ECLI:NL:RBGEL:2024:1986

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
432847
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van haar ontwikkeling en veiligheid

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, wordt een verzoek behandeld van de Raad voor de Kinderbescherming inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006. De kinderrechter heeft op 26 maart 2024 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij de minderjarige, haar ouders, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De moeder heeft het gezag over de minderjarige en is van mening dat een ondertoezichtstelling niet nodig is, terwijl de Raad stelt dat de minderjarige in een onveilige thuissituatie verkeert en dat er een toekomstbestendig plan moet komen voor na haar 18e verjaardag.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige al lange tijd in een stressvolle situatie leeft, met onvoldoende ondersteuning van haar ouders. De ouders zijn niet in staat om een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden, wat leidt tot onveilige omstandigheden voor de minderjarige. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld en dat het noodzakelijk is om de minderjarige onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De minderjarige verblijft momenteel op vrijwillige basis in een begeleide woonvorm, waar zij meer rust ervaart.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders en andere belanghebbenden hebben het recht om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 9 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/432847 / ZJ RK 24-144
Datum uitspraak: 26 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Zwolle,
hierna te noemen de Raad,
over
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.P.T. Peters te Zutphen.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ;
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 4 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] , die apart is gehoord,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder oefent van rechtswege alleen het gezag over [minderjarige] uit.
2.2.
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder, maar verblijft sinds ruim een week in een begeleide woongroep.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot aan haar meerderjarigheid ( [datum] 2024).
Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot aan haar meerderjarigheid.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[minderjarige] leeft al langere tijd in een stressvolle thuissituatie en komt niet toe aan haar eigen ontwikkeling. Zij is enkel aan het overleven doordat zij zich steeds aan moet passen aan veranderende omstandigheden waarbij zij niet kan rekenen op voorspelbare en beschikbare opvoeders. Bovendien komt zij veelvuldig in aanraking met ruzie/agressie, middelengebruik en huiselijk geweld.
De ouders van [minderjarige] zijn op dit moment onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. Gebleken is dat zij niet in staat zijn een stabiele en voorspelbare opvoedsituatie te creëren voor [minderjarige] . Zij laten zich leiden door hun eigen behoeftes en maken geen keuzes die in het belang zijn van [minderjarige] . Hierdoor ontstaan onveilige situaties voor [minderjarige] .

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder heeft toegelicht dat zij een ondertoezichtstelling niet nodig vindt. [minderjarige] heeft vanuit het vrijwillig kader een goede begeleidster van Helderzorg. De moeder vindt het niet in het belang van [minderjarige] dat (nog) meer mensen zich met haar situatie gaan bezighouden. Verder zit [minderjarige] vrijwillig op haar huidige plek en dat is een goede plek voor haar. Haar advocaat heeft aangevuld dat een ondertoezichtstelling contraproductief is. De moeder heeft de relatie met haar ex-partner nu definitief verbroken en de moeder en [minderjarige] kunnen op eigen kracht in een vrijwillig kader de hulp krijgen die zij nodig hebben.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit het volgende. [minderjarige] staat al lange tijd in een overlevingsstand. Zij komt niet toe aan haar eigen ontwikkeling, omdat zij bij de moeder geen veilige thuissituatie heeft. Ook de vader kan haar op dit moment onvoldoende veiligheid bieden. In de thuissituatie bij de moeder is sprake geweest van huiselijk geweld en criminele activiteiten van de (inmiddels ex-)partner van de moeder. Op school gaat het niet goed en [minderjarige] heeft moeite met sociale contacten. Over [aantal] maanden wordt [minderjarige] 18 jaar. Het is noodzakelijk dat er een toekomstbestendig plan komt voor na haar 18de. Tijdens de mondelinge behandeling is het de kinderrechter gebleken dat [minderjarige] zich niet goed durft uit te spreken over haar situatie. Het lijkt erop dat [minderjarige] zich vooral richt op de wensen en behoeftes van de volwassenen om haar heen. Zij vertelt wel dat zij meer rust heeft op de plek waar zij nu woont.
5.3.
De kinderrechter zal daarom [minderjarige] onder toezicht stellen tot [datum] 2024.
5.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] (artikel 1:265b, eerste lid, BW). [minderjarige] verblijft inmiddels op vrijwillige basis in een begeleide woonvorm en ervaart daar meer rust. Beide ouders onderkennen dat deze plek goed voor [minderjarige] is.
5.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de rol van de jeugdbeschermer naast de begeleidster van Helderzorg in wie [minderjarige] veel vertrouwen heeft. De begeleidster van Helderzorg blijft het eerste aanspreekpunt voor [minderjarige] en de jeugdbeschermer voert meer regie op afstand om te regelen wat nodig is voor [minderjarige] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord, met ingang van 26 maart 2024 tot [datum] 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 26 maart 2024 tot [datum] 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024 door mr. A.E.M. Overkamp, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier, en op schrift gesteld op 9 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.