1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 23 juni 2022 te Zevenaar, in de gemeente Zevenaar, in elk geval
in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Methen,
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl zij ter hoogte van de Von Weberstraat een kruisende oversteekplaats
naderde, welke oversteekplaats was gemarkeerd door op het wegdek aangebrachte
kanalisatiestrepen,
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 55 en 60
kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum
toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde (kruisende) oversteekplaats, de aldaar geplaatste,
voor haar van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten reeds
ongeveer 4,8 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", en/of
-terwijl een bestuurster van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) voornoemde
oversteekplaats overstak, althans doende was om over te steken,
- niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het direct
voor haar gelegen weggedeelte van die weg (de Methen) en/of naar het verkeer op
de direct voor haar gelegen oversteekplaats en/of de verkeerslichten en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig niet
zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover zij die weg en/of die kruising en/of het eventueel
kruisende verkeer op voornoemde oversteekplaats kon overzien en waarover deze
vrij was/waren en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft
gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door haar bestuurde
motorrijtuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor
de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Methen) voor die kruising en/of
oversteekplaats aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- zonder te remmen of anderszins sterk snelheid te minderen de kruisende
oversteekplaats op en/of over is gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld
reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de
overstekende bestuurster van voornoemd gehandicaptenvoertuig (scootmobiel)
en/of het gehandicaptenvoertuig (scootmobiel),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood dan wel zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan (ten gevolge waarvan [slachtoffer]
is overleden);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 23 juni 2022 te Zevenaar, in de gemeente Zevenaar, in elk geval
in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende
over de weg, de Methen,
- terwijl zij ter hoogte van de Von Weberstraat een kruisende oversteekplaats
naderde, welke oversteekplaats was gemarkeerd door op het wegdek aangebrachte
kanalisatiestrepen, - heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 55 en 60
kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum
toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde (kruisende) oversteekplaats, de aldaar geplaatste,
voor haar van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten reeds
ongeveer 4,8 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", en/of
-terwijl een bestuurster van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) voornoemde
oversteekplaats overstak, althans doende was om over te steken,
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 de snelheid van dat door haar bestuurde voertuig niet zodanig
heeft geregeld dat zij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover zij die weg en/of die kruising en/of het eventueel kruisende
verkeer op voornoemde oversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft
gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en
verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door haar bestuurde
voertuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de
aldaar zich op het wegdek van die weg (de Methen) voor die kruising en/of
oversteekplaats aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- zonder te remmen of anderszins sterk snelheid te minderen de kruisende
oversteekplaats op en/of over is gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld
reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de
overstekende bestuurster van voornoemd gehandicaptenvoertuig (scootmobiel)
en/of het gehandicaptenvoertuig (scootmobiel),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 juni 2022 reed verdachte als bestuurder van een personenauto op de Methen in Zevenaar. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur.Verdachte heeft op deze weg gereden met een snelheid gelegen tussen de 55 en 60 kilometer per uur.Zij naderde op de Von Weberstraat een kruisende oversteekplaats. Ter hoogte van deze oversteekplaats bevonden zich verkeerslichten die 4,8 seconden rood licht uitstraalden toen verdachte deze verkeerslichten passeerde.Op dat moment stak mevrouw [slachtoffer] in haar scootmobiel de oversteekplaats over. Verdachte is, terwijl haar verkeerslicht rood was, zonder te remmen de oversteekplaats over gereden en niet gestopt voor de aangebrachte stopstreep. Zij is vervolgens met haar auto tegen de scootmobiel van [slachtoffer] gebotst.[slachtoffer] is ten gevolge van deze botsing overleden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gereden, waardoor het ongeval aan haar schuld te wijten is. Als gevolg van dit ongeval is [slachtoffer] overleden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primaire ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hiertoe is aangevoerd dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte het stoplicht niet heeft gezien, maar dat er geen sprake is van andere verkeersovertredingen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte tussen de 55 en 60 kilometer per uur reed op een weg waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur gold, geen snelheid heeft geminderd bij het naderen van het verkeerslicht, dat zij door rood licht is gereden en dat zij vervolgens geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] die in haar scootmobiel via de oversteekplaats overstak. Hierdoor heeft verdachte een verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld op welke wijze deze verkeersfouten van verdachte dienen te worden gekwalificeerd en of verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste is gelegd.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Verdachte heeft onvoldoende opgelet en is ook onvoldoende blijven opletten op het andere verkeer toen zij richting de oversteekplaats reed. Zij heeft immers de verkeerslichten in het geheel niet opgemerkt, terwijl zij reed op een rechte weg en de verkeerslichten al 4,8 seconden rood licht uitstraalden toen zij de verkeerslichten passeerde. Verder heeft zij harder gereden dan de toegestane maximum snelheid en heeft zij, ondanks dat zij verklaart het slachtoffer wel te hebben zien staan bij de oversteekplaats, geen vaart geminderd en vervolgens geen voorrang verleend aan het overstekende slachtoffer. De rechtbank stelt vast dat verdachte als verkeersdeelnemer op meerdere momenten tekort is geschoten in het naleven van de geldende verkeersregels en de op haar rustende zorgplicht om in het verkeer altijd voorzichtig en oplettend te zijn.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gemaakte verkeersfouten was sprake van meer dan momentane onoplettendheid door verdachte en is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank weegt de snelheidsovertreding anders dan de officier van justitie, waardoor de rechtbank tot een zwaardere gradatie van verwijtbaarheid concludeert.
Conclusie
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.