ECLI:NL:RBGEL:2024:2380

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
10391559 \ CV EXPL 23-779
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake onbetaalde facturen voor juridische bijstand en vrijwaringszaak tegen rechtsbijstandsverzekeraar

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een verstekvonnis dat op 6 januari 2023 is uitgesproken tussen DLD Advocaten B.V. en [eiseres]. De hoofdzaak betreft onbetaald gelaten facturen voor juridische bijstand door DLD, waarbij [eiseres] stelt dat DLD tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. De rechtbank oordeelt dat DLD de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen en dat de facturen onverminderd verschuldigd zijn. De vordering van [eiseres] om het verstekvonnis te vernietigen wordt afgewezen.

Daarnaast is er een vrijwaringszaak tegen DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., waarin [eiseres] vordert dat DAS de kosten van DLD vergoedt. DAS heeft een beroep gedaan op een uitsluitingsgrond in de algemene voorwaarden, die door de rechtbank als geldig wordt beschouwd. De rechtbank oordeelt dat DAS terecht een beroep heeft gedaan op de uitsluitingsclausule, omdat het geschil verband houdt met de verkoop van de verzekerde onderneming. De vordering van [eiseres] in de vrijwaringszaak wordt afgewezen.

De rechtbank bekrachtigt het verstekvonnis en wijst de vorderingen van [eiseres] in zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak af. [eiseres] wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10391559 \ CV EXPL 23-779 (hoofdzaak)
10569842 \ CV EXPL 23-1818 (vrijwaringszaak)
\ 610 \ 40140
uitspraak van
vonnis
in de hoofdzaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in verzet
gemachtigde mr. I. van Bekkum
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DLD Advocaten B.V.,h.o.d.n.
DutchlawDesk
gevestigd te Wijk bij Duurstede
gedaagde partij in verzet
gemachtigde mr. J.J.F. van de Voort
en in de vrijwaringszaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. I. van Bekkum
tegen
de naamloze vennootschap
DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde partij
gemachtigde mr. R. Rozendal
Partijen worden hierna [eiseres] , DLD en DAS genoemd.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis (in het vrijwaringsincident) van 12 mei 2023;
- de conclusie van antwoord inclusief producties (3 t/m 8) aan de zijde van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling op 28 november 2023 ten behoeve waarvan DLD aanvullende producties (7 t/m 36) heeft overgelegd. Daarnaast heeft de gemachtigde van DLD zittingsaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.
1.3.
Het verzet richt zich tegen het door de kantonrechter op 6 januari 2023 tussen DLD als eisende partij en [eiseres] als gedaagde partij bij verstek uitgesproken vonnis onder zaaknummer 10268519 CV EXPL 23-136 / 907-IT.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juni 2023 inclusief producties 1 t/m 10;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring inclusief producties 1 t/m 12;
- de mondelinge behandeling op 28 november 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen.
2.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] is bestuurder en enig aandeelhouder van een vennootschap die een privésauna exploiteert.
3.2.
[eiseres] en DLD hebben op 5 september 2022 telefonisch contact gehad over juridische bijstand in een geschil met de kopers van het bedrijf van [eiseres] , welke kopers beslag hadden laten leggen op haar privé-bankrekeningen.
3.3.
DLD heeft bij e-mail van 6 september 2022 haar visie op de zaak en een plan van aanpak aan [eiseres] gestuurd, met als bijlagen de opdrachtbevestiging en de algemene voorwaarden van DutchlawDesk.
3.3.1.
In de begeleidende e-mail staat, voor zover hier van belang:
(..)
Ik las dat DAS Rechtsbijstand dekking heeft geweigerd. Nu wijzen rechtsbijstandsverzekeraars nogal snel dekking af want daar hebben ze belang bij en persoonlijk vind ik DAS de ergste. Ik heb daarom aan [naam 1] gevraagd om de polisvoorwaarden om nog eens na te kunnen gaan of dekking terecht is geweigerd. De kosten kunnen/zullen namelijk nogal oplopen.
(..)
Bovengenoemde kosten zien dan nog niet op mijn honorarium als advocaat. Zoals gezegd is het dus van belang om alsnog na te gaan of er recht is op dekking. (..) Het gaat om de polis. Is deze afgegeven op naam van de eenmanszaak en/of [eiseres] en/of de B.V. en wat valt onder de dekking. VCN moet jullie daar bij kunnen helpen.
(..)
Er komt dus een hoop op jullie af en het kan een kostbare affaire worden, al was het maar vanwege de kosten voor juridische bijstand. Belangrijkste is nu even DAS rechtsbijstand. Duik daar even in, schakel jullie tussenpersoon in.
Indien jullie met mij in zee willen dan tref je bijgaand een opdrachtbevestiging aan ter ondertekening. Voor wat betreft de kosten wil ik uiteraard meedenken en moeten we overleggen. Het is echter een bewerkelijke zaak en er zal dus veel tijd in gaan zitten voor mij.
(..)
3.3.2.
In de opdrachtbevestiging staat, voor zover hier van belang:
(..)
Je hebt mij verzocht om juridische bijstand te verlenen in verband met het geschil met TUJE Holding B.V. en [naam 2] ter zake de overname van – kort gezegd – de door jou geëxploiteerde sauna.
Aan mijn werkzaamheden ligt een uurtarief van € 250,- ten grondslag, exclusief 6% kantoorkosten en BTW en exclusief eventuele zogeheten ‘verschotten’ (kosten van derden zoals deurwaarders, griffierechten enz.). De werkzaamheden worden in beginsel door mij verricht maar ik kan me door collega’s laten bijstaan. De werkzaamheden worden verricht in eenheden van 6 minuten en je ontvangt steeds een specificatie.
(..)
3.4.
[eiseres] heeft de opdrachtbevestiging voor akkoord getekend en op 6 september 2022 via WhatsApp aan DLD teruggestuurd.
3.5.
Op 12 september 2022 heeft DLD een declaratie van € 1.917,50 in verband met verschotten aan [eiseres] gestuurd. [eiseres] heeft deze declaratie in twee delen betaald, € 616,50 op 20 september en € 1.301,00 op 11 oktober 2022.
3.6.
Op 14 september 2022 hebben partijen via WhatsApp (onder meer) contact gehad over de rechtsbijstandverzekering van [eiseres] bij DAS. DLD heeft daarin bericht:
[14-09-2022 14:17:04] Julius: Ik heb iemand gesproken bij de DAS. Zij denkt dat het ook niet onder de privé polis zal vallen omdat die weer aangeeft dat als je als bestuurder hebt gehandeld, het ook niet onder de dekking valt. Ik heb aangegeven dat je niet als bestuurder hebt gehandeld maar als crediteur van jouw BV een betaling hebt ontvangen. Dat is een nuanceverschil. Zij komen erop terug. (..)
3.7.
Op 7 oktober 2022 heeft DLD een declaratie van € 7.663,54 aan [eiseres] gestuurd voor verrichte werkzaamheden. [eiseres] heeft op 11 oktober 2022 € 1.200,00 betaald (waardoor
€ 6.463,54 resteerde).
3.8.
Partijen hebben vervolgens veelvuldig gecorrespondeerd over de te nemen (juridische) stappen, waarbij DLD gecommuniceerd heeft welke kosten met de te nemen stappen gepaard zouden gaan. Daarnaast heeft DLD meerdere malen verzocht om betalingen van de openstaande kosten. Nadat [eiseres] aangaf dat zij (volgens haar) in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand heeft DLD bij e-mail van 4 november 2022 het volgende daarover meegedeeld:
(..)
TuJe+ [naam 2] / toevoeging
Hoewel een collega van mij op basis van een toevoeging zou mogen werken, zul je er op grond van artikel 12 lid 2 sub e, eerste zin, van de Wet op de Rechtsbijstand niet voor in aanmerking komen omdat het gaat om de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf en dan ook nog in de vorm van een rechtspersoon (Moments B.V.). Daarnaast geldt dat ik van mijn collega ook niet kan verlangen om deze zaak op basis van een toevoeging te doen omdat de zaak gewoon heel veel tijd en energie gaat vergen terwijl hij daarvoor maar een heel klein bedrag gaat ontvangen. Het staat je natuurlijk vrij om daarvoor een andere advocaat te benaderen
(..)
3.8.1.
[eiseres] heeft daarop gereageerd bij e-mail van 6 november 2022, met daarin onder meer:
(..) Dat het veel ging kosten wist ik. Maar je zou bij de 3000 al beslag leggen.
En tijdrekken met het aangeven bij de rechtbank dat dit onder de kantonrechter valt (..)
Ik krijg 100% een toevoeging. Heb de rechtspraak en juridisch loket gebeld. Er ligt beslag op mijn privé rekening. Dat geld is van mijn eenmanszaak. Want de BV heeft nog steeds een schuld aan de eenmanszaak.
(..)
Maar je werkt op toevoeging of je werkt niet op toevoeging toch?
(..)
Dan moet ik nu een andere advocaat zoeken. En dan net 8500 kosten zitten 3000 weggegooid. En dan weer opnieuw beginnen?
Dit is toch ook niet redelijk?
(..)
Maar zonder goede advocaat kan ik niks meer.
3.8.2.
DLD heeft daarop gereageerd bij e-mail van 6 november 2022, met onder meer:
[eiseres] ,
In de door jou meegestuurde berichten, heb ik vermeld dat ik aan de slag ga (heb ik ook gedaan), dat je de kosten van derden wel moet betalen en dat ik me het recht voorbehoud om mijn werkzaamheden op te schorten als er teveel tijd open staat en er geen uitzicht is op betaling.
Ik heb je uiteindelijk voorgerekend wat het leggen van de diverse beslagen aan kosten met zich mee zal brengen (griffierecht en deurwaarderskosten) en heb nogmaals aangegeven dat je die op voorhand zult moeten betalen. Vanaf dat moment is de discussie die we nu voeren ontstaan. Kennelijk kun je de kosten van derden niet betalen en vind je dat ik dat maar moet voorschieten. Je suggereert ook dat dat onderdeel van de afspraken zou zijn. Dat is het niet. Ik ben geen bank. Je stelt ook dat ik vanaf het moment dat we elkaar ontmoetten op de hoogte zou zijn geweest van jouw situatie. Dat is onjuist. (..) Pas gaandeweg is me de omvang van jullie problemen volledig duidelijk geworden.
Je maakt echter van jullie problemen mijn probleem. Ik heb me aan de afspraken gehouden maar duidelijk is dat er geen zicht is op betaling, zelfs niet van de kosten van derden terwijl de tijd die ik er in moet stoppen alsmaar oploopt. Je spreekt om de haverklap van het aanvragen van faillissement, in welk geval ik ook niets zal ontvangen.
(..)
Je komt m.i. niet in aanmerking voor toevoeging maar al zou dat wel zo zijn, dan nog laat ik mijn medewerker, die ook op basis van toevoegingen mag werken, deze zaak niet doen omdat de vergoeding die hij in dat geval van De Raad voor Rechtsbijstand krijgt, in geen verhouding staat tot de tijd die hij er in zal moeten steken.
Gelet op de discussie waarin we zijn beland, en waarbij ik mezelf steeds moet herhalen, stel ik zonder meer voor dat je een andere advocaat inschakelt. Je kunt dan een advocaat zoeken die op basis van een toevoeging werkt. (..)
Het is jammer dat het zo loopt maar het ontgaat me werkelijk waarom jij het normaal vindt dat ik niet alleen op mijn geld voor mijn werkzaamheden moet wachten maar dat ik ook nog griffierecht en deurwaarderskosten moet voorschieten.
(..)
3.9.
DLD heeft hierna nog contact met de partner van [eiseres] ( [naam 1] ) gehad om de mogelijkheden van verdere behandeling en betaling van openstaande declaraties te bespreken. DLD had daarna de intentie om [eiseres] juridische bijstand te (blijven) verlenen.
3.10.
Bij e-mail van 25 november 2022 heeft DLD aan [eiseres] meegedeeld dat hij (voorwaardelijk) stopt met zijn werkzaamheden in alle zaken, als gevolg van een e-mail die [eiseres] aan een collega-advocaat van DLD had gezonden. In de e-mail van DLD staat:
[eiseres] , [naam 1] ,
Zojuist werd ik gebeld door [naam 3] en ondertussen heeft hij mij bijgaande e-mail toegezonden.
Laat ik heel duidelijk zijn.
Het e-mailadres geeft allereerst geen pas. Verder wordt [naam 3] meegedeeld dat ook hij kan rekenen op een onderzoek, in de veronderstelling dat hij op de hoogte zou zijn van deze ‘grootschalige praktijken’. Een advocaat staat buiten het geschil. Je kunt een advocaat niet dreigen met een onderzoek, laat staan zonder nadere onderbouwing.
Ik wil niet werken voor iemand die zich a) bedient van dit soort e-mailadressen, b) dreigt een onderzoek te laten starten naar de advocaat van de wederpartij en c) zich schuldig lijkt te maken aan – in juridische termen – ‘afdreiging’, een ander woord voor chantage.
Verder spreek je weer over een aanstaand faillissement, in welk geval ik zonder meer geen honorarium meer zal ontvangen, terwijl ik nu al nagenoeg niets heb ontvangen.
De e-mail is bovendien juridisch-tactisch uitermate onhandig omdat deze door de wederpartij kan worden overgelegd in de procedure en dan sta je op achterstand.
Voor nu stop ik met alle werkzaamheden in alle dossiers. Ik ben nog slechts bereid om een voortzetting te overwegen indien er:
 excuses worden aangeboden aan [naam 3] ;
 aan mij wordt bevestigd dat dit soort e-mails tot het verleden behoren;
 het openstaande bedrag aan honorarium wordt voldaan en er voortaan een voorschot wordt voldaan. Ik laat dinsdag a.s. een nota opstellen voor de werkzaamheden tot op heden.
Ik zeg ‘overwegen’ omdat ik alleen wil werken voor een client die ook bij mij past en met dit soort acties ben ik niet de juiste advocaat. (..)
3.10.1.
[eiseres] heeft dezelfde dag hierop gereageerd met:
(..)
Laten we afwachten wat ze doen. Heb geen woord gelogen. Deze advocaat wil blijkbaar wel werken voor een crimineel. Ik heb hem daarvan niet beschuldigd. Ik heb mijn gedachten gedeeld. (..)
Ik begrijp je standpunt honorarium als ik faillissement zou aanvragen niet want [naam 1] zou dit gaan betalen. (..)
Het email adres is een anoniem mailadres wat ik al had. Niets persoonlijks want ik sprak hem ook netjes aan met [naam 3] .
Ook geef ik aan dat ik deze brief vanuit mij als privépersoon schrijf.
(..)
Wanneer ze maandag het beslag opheffen zal ik je bellen en ben ik bereid je 7.500 over te maken.
(..)
3.10.2.
Hierop heeft DLD – kort samengevat – gereageerd dat zij definitief stopt met haar werkzaamheden en een slotfactuur aan [eiseres] zal sturen.
3.11.
Op 29 november 2022 heeft DLD een slotfactuur van € 3.927,97 aan [eiseres] gestuurd.
3.12.
Op 29 december 2022 heeft DLD de inleidende dagvaarding aan [eiseres] laten betekenen en in de verstekprocedure betaling gevorderd van een hoofdsom van € 10.391,51 opgebouwd uit de twee openstaande urendeclaraties voor aan [eiseres] verleende juridische bijstand.
3.13.
[eiseres] is bij het verstekvonnis van 6 januari 2023 (zoals genoemd onder 1.3) veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.391,51 in hoofdsom, vermeerderd met rente en (proces)kosten.

4.Het geschil in de hoofdzaak

4.1.
[eiseres] vordert in haar verzetdagvaarding DAS op te roepen in vrijwaring. In haar conclusie van antwoord na het gewezen incidentele tussenvonnis vordert zij, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het op 6 januari 2023 tussen DLD (als eiseres) en [eiseres] (als gedaagde) gewezen verstekvonnis (10268519 CV EXPL 23-136) en DLD alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen jegens [eiseres] , althans deze vorderingen alsnog af te wijzen, met veroordeling van DLD in de (proces)kosten van beide procedures, waaronder het nasalaris.
4.2.
[eiseres] baseert haar verzet op het volgende. DLD is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht doordat zij heeft nagelaten (afdoende) onderzoek te doen naar de financiële omstandigheden van [eiseres] , waardoor [eiseres] niet in aanmerking is gekomen voor gefinancierde rechtsbijstand. Daarbij heeft DLD nagelaten adequaat op te treden tegen het standpunt van DAS, dat de kosten van de door DLD te verlenen rechtsbijstand niet voor vergoeding onder de polis van [eiseres] in aanmerking kwamen. Hierdoor is [eiseres] ten onrechte belast met de door DLD gemaakte kosten.
Voorts heeft DLD niet gehandeld als een goed opdrachtnemer, omdat zij [eiseres] niet over een redelijke tijdsinschatting heeft geïnformeerd. [eiseres] is daardoor niet in staat gesteld om met de nodige voorzichtigheid een beslissing te nemen over de financiële consequenties die de overeenkomst tussen haar en DLD met zich mee zou brengen. Op grond van het voorgaande kan DLD rechtens geen aanspraak maken op betaling van haar facturen en de daarmee samenhangende nevenvorderingen.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.Het geschil in de vrijwaringszaak

5.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, DAS te veroordelen om aan haar te betalen datgene waartoe zij als gedaagde in de hoofdzaak jegens DLD mocht worden veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling in de hoofdzaak en met veroordeling van DAS in de kosten van de vrijwaringsprocedure, waaronder de nakosten.
5.2.
[eiseres] baseert haar vordering op het volgende. DAS heeft een beroep gedaan op de uitsluitingsgrond zoals geformuleerd in artikel 7 onder g van de Rechtspartner-voorwaarden. [eiseres] heeft de vernietiging van die voorwaarden, en dan specifiek voornoemde uitsluitingsgrond, ingeroepen, omdat DAS de betreffende voorwaarden niet voor of tijdens het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan [eiseres] ter hand heeft gesteld. Als gevolg daarvan is DAS gehouden de declaraties van DLD, waartoe [eiseres] thans in de hoofdzaak in persoon is aangesproken tot betaling, te vergoeden.
5.3.
DAS voert verweer en concludeert [eiseres] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen dan wel haar vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

Ontvankelijkheid verzet
6.1.
Op grond van artikel 143 lid 2 RV vangt de verzettermijn – kort samengevat – aan na betekening van het vonnis aan de veroordeelde persoon ( [eiseres] ), of na het plegen door (of namens) [eiseres] van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat (de inhoud van) het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan haar bekend is. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij eerst op 17 januari 2023 kennis heeft genomen van het verstekvonnis.
De verzettermijn van vier weken is op voornoemde datum daarom aangevangen. De verzetdagvaarding is binnen die vier weken, op 14 februari 2023, uitgebracht, zodat [eiseres] in haar verzet kan worden ontvangen.
Formeel verweer
6.2.
DLD stelt zich op het standpunt dat, nu [eiseres] in haar verzetdagvaarding enkel een incidentele vordering heeft ingesteld en ten onrechte niet ten principale heeft geantwoord, zij haar recht heeft verspeeld dat alsnog toe doen. De kantonrechter overweegt hierover het volgende. Op grond van artikel 146 Rv wordt het verzet ingesteld bij een dagvaardingsexploot, waarmee het geding op tegenspraak wordt voortgezet. In de verzetdagvaarding dient in beginsel alles te staan wat in een regelmatig verlopende procedure in een conclusie van antwoord moet worden opgeworpen. Dus ook de excepties en de incidentele vorderingen die voor alle weren moeten worden ingesteld of gedaan, zoals een oproeping in vrijwaring (artikel 210 lid 1 Rv). [eiseres] heeft dus tijdig, in haar verzetdagvaarding, een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring ingesteld.
Terecht heeft DLD aangevoerd dat de gronden van het verweer in de verzetdagvaarding en de formele vorderingen in het petitum opgenomen hadden moeten worden. De kantonrechter heeft echter gezien de inhoud van de als verzetdagvaarding uitgebrachte dagvaarding (met daarin de incidentele vordering), [eiseres] in het gewezen incidentele tussenvonnis de gelegenheid gegeven nog nader te concluderen voor antwoord, zoals deze gelegenheid ook zou kunnen worden geboden in een reguliere zaak op tegenspraak (zonder verzet). De kantonrechter komt niet op die beslissing terug; het antwoord in de hoofdzaak is genomen en de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden in zowel de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak. Daarbij zijn de beide zaken inhoudelijk behandeld. De kantonrechter gaat thans dan ook over tot de inhoudelijke beoordeling van het geschil in zowel de hoofdzaak als in de vrijwaring.
Inhoudelijke beoordeling
6.3.
De vraag luidt of [eiseres] gehouden is de facturen van DLD te betalen, hetgeen DLD stelt en [eiseres] betwist. Hierna worden de verwijten besproken die [eiseres] DLD maakt en op grond waarvan [eiseres] meent dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht door DLD op grond waarvan zij kennelijk meent niet gehouden te zijn de facturen te voldoen.
Gefinancierde rechtsbijstand.
6.4.
[eiseres] verwijt DLD dat zij onvoldoende onderzoek heeft gedaan en ervoor heeft gekozen geen gefinancierde rechtshulp aan [eiseres] te verlenen, terwijl zij voor deze zaak, net als in haar alimentatiezaak, in aanmerking had kunnen komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Als uitgangspunt geldt dat op grond van artikel 12 Wet op de Rechtsbijstand in beginsel geen gefinancierde rechtsbijstand wordt toegekend bij een zakelijk geschil. Uit de door DLD als productie 35 (aanvullende stukken DLD) overgelegde e-mail van DAS blijkt dat [eiseres] op 2 september 2022 was geïnformeerd over de mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand. In die wetenschap heeft [eiseres] DLD daarna opdracht gegeven haar juridisch bij te staan. Nadat DLD in opdracht van [eiseres] al de nodige kosten had gemaakt, heeft [eiseres] andermaal gesteld dat zij in aanmerking zou komen voor een toevoeging. DLD heeft [eiseres] , onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 12 Wet op de Rechtsbijstand, meegedeeld dat zij niet voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam en als dat wel het geval zou zijn, zij de zaak dan niet (verder) zou hebben behandeld gelet op de complexiteit en omvang van de zaak (zie e-mails 4 en 6 november 2022 (productie 17 akte overleggen producties DLD). [eiseres] heeft naar aanleiding hiervan geen andere gemachtigde in de arm genomen, maar DLD juist opgedragen de zaak verder te behandelen, waarbij zij, gelet op de uitdrukkelijke waarschuwingen van DLD over de kosten, wist dat verdere behandeling (hoge) kosten met zich mee zou brengen. De conclusie is dan ook dat het verwijt richting DLD op dit punt ongegrond is.
Dekking rechtsbijstandverzekering DAS
6.5.
[eiseres] verwijt DLD daarnaast dat zij onzorgvuldige heeft gehandeld doordat zij heeft nagelaten op te treden tegen DAS, nu DAS weigerde de kosten van rechtsbijstand te voldoen onder de polis, waaronder het ten onrechte niet inroepen van vernietiging van de algemene voorwaarden, waardoor [eiseres] ten onrechte wordt belast met de kosten van DLD. De kantonrechter stelt voorop dat de opdracht die [eiseres] aan DLD heeft verstrekt niet zag op (enig) dispuut met DAS, maar op een geschil met de kopers van de in haar vennootschap gedreven onderneming.
Bovendien was er geen enkele aanleiding om de vernietiging van de algemene voorwaarden in te roepen. DLD heeft immers onbetwist gesteld dat [eiseres] , na hun eerste telefoongesprek, waarin DLD heeft geïnformeerd naar de rechtsbijstandverzekering(en) van [eiseres] , de algemene polisvoorwaarden aan DLD heeft gestuurd. Er was geen aanleiding te veronderstellen dat, zoals thans wordt gesteld, die voorwaarden niet ter hand zouden zijn gesteld. Zulks geldt te meer nu [eiseres] haar rechtsbijstandverzekering via een assurantietussenpersoon (VCN) heeft afgesloten en reeds veelvuldig onder de polis rechtsbijstand heeft verkregen. Hoewel [eiseres] DLD geen opdracht heeft gegeven haar bij te staan in een geschil met DAS , zodat reeds daarom geen sprake kan zijn van een tekortkoming, heeft DLD meerdere pogingen gedaan om DAS op haar (afwijzende) standpunt te laten terugkomen, zoals onder meer blijkt uit de e-mails van 6,14 (productie 10) en 27 september 2022 (productie 11 akte overleggen producties DLD). Dat de inspanningen van DLD niet het (voor [eiseres] ) gewenste resultaat hebben opgeleverd, leidt (op zichzelf) niet tot de conclusie dat DLD (op enige wijze) tekortgeschoten is. Het (negatieve) resultaat vloeit immers voort uit de beperking in de voorwaarden waaronder [eiseres] de betreffende rechtsbijstandsverzekering bij DAS heeft afgesloten.
Nu [eiseres] geen verdere feiten en omstandigheden heeft aangedragen ter onderbouwing van haar stelling, kan niet geconcludeerd worden dat DLD op dit punt tekortgeschoten is.
Zorg van een goed opdrachtnemer
6.6.
Dan resteert nog het verwijt dat DLD [eiseres] vooraf niet duidelijk zou hebben geïnformeerd over een plan van aanpak en de daarmee (naar verwachting gepaarde) tijdsbesteding, waardoor [eiseres] geen redelijke beslissing kon nemen over de financiële consequenties. DLD heeft aangevoerd dat de opdracht zich in de loop der tijd steeds verder uitdijde en verwijst ter onderbouwing daarvan naar de gevoerde correspondentie (overgelegd als producties 7 tot en met 28). Steeds is aan [eiseres] uitgelegd wat de volgende stap was en welke kosten daarmee gepaard zouden gaan, aldus DLD. Gelet op de gemotiveerde betwisting lag het op de weg van [eiseres] haar stelling nader te onderbouwen. Hier ontbreekt het aan, [eiseres] heeft dit punt verder onbesproken gelaten. Als gevolg daarvan dient van de juistheid van de stellingen van DLD te worden uitgegaan, hetgeen volgens de kantonrechter ook kenbaar volgt uit de door DLD overgelegde correspondentie. Ook dit verwijt wordt daarom ongegrond geacht.
6.7.
Nu geen van de door [eiseres] richting DLD gemaakte verwijten stand houden, komt niet vast te staan dat DLD tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. DLD heeft de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen.
Er is geen grond voor [eiseres] haar betalingsverplichtingen jegens DLD (nog langer) op te schorten. [eiseres] moet de declaraties van DLD dan ook onverminderd betalen.
6.8.
[eiseres] is de buitengerechtelijke kosten eveneens verschuldigd nu die met de hoofdvordering samenhangen en [eiseres] de verschuldigdheid ervan niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
6.9.
[eiseres] meent de wettelijke handelsrente niet verschuldigd te zijn en baseert dit op de inhoud van de door DLD behandelde zaak, volgens [eiseres] een particulier geschil. DLD heeft dit gemotiveerd weersproken, door aan te voeren dat [eiseres] de opdracht in de uitoefening van haar beroep of bedrijf heeft verstrekt. Aangezien [eiseres] haar stelling op dit punt niet nader heeft onderbouwd, geldt de stelling van DLD als uitgangspunt, zijnde dat sprake is van een handelsovereenkomst. Op grond daarvan is [eiseres] de gevorderde wettelijke handelsrente verschuldigd.
6.10.
Nu de kantonrechter oordeelt conform het tussen partijen gewezen verstekvonnis, wordt dat vonnis in de beslissing bekrachtigd.
6.11.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen, waarin mede begrepen de proceskosten voor het vrijwaringsincident.

7.De beoordeling in de vrijwaringszaak

7.1.
De vraag in de vrijwaringszaak luidt of DAS gehouden is de kosten van DLD, tot betaling waarvan [eiseres] wordt veroordeeld, te vergoeden.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres] zowel een zakelijke als een particuliere rechtsbijstandverzekering bij DAS heeft (gehad) en dat op die verzekeringen andere algemene voorwaarden van toepassing zijn. [eiseres] heeft haar vordering enkel toegespitst op de zakelijke rechtsbijstandverzekering (zie punt 5 van de dagvaarding), zodat de stellingen over de particuliere rechtsbijstandverzekering buiten beschouwing kunnen worden gelaten.
7.2.
Eerst dient beoordeeld te worden of artikel 7 onder g van de Rechtspartner-voorwaarden van toepassing is op de tussen partijen geldende rechtsbijstandsverzekering.
Niet in geschil is dat de Rechtspartner-voorwaarden, waaronder artikel 7, zijn opgesteld om in een aantal verzekeringsovereenkomsten te worden opgenomen. De voorwaarden moeten dus aangemerkt worden als algemene voorwaarden met uitzondering van de bedingen die de kern van de prestatie aangeven (de zogenoemde kernbedingen), voor zover deze bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd (artikel 6:231, aanhef en onder a, BW).
In artikel 7 onder g wordt afgebakend in welke gevallen dekking is uitgesloten. De dekking van een verzekering betreft de kern van de prestatie van de verzekeraar jegens de verzekerde, zodat artikel 7 onder g een beding is dat (mede) de kern van de prestaties van DAS bepaalt.
Het beding is daarnaast voldoende duidelijk, begrijpelijk en transparant geformuleerd, zodat een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument de economische gevolgen kan overzien die voor haar uit het beding volgen, te weten dat zij géén aanspraak op de rechtsbijstandverzekering kan maken wanneer het conflict gaat over de verkoop van de verzekerde onderneming. Op grond van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat artikel 7 onder g van de Rechtspartner-voorwaarden aan te merken is als een kernbeding, dat niet in aanmerking komt voor vernietiging op grond van afdeling 6.5.3. BW.
7.3.
Vervolgens is de vraag of artikel 7 onder g deel uitmaakt van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst, hetgeen moet worden beantwoord aan de hand van de algemene regels omtrent aanbod en aanvaarding (artikelen 6:217 en verder BW) en de wilsvertrouwensleer (artikelen 3:33 en 3:35 BW). Hoewel [eiseres] en DAS niet afzonderlijk over het beding hebben onderhandeld, althans daar is niet van gebleken, mocht DAS er wel gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiseres] heeft ingestemd met (onder meer) artikel 7 onder g van de Rechts-partnervoorwaarden en dat dit beding derhalve is overeengekomen tussen partijen. De kantonrechter acht de volgende feiten en omstandigheden van belang. [eiseres] heeft op 1 januari 2021 de zakelijke rechtsbijstandverzekering bij DAS, via tussenpersoon VCN, afgesloten. Op het nadien verstrekte polisblad (productie 10 bij conclusie van antwoord) staat vermeld dat de DAS Rechtspartner 132 (03/2014) voorwaarden daarop van toepassing zijn. Uit de door [eiseres] specifiek aangehaalde brief van 6 december 2021 (productie 5 bij dagvaarding) blijkt dat de Rechtspartner-voorwaarden ongewijzigd zijn gebleven. De wijziging zag namelijk op de algemene polisvoorwaarden. DAS heeft onbetwist gesteld dat [eiseres] in ieder geval tien keer om rechtsbijstand heeft verzocht op basis van de Rechtspartner-voorwaarden (zie opgesomd onder voetnoot 11 bij conclusie van antwoord) waarbij zij het polisblad heeft overgelegd. [eiseres] heeft nimmer aangegeven niet gebonden te willen zijn aan de Rechtspartner-voorwaarden of dat het nooit haar bedoeling is geweest om op basis van deze voorwaarden een rechtsbijstandverzekering aan te gaan, aldus DAS. Dit is door [eiseres] niet (voldoende) weersproken. Dat betekent dat in rechte als vaststaand wordt aangenomen dat tussen partijen wilsovereenstemming is bereikt omtrent voornoemd kernbeding en dat op basis van aanbod en aanvaarding tussen partijen een verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen, waarvan artikel 7 onder g in ieder geval onderdeel uitmaakt.
7.4.
Dan resteert nog de stelling van [eiseres] dat DAS ten onrechte een beroep heeft gedaan op haar uitsluitingsclausule, omdat het geschil van [eiseres] met TuJe en [naam 2] niet primair zag op de verkoop van de onderneming. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst [eiseres] naar de dagvaarding die namens TuJe en [naam 2] is uitgebracht (productie 10 bij dagvaarding). Uit die dagvaarding moet echter opgemaakt worden dat de betaling van TuJe en [naam 2] voortvloeit uit de tussen [eiseres] en TuJe en [naam 2] gesloten overeenkomst tot verkoop van de onderneming en dat de afgesproken betaling, op uitdrukkelijk verzoek van [eiseres] , is voldaan op haar privérekening. Op basis daarvan moet dus geconcludeerd worden dat het conflict verband houdt met de verkoop van de verzekerde onderneming, als gevolg waarvan DAS terecht een beroep op haar uitsluitingsclausule heeft kunnen doen. De vordering van [eiseres] wordt daarom afgewezen.
7.5.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 124,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

8.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
8.1.
bekrachtigt het op 6 januari 2023 tussen DLD en [eiseres] gewezen verstekvonnis met kenmerk 10268519 CV ECPL 23-136;
8.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de verzetprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van DLD vastgesteld op € 812,00 aan salaris voor de gemachtigde;
in de vrijwaringszaak
8.3.
wijst de vordering af;
8.4.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de vrijwaringsprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van DAS vastgesteld op € 812,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 124,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op