ECLI:NL:RBGEL:2024:2387

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
2717
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak met betrekking tot wijziging sepotcode

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 17 april 2024 uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoekster om vergoeding van kosten van rechtsbijstand. De verzoekster was eerder niet verder vervolgd door de officier van justitie, die dit op 28 december 2022 had meegedeeld, met een proeftijd van één jaar. De verzoekster heeft op 29 januari 2024 een verzoekschrift ingediend ter griffie van de rechtbank, waarin zij een vergoeding van € 5.769,93 vroeg voor de kosten van haar raadsman in de strafzaak en voor de kosten van het indienen van het verzoek.

De rechtbank heeft het verzoek behandeld in een openbare raadkamer op 3 april 2024, waarbij de gemachtigde raadsvrouw en de officier van justitie zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, maar heeft het verzoek afgewezen voor zover het betreft de kosten die verband houden met de wijziging van de sepotcode. De rechtbank oordeelde dat de motivering voor de wijziging van de sepotcode onvoldoende was onderbouwd en dat de keuze van het openbaar ministerie voor het soort sepot niet evident onjuist of onredelijk was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een vergoeding van € 4.556,57 toe te kennen aan de verzoekster, zijnde de kosten van rechtsbijstand die verband houden met de strafzaak, en heeft het overige verzoek afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor de betrokken partijen binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05/336763-22
raadkamernummer : 24-002717
datum zitting : 03 april 2024
datum uitspraak : 17 april 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster.
Raadsvrouw: mr. S. Snelder, advocaat te Amsterdam, waarnemend voor kantoorgenoot mr. P.P.J. van der Meij

Feiten

De officier van justitie heeft beslist de verzoekster niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 28 december 2022 aan verzoekster meegedeeld. Hieraan was een proeftijd verbonden van één jaar. Deze beslissing is onherroepelijk geworden. De door de officier van justitie aan de niet (verdere) vervolging verbonden voorwaarden zijn vervuld.

Procedure

Het verzoekschrift is op 29 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 03 april 2024 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde raadsvrouw en de officier van justitie op zitting gehoord.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 5.769,93 wegens:
  • de kosten van de raadsman in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer; door de verzoekster is een factuur van de raadsman overgelegd tot een bedrag van € 5089,38 bedrag;
  • de kosten van een raadsman voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek tot een bedrag van € 680,- bedrag.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding voor zover dit de kosten van de raadsman voor de strafzaak betreffen.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijke schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Ook kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman, inclusief kosten voor bijstand tijdens de verzekering en de voorlopige hechtenis, behalve als de raadsman was toegevoegd.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank acht die gronden aanwezig voor een deel van het verzochte.
De kosten van rechtsbijstand vallen uiteen in twee gedeelten: van 27 oktober 2022 tot en met 17 november 2023 (het opsporingsonderzoek) en van 4 januari 2023 tot en met 29 maart 2023 (correspondentie met het openbaar ministerie inzake de verzochte wijziging van de sepotcode.
De rechtbank zal een vergoeding toekennen voor de kosten van de raadsman gemaakt ter zake van de strafzaak. De opgegeven kosten worden onderbouwd door de overgelegde urenspecificatie(s) en declaratie(s).
De rechtbank zal geen vergoeding toekennen voor de kosten ter zake van de wijziging van de sepotcode. De strafzaak is geseponeerd omdat niet-strafrechtelijk ingrijpen de voorkeur had vanwege persoonlijke (fysieke, psychische en financiële) omstandigheden van verzoekster.
Naar het oordeel van de rechtbank was er onvoldoende reden om de sepotcode te laten wijzigen en ook onvoldoende reden om hier zoveel tijd aan te besteden. Bovendien heeft dit niet geleid tot een wijziging van die code.
Dat het sepot “ook heel goed een technisch sepot had kunnen zijn”, zoals wordt aangevoerd, is bepaald onvoldoende nu het nu eenmaal een beleidssepot geworden is. De keuze van het soort sepot is primair de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie en niet gebleken is dat deze keuze evident onjuist of onredelijk is. Dat de strafzaak niet zou hebben geleid tot oplegging van straf of maatregel is ook niet evident en het is niet aan de raadkamer om alsnog een inhoudelijke beoordeling van het strafdossier te geven.
De rechtbank zal daarom een vergoeding toekennen alleen voor de kosten van rechtsbijstand van mr. Van der Meij, die zien op de strafzaak en niet op de kosten van rechtsbijstand door mr. Snelder vanaf 4 januari 2023, welke kosten zien op de correspondentie inzake sepotcode. Dat betreft dan € 3.876,57 (€ 3.022,44 + 6% kantoorkosten + 21% BTW). Voor toekenning van hetgeen overigens is verzocht acht de rechtbank geen dus gronden aanwezig.
De rechtbank zal het gebruikelijke bedrag van € 680,- toekennen voor de kosten van indiening en behandeling van dit verzoek.

Beslissing

De rechtbank kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 4.556,57 (zegge: vierduizend vijfhonderdzesenvijftig euro en zevenenvijftig eurocent).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Doedens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 4.556,57 (zegge: vierduizend vijfhonderdzesenvijftig euro en zevenenvijftig eurocent),
ten gunste van verzoekster,
door overmaking van voornoemd bedrag op [rekeningnummer] ,
ten name van Cleerdin & Hamer advocaten,
onder vermelding van ‘ [vermelding] ’.