Tussen partijen staat niet ter discussie dat [verzoekster] op zich een gewaardeerde werkneemster was, hetgeen zich ook heeft geuit in de contractverlenging met een jaar per 11 april 2023. Daar waar [verweerder] [verzoekster] ten onrechte op staande voet heeft ontslagen, heeft [verweerder] in het feit dat op de camerabeelden zichtbaar is dat [verzoekster] een bankbiljet uit de bedrijfsportemonnee pakt en dit opvouwt, terwijl bankbiljetten juist in ongevouwen toestand de afroomkluis in plegen te gaan, terecht een (vergaande) verdenking van diefstal kunnen hebben. Deze verdenking is versterkt doordat [verzoekster] , geconfronteerd met de camerabeelden van de gestelde diefstal, bereid was € 50,00 te pinnen en deze diezelfde dag aan [verweerder] te geven. Ongeoorloofde dwang, zoals gesteld door [verzoekster] , is daarbij niet vast komen te staan.
Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding acht de kantonrechter voorts van belang dat [verzoekster] , samen met haar vriend en schoonvader diezelfde dag nog op volstrekt ongepaste wijze verhaal is gaan halen bij [verweerder] . [verzoekster] stelt in dit kader weliswaar dat haar niet kan worden aangerekend dat haar schoonvader [verweerder] op zeer agressieve en intimiderende wijze wederechtelijke heeft aangerand, maar onbetwist staat vast dat [verzoekster] samen met haar vriend en schoonvader naar [handelsnaam] is gegaan en dat zij daar, tegen de zin van [verweerder] in en ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek na sluitingstijd terug te komen, op het terras is blijven zitten, terwijl [verweerder] maaltijden ging bezorgen. Nadat [verweerder] was teruggekomen is de schoonvader, terwijl het restaurant nog steeds open was voor het publiek, het restaurant binnen gegaan, heeft hij zich achter de toonbank begeven en heeft hij [verweerder] , achter de toonbank, verbaal intimiderend en fysiek belaagd. De schoonvader heeft met zijn agressieve gedrag zonder meer laakbaar gehandeld en de grens van het betamelijke overschreden. Niet is gebleken dat [verzoekster] niet eenvoudigweg haar schoonvader en vriend had kunnen vragen een gesprek te voeren op een passend moment, dan wel dat zij het initiatief had kunnen nemen [handelsnaam] te verlaten.
Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding is voorts van belang dat [verzoekster] ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat zij binnen iets meer dan een maand na het ontslag op staande voet een nieuwe baan heeft gevonden, waar zij thans 40 uur per week werkt, zulks tegen een hoger uurloon dan zij bij [handelsnaam] ontving.
Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de kantonrechter het toekennen van een billijke vergoeding in dit geval dan ook niet gerechtvaardigd, zodat deze wordt gematigd tot nihil. Het verzoek tot het toekennen van een billijke vergoeding zoals gevorderd wordt afgewezen.