteren heeft gegeven. [6]
Conclusie
De militaire kamer is gelet op al het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door haar meermalen met gebalde vuist tegen haar gezicht te slaan. De militaire kamer is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het door verdachte toegebrachte letsel, te weten een hersenschudding, als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Daartoe overweegt de militaire kamer dat hetgeen uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de aard van het letsel en de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen ontoereikend is om het letsel aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De militaire kamer zal om die reden verdachte dan ook vrij spreken van dit deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 2:
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte – nadat [slachtoffer] aan het oor van verdachte had gezeten – het haar van [slachtoffer] vastpakte met zijn linkerhand. Met zijn rechtervuist sloeg hij in haar gezicht. [slachtoffer 2] probeerde de hand van verdachte die het haar van [slachtoffer] vasthad los te maken en kreeg hierbij zelf een klap van verdachte. Deze klap deed pijn en anderhalve week later had zij hier nog een blauwe plek van. Toen [slachtoffer 2] even later buiten de bus stond zag zij dat [slachtoffer 3] en verdachte in de greppel stonden. Op het moment dat zij hen uit elkaar wilde halen en naar hen toe rende, kreeg zij gelijk van verdachte een duw, waardoor zij op de grond viel. [7]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij door verdachte bij haar haren werd gepakt en verdachte haar begon te slaan. [slachtoffer 2] probeerde de hand van verdachte die om de haren van [slachtoffer] zat los te maken. Dit deed [slachtoffer 2] door aan de hand van verdachte te trekken. Doordat zij dit deed heeft zij zelf ook klappen gehad. [8]
Conclusie
De militaire kamer is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar op haar arm te slaan, waardoor zij een blauwe plek op haar arm had. Uit het dossier blijkt niet dat er bewijsmiddelen zijn ondersteunend aan de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij op een later moment – toen zij uit het busje waren – door verdachte weg is geduwd, waardoor zij op de grond is gevallen. De militaire kamer zal verdachte ten aanzien van dat onderdeel van de tenlastelegging daarom partieel vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3:
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat na het incident in de bus met [slachtoffer] en [slachtoffer 2] de bus is stilgezet, waarop iedereen de bus uitsprong. [slachtoffer 3] is naar verdachte toegelopen die op dat moment in de greppel stond en zei tegen hem dat hij rustig moest doen. Ze stonden op ongeveer één meter van elkaar vandaan. Alles wat er daarna gebeurde heeft [slachtoffer 3] van horen zeggen. [slachtoffer 3] is door twee collega’s naar het ziekenhuis gebracht. Op 5 juli 2023 heeft [slachtoffer 3] een MRI-scan laten maken. Op 11 juli 2023 bleek dat zijn voorste kruisband – die eerder al gescheurd was en waarvan [slachtoffer 3] nog aan het revalideren was – opnieuw volledig was afgescheurd. [9]
Uit de medische informatie van de arts van 14 augustus 2023 blijkt dat sprake was van een zwelling van de knie en dat de voorste kruisband volledig was afgescheurd, waardoor [slachtoffer 3] opnieuw geopereerd moest worden. [10]
[slachtoffer] heeft verklaard dat op het moment dat het busje was gestopt er mensen waren uitgestapt. [slachtoffer] zag dat [slachtoffer 3] en verdachte in de greppel naast de weg stonden. [slachtoffer] wilde [slachtoffer 3] weg hebben uit de greppel, omdat hij net geopereerd was aan zijn knie en hier nog herstellende van was. [slachtoffer] heeft hierop geroepen dat [slachtoffer 3] moest uitkijken voor zijn knie. Toen verdachte dit hoorde zag [slachtoffer] dat hij [slachtoffer 3] een trap tegen zijn knie gaf. Door de trappen was [slachtoffer 3] uitgeschakeld en lag hij op de grond. Hij begon meteen te huilen van de pijn. [11]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zag dat [slachtoffer 3] en verdachte in de greppel stonden. [slachtoffer] riep iets van “pas op voor zijn knie”, want iedereen wist van de blessure van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 2] zag dat verdachte op de knie van [slachtoffer 3] sloeg met zijn vuisten. Dit waren een stuk of drie klappen. [12]
Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) was bestuurder van het busje. Hij hoorde dat werd geroepen dat hij de bus moest stoppen. Hij zag dat verdachte en veel andere collega’s het busje uit renden. Op een gegeven moment zag hij [slachtoffer 3] en verdachte kort na elkaar de greppel uit komen. [slachtoffer 3] kwam richting het busje gestrompeld en [getuige] hoorde hem zeggen dat het niet goed was met zijn knie. Later toen hij [slachtoffer 3] in het busje naar de kazerne bracht zei [slachtoffer 3] tegen hem dat verdachte hem op zijn knie had getrapt. [slachtoffer 3] zei weer later dat verdachte hem drie keer op zijn knie had getrapt. [13]
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte op zijn knieën in de greppel zat en minimaal drie slaande bewegingen richting [slachtoffer 3] maakte. Zij kan niet aangeven of verdachte op de knie van [slachtoffer 3] heeft geslagen, dan wel op een ander lichaamsdeel. Het was in de ogen van getuige op dat moment een chaotische situatie. [14]
Conclusie
Op basis van al het voorgaande concludeert de militaire kamer dat verdachte aangever heeft getrapt tegen zijn knie en hem heeft geslagen tegen zijn knie, als gevolg waarvan bij aangever letsel is ontstaan, namelijk een volledig gescheurde kruisband. [slachtoffer 2] en [getuige 2] hebben gezien dat verdachte aangever meermalen sloeg en [slachtoffer] heeft verklaard over trappen tegen de knie, waarover aangever later tegen [getuige] zelf ook heeft verklaard. Het letsel van aangever past daarnaast ook bij het trappen en/of slaan tegen de knie en is daarmee ondersteunend aan de verklaringen.
De militaire kamer is van oordeel dat dit letsel aan te merken is als zwaar lichamelijk letsel. Het letsel dat door de gedragingen van verdachte bij aangever is veroorzaakt was van dien aard dat een operatie noodzakelijk is gebleken. Aangever is hier nog steeds van aan het revalideren, waarbij hij twee keer in de week fysiotherapie krijgt en hij (nog) geen uitzicht op volledig herstel heeft. Hij ervaart tevens nog pijnklachten.
Gelet op het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks30 juni 2023 te [plaatsnaam] ,
in ieder geval in Nederland,een persoon, te weten [voorletter] . [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar
(meermalen
)met gebalde vuist tegen haar gezicht te slaan
, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding ten gevolge
heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks30 juni 2023 te [plaatsnaam] ,
in ieder geval in Nederland,een persoon, te weten [voorletter 2] . [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar tegen haar arm te slaan
en/of haar op de grond te duwen;
3.
hij op
of omstreeks30 juni 2023 te [plaatsnaam] ,
in ieder geval in Nederland,een persoon, te weten [voorletter 3] . [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen
, althans eenmaal:
- tegen zijn knie,
althans zijn beente trappen en
/of
-
op/tegen zijn knie,
althans zijn beente slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde kruisband ten gevolge heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2:
mishandeling
feit 3:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld
tot het verrichten van 180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 100 uren werkstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in het rapport van 19 december 2023 zijn geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een volledig voorwaardelijke werkstraf moet worden opgelegd, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, het positieve reclasseringsadvies en het een eenmalig incident betreft. Hoe lager de straf is die aan verdachte wordt opgelegd, hoe minder problemen dit zal opleveren voor de aanvraag van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) in de toekomst.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich met zijn handelen schuldig gemaakt aan een drietal mishandelingen, waarvan één mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolg heeft gehad. Na een stapavond waar door de meesten veel alcohol is gedronken, zat verdachte samen met nog 12 andere collega’s in een [naam] -bus. Verdachte raakte geïrriteerd door het gedrag van collega’s en dit heeft geleid tot een geweldsexplosie bij verdachte. Hij heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, maar vooral op hun gevoel van vertrouwen en veiligheid. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaringen. Beide slachtoffers beschouwden verdachte als een fijne collega en vriend. De geweldsexplosie richting hen kwam dan ook volledig onverwacht en heeft ook nu nog zijn sporen nagelaten.
Binnen een organisatie zoals defensie staan vertrouwen en broederschap voorop en moet men blindelings op elkaar kunnen vertrouwen. Verdachte heeft met zijn handelen dit vertrouwen ernstig aangetast en de militaire kamer rekent hem dit zwaar aan.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De militaire kamer heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 19 december 2023. Uit voornoemde rapportage volgt dat sprake is van een laag recidiverisico. De reclassering concludeert dat het tenlastegelegde vermoedelijk voortkomt uit een samenloop van omstandigheden, waarbij het alcoholgebruik een accelererend effect heeft gehad op de emotionele toestand van verdachte de desbetreffende avond. De reclassering ziet echter geen aanwijzingen voor structurele agressie- en/of middelenproblematiek. Er zijn volgens de reclassering ook geen actuele risicofactoren. Echter, door het ontslag bij defensie is verdachte nog wel zoekende hoe zijn leven vorm te geven en hier loopt hij op vast. Daarnaast zijn er lichte financiële problemen en ontbreekt het verdachte aan een stabiele woonruimte. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij een reclasseringstoezicht, zodat de reclassering verdachte kan helpen om zijn leven verder vorm te geven en de beschermende factoren die er zijn te versterken.
Alles overwegende acht de militaire kamer een werkstraf van 140 uren, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar passend en geboden en zal deze aan verdachte opleggen. Aan de voorwaardelijke werkstraf koppelt de militaire kamer de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, deelnemen aan een gedragsinterventie of training als de reclassering dit nodig acht en meewerken aan ambulante begeleiding als de reclassering dat nodig acht.
De militaire kamer volgt met deze straf niet de eis van de officier van justitie. Verdachte lijkt in staat om zelf de weg naar de hulpverlening te bewandelen, op het moment dat dit nodig is. Hij heeft dit thans ook al laten zien doordat hij naar aanleiding van het incident op eigen initiatief een training binnen defensie heeft gevolgd gericht op zijn agressieproblematiek en deze training ook positief heeft afgerond. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de militaire kamer van oordeel dat verdachte nog wel een steuntje in de rug kan gebruiken, daar er op de praktische leefgebieden, zoals wonen, werk en financiën nog wel enige instabiliteit heerst. Gelet op het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat een proeftijd van één jaar afdoende is voor de reclassering om verdachte hierbij te ondersteunen. Daarbij wordt een kleiner voorwaardelijk strafdeel – dan door de officier van justitie is geëist – door de militaire kamer passender geacht.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [voorletter 4] [slachtoffer] :
De benadeelde partij [voorletter] . [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 750,- met toekenning van de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd. De zaken die worden aangehaald ter onderbouwing van de vordering betreffen geen vergelijkbare zaken. De raadsvrouw verzoekt de militaire kamer om de officier van justitie te volgen in haar voorstel om € 750,- aan smartengeld toe te wijzen.
Overweging van de militaire kamer
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de mishandeling heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een zware hersenschudding en een blauwe plek op haar arm/schouder. Door de hersenschudding heeft de benadeelde thans nog last van hoofdpijn, concentratieproblemen en vermoeidheid. Tevens heeft de benadeelde last van psychisch letsel, namelijk angst- en paniek klachten. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.500,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 30 juni 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [voorletter 3] . [slachtoffer 3] :
De benadeelde partij [voorletter 3] . [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.782,11 aan materiële schade en € 15.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van het verzoek om immateriële schadevergoeding kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,- , met toekenning van de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren
Ten aanzien van de vordering tot materiële schadevergoeding stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering deels kan worden toegewezen, voor zover de vordering ziet op de reiskosten, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De kosten voor de huishoudelijke hulp acht de officier van justitie onvoldoende onderbouwd en zij verzoekt de vordering wat ziet op dit deel niet-ontvankelijk te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze ziet op de gevorderde materiële schade, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De reiskosten konden gedeclareerd worden als dienstreis binnen defensie en de opgevoerde kosten voor huishoudelijke hulp zijn onvoldoende onderbouwd.
De verdediging stelt zich ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding op het standpunt dat deze moet worden gematigd, omdat het gevraagde bedrag niet redelijk is, gelet op de bedragen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Gesteld wordt dat verdachte nooit meer zou kunnen voetballen, maar dit is niet verder onderbouwd. Daarnaast betreffen de door de raadsvrouw van de benadeelde partij aangehaalde zaken geen vergelijkbare zaken als onderhavige.
Overweging van de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft reiskosten moeten maken ten behoeve van het reizen naar het Centraal Militair Hospitaal (CMH), ten gevolge van het letsel aan zijn knie. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk, waarbij geldt dat benadeelde niet de verplichting had deze kosten als dienstreis te declareren. Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de reiskosten van € 134,11 kan worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft tevens kosten opgevoerd die hij heeft gemaakt voor huishoudelijke hulp en persoonlijke verzorging. De militaire kamer is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Daarom zal de militaire kamer de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de mishandeling heeft de benadeelde immers zwaar lichamelijk letsel in de vorm van een afgescheurde kruisband. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000,- vaststellen, waarbij van belang is dat de gevolgen die de benadeelde stelt te mogen verwachten onzekere toekomstige gebeurtenissen betreffen. De militaire kamer zal de benadeelde partij om die reden voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 30 juni 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van
140 (honderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 (zeventig) dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- verdachte zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres reclassering] te [plaats 1] of telefonisch bij de bureaudienst van team [plaats 1] via [telefoonnummer] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. huisbezoeken zijn onderdeel van de meldplicht;
- verdachte neemt, indien de reclassering dat nodig acht, actief deel aan de gedragsinterventie werken aan werk of een andere training te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- indien de reclassering dat nodig acht, werkt de verdachte mee aan ambulante begeleiding gericht op praktische leefgebieden zoals werk, huisvesting en financiën etc.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [voorletter] . [slachtoffer] :
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [voorletter] . [slachtoffer] van € 1.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [voorletter] . [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [voorletter 3] . [slachtoffer 3] :
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [voorletter 3] . [slachtoffer 3] van € 134,11 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [voorletter 3] . [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [voorletter 3] . [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 5.134,11 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en Kapitein ter Zee (LD) mr. F.E. Venema (militair lid), rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 maart 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 25 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 14-18.
3.Medische informatie, p. 26.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 27-29.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. 39.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 4 maart 2024.
7.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 27-30 en bijbehorende foto’s, p. 31 en 34.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 14-18.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. 36-41.
10.Medische informatie, p. 48.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 16-17.
12.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 29.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 53-57.
14.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen, p. 2.