ECLI:NL:RBGEL:2024:1989

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
05.277138.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 75-jarige vrouw uit Huissen, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval in Zevenaar op 23 juni 2022, waarbij een vrouw op een scootmobiel om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een snelheid tussen de 55 en 60 kilometer per uur reed op een weg waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Bovendien passeerde zij een rood verkeerslicht en verleende zij geen voorrang aan de overstekende vrouw. De rechtbank concludeerde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het fatale ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van 1 jaar geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 120 uur op en een rijontzegging van 12 maanden. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen en dat zij spijt had betuigd over het voorval. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/277138-22
Datum uitspraak : 3 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1949 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. M.Ü. Özsüren, advocaat in Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 23 juni 2022 te Zevenaar, in de gemeente Zevenaar, in elk geval
in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Methen,
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl zij ter hoogte van de Von Weberstraat een kruisende oversteekplaats
naderde, welke oversteekplaats was gemarkeerd door op het wegdek aangebrachte
kanalisatiestrepen,
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 55 en 60
kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum
toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde (kruisende) oversteekplaats, de aldaar geplaatste,
voor haar van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten reeds
ongeveer 4,8 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", en/of
-terwijl een bestuurster van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) voornoemde
oversteekplaats overstak, althans doende was om over te steken,
- niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het direct
voor haar gelegen weggedeelte van die weg (de Methen) en/of naar het verkeer op
de direct voor haar gelegen oversteekplaats en/of de verkeerslichten en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig niet
zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover zij die weg en/of die kruising en/of het eventueel
kruisende verkeer op voornoemde oversteekplaats kon overzien en waarover deze
vrij was/waren en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft
gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door haar bestuurde
motorrijtuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor
de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Methen) voor die kruising en/of
oversteekplaats aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- zonder te remmen of anderszins sterk snelheid te minderen de kruisende
oversteekplaats op en/of over is gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld
reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de
overstekende bestuurster van voornoemd gehandicaptenvoertuig (scootmobiel)
en/of het gehandicaptenvoertuig (scootmobiel),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood dan wel zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan (ten gevolge waarvan [slachtoffer]
is overleden);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 23 juni 2022 te Zevenaar, in de gemeente Zevenaar, in elk geval
in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende
over de weg, de Methen,
- terwijl zij ter hoogte van de Von Weberstraat een kruisende oversteekplaats
naderde, welke oversteekplaats was gemarkeerd door op het wegdek aangebrachte
kanalisatiestrepen, - heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 55 en 60
kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum
toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde (kruisende) oversteekplaats, de aldaar geplaatste,
voor haar van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten reeds
ongeveer 4,8 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", en/of
-terwijl een bestuurster van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) voornoemde
oversteekplaats overstak, althans doende was om over te steken,
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 de snelheid van dat door haar bestuurde voertuig niet zodanig
heeft geregeld dat zij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover zij die weg en/of die kruising en/of het eventueel kruisende
verkeer op voornoemde oversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft
gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door haar bestuurde
voertuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de
aldaar zich op het wegdek van die weg (de Methen) voor die kruising en/of
oversteekplaats aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- zonder te remmen of anderszins sterk snelheid te minderen de kruisende
oversteekplaats op en/of over is gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld
reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de
overstekende bestuurster van voornoemd gehandicaptenvoertuig (scootmobiel)
en/of het gehandicaptenvoertuig (scootmobiel),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 juni 2022 reed verdachte als bestuurder van een personenauto op de Methen in Zevenaar. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. [2] Verdachte heeft op deze weg gereden met een snelheid gelegen tussen de 55 en 60 kilometer per uur. [3] Zij naderde op de Von Weberstraat een kruisende oversteekplaats. Ter hoogte van deze oversteekplaats bevonden zich verkeerslichten die 4,8 seconden rood licht uitstraalden toen verdachte deze verkeerslichten passeerde. [4] Op dat moment stak mevrouw [slachtoffer] in haar scootmobiel de oversteekplaats over. Verdachte is, terwijl haar verkeerslicht rood was, zonder te remmen de oversteekplaats over gereden en niet gestopt voor de aangebrachte stopstreep. Zij is vervolgens met haar auto tegen de scootmobiel van [slachtoffer] gebotst. [5] [slachtoffer] is ten gevolge van deze botsing overleden. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gereden, waardoor het ongeval aan haar schuld te wijten is. Als gevolg van dit ongeval is [slachtoffer] overleden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primaire ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hiertoe is aangevoerd dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte het stoplicht niet heeft gezien, maar dat er geen sprake is van andere verkeersovertredingen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte tussen de 55 en 60 kilometer per uur reed op een weg waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur gold, geen snelheid heeft geminderd bij het naderen van het verkeerslicht, dat zij door rood licht is gereden en dat zij vervolgens geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] die in haar scootmobiel via de oversteekplaats overstak. Hierdoor heeft verdachte een verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld op welke wijze deze verkeersfouten van verdachte dienen te worden gekwalificeerd en of verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste is gelegd.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Verdachte heeft onvoldoende opgelet en is ook onvoldoende blijven opletten op het andere verkeer toen zij richting de oversteekplaats reed. Zij heeft immers de verkeerslichten in het geheel niet opgemerkt, terwijl zij reed op een rechte weg en de verkeerslichten al 4,8 seconden rood licht uitstraalden toen zij de verkeerslichten passeerde. Verder heeft zij harder gereden dan de toegestane maximum snelheid en heeft zij, ondanks dat zij verklaart het slachtoffer wel te hebben zien staan bij de oversteekplaats, geen vaart geminderd en vervolgens geen voorrang verleend aan het overstekende slachtoffer. De rechtbank stelt vast dat verdachte als verkeersdeelnemer op meerdere momenten tekort is geschoten in het naleven van de geldende verkeersregels en de op haar rustende zorgplicht om in het verkeer altijd voorzichtig en oplettend te zijn.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gemaakte verkeersfouten was sprake van meer dan momentane onoplettendheid door verdachte en is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank weegt de snelheidsovertreding anders dan de officier van justitie, waardoor de rechtbank tot een zwaardere gradatie van verwijtbaarheid concludeert.
Conclusie
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op of omstreeks 23 juni 2022 te Zevenaar, in de gemeente Zevenaar,
in elk geval in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Methen, zeer,
aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl zij ter hoogte van de Von Weberstraat een kruisende oversteekplaats naderde, welke oversteekplaats was gemarkeerd door op het wegdek aangebrachte kanalisatiestrepen,
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 55 en 60 kilometer per uur,
in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen
/of
- terwijl ter hoogte van voormelde (kruisende) oversteekplaats, de aldaar geplaatste, voor haar van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 4,8 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", en
/of
-terwijl een bestuurster van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) voornoemde oversteekplaats overstak,
althans doende was om over te steken,
- niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en
/ofis blijven kijken naar het direct voor haar gelegen weggedeelte van die weg (de Methen) en
/ofnaar het verkeer op de direct voor haar gelegen oversteekplaats en
/ofde verkeerslichten en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg en
/ofdie kruising en
/ofhet eventueel kruisende verkeer op voornoemde oversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij was
/warenen
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door haar bestuurde motorrijtuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Methen) voor die kruising en
/ofoversteekplaats aangebrachte stopstreep te stoppen en
/of
- zonder te remmen of anderszins sterk snelheid te minderen de kruisende oversteekplaats op en
/ofover is gereden en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en
/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen met,de overstekende bestuurster van voornoemd gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) en
/ofhet gehandicaptenvoertuig (scootmobiel), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
dan wel zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan (ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl dit een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren en oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het primair ten laste gelegde feit, heeft de raadsman bepleit om aan verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uren op te leggen en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor een periode van 12 maanden, met hieraan gekoppeld een proeftijd van twee jaren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank merkt in zijn algemeenheid op dat de vraag welke straf passend en geboden is bij aanrijdingen met dodelijke afloop veel moeilijker te beantwoorden is dan in vele andere soorten strafzaken. Dat is op de eerste plaats omdat het geen opzetdelict betreft. Verdachte wordt niet gestraft omdat zij het ongeval gewild heeft, maar omdat het ongeval aan haar schuld te wijten is. Dat kleurt in sterke mate het verwijt, en dus ook de strafmaat. Schulddelicten worden nu eenmaal minder zwaar bestraft dan opzetdelicten. Ten tweede is dat omdat de strafmaat mede wordt bepaald aan de hand van het gevolg. Een gevolg dat de verdachte ook op geen enkele manier gewild zal hebben, maar dat wel een direct gevolg is van het aan haar schuld te wijten ongeval. Een gevolg dat onherstelbaar en onvoorstelbaar groot leed heeft veroorzaakt, namelijk het overlijden van mevrouw [slachtoffer] .
Verdachte heeft door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, waardoor het slachtoffer is komen te overlijden. Verdachte is door rood gereden, heeft geen vaart verminderd en heeft geen voorrang verleend aan het overstekende slachtoffer. Hierdoor is een verkeersongeval veroorzaakt waardoor het slachtoffer is komen te overlijden. Verdachte had beter moeten opletten en had, gelet op het feit dat zij op een weg reed die voor haar onbekend was, extra goed moet letten op de verkeerssituatie. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte zelf ook enorm is geschrokken van de aanrijding en dat zij spijt heeft betuigd. Zij snapt niet waarom zij het rode verkeerslicht heeft gemist en niet op tijd is gestopt, zeker omdat zij normaliter een voorzichtige bestuurder is. Verdachte heeft na het ongeval lange tijd niet zelf autogereden en is hier nu mondjesmaat weer mee begonnen. Zij heeft aangegeven dat zij nooit heeft gewild dat dit ongeluk gebeurde en dat zij gebukt gaat onder het ongeval en het overlijden van het slachtoffer.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 7 februari 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting voor feiten als de onderhavige in aanmerking. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij er sprake is van een dodelijk slachtoffer en een ernstige mate van schuld, wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren als oriëntatiepunt gehanteerd.
Bij haar overwegingen ten aanzien van de strafmaat neemt de rechtbank in aanmerking dat voor verdachte de wetenschap dat ten gevolge van haar handelen het slachtoffer is komen te overlijden, ook op haar een behoorlijke impact heeft. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Tevens weegt de rechtbank mee dat er sprake is van enig tijdsverloop in deze zaak, waardoor verdachte langere tijd in onzekerheid heeft moeten verkeren over de afdoening hiervan. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak, anders dan in voornoemde oriëntatiepunten, niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet volgen. Alles afwegende zal de rechtbank een taakstraf aan verdachte opleggen voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Om voldoende recht te doen aan de ernst van het feit zal aan verdachte ook een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd voor de duur van 12 maanden. Deze straf is lager dan is gevorderd door de officier van justitie. Dat komt omdat de rechtbank (nog) meer rekening houdt met het lage recidiverisico en het schuldbesef van verdachte. De rechtbank ziet gelet hierop eveneens geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een taakstraf voor de duur van 120 uren;
 beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van Leeuwen (voorzitter), mr. L.F. Bögemann en mr. M.L. Braaksma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022281141, gesloten op 21 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal PD onderzoek, p. 28 – 30.
3.Het verkort proces-verbaal analyse VRI data, p. 44.
4.Het verkort proces-verbaal analyse VRI data, p. 43.
5.Het proces-verbaal PD onderzoek, p. 28 – 37.
6.Schouwverslag GGD Gelderland-Zuid d.d. 27 juni 2022, losbladig.