Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[eiser],
2 2. mevrouw [gedaagde 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
(…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
het (is) wel degelijk zijn bedoeling om in het gehuurde te gaan wonen’. Daaruit volgt, naar het oordeel van de kantonrechter, geen concreet verhuisplan. [eiser] beschikt bovendien over eigen woonruimte, ver gelegen van de plaats waar de woning is gelegen en niet gesteld of anderszins gebleken is dat hij die woning gaat of moet verlaten. [eiser] heeft verklaard dat zijn financiële positie van dien aard is dat hij zijn huidige woonruimte moet verlaten. De kantonrechter overweegt dat [eiser] geen financiële stukken heeft overgelegd die onderbouwen dat zijn huidige woonruimte te duur voor hem is en hij op korte termijn moet verhuizen. Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [eiser] het belang bij de woning heeft met het oog waarop het ontruimingsbeding is overeengekomen. Aldus heeft [eiser] de huurovereenkomst niet rechtsgeldig kunnen opzeggen met een beroep op de diplomatenclausule. Alhoewel dat strikt genomen geen rol speelt bij de beoordeling van het beroep op deze opzeggingsgrond,
indien de verhuurder aannemelijk maakt dat hij het verhuurde zo dringend nodig heeft voor eigen gebruik, vervreemding van de gehuurde woonruimte niet daaronder begrepen, dat van hem, de belangen van beide partijen en van onderhuurders naar billijkheid in aanmerking genomen, niet kan worden gevergd dat de huurovereenkomst wordt verlengd, en tevens blijkt dat de huurder, met uitzondering van de huurder, bedoeld in bedoeld in de artikelen 6:274c tot en met 6:274e BW, andere passende woonruimte kan verkrijgen.’Of de verhuurder het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Het vereiste dat sprake moet zijn van 'dringend' eigen gebruik brengt niet zozeer tot uitdrukking dat sprake moet zijn van een zekere urgentie, maar dat sprake moet zijn van een zeker belang bij de verhuurder. Bij de beoordeling van de dringendheid, maar ook van de andere relevante belangen, gaat het in beginsel om de actuele situatie. Het dringende belang bij het gebruik van het gehuurde moet verder een eigen belang van de verhuurder zijn. Als de verhuurder eenmaal aannemelijk heeft gemaakt dat hij het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik, moet worden nagegaan of zijn behoefte zo dringend is, dat van hem, de belangen van beide partijen in aanmerking genomen, niet kan worden gevergd dat de huurovereenkomst wordt voortgezet. De verhuurder zal aannemelijk moeten maken dat zijn belangen bij beëindiging van de huur zwaarder wegen dan de belangen van zijn huurder bij voortduring van de huurovereenkomst. Verder moet worden beoordeeld of gebleken is dat de huurder andere passende woonruimte kan verkrijgen. Tot slot geldt dat bij beëindiging van huur van woonruimte een beroep op dringend eigen gebruik van de verhuurder niet te snel mag worden gehonoreerd, gelet op het gewicht dat toekomt aan de door het huurrecht beoogde bescherming van de huurder. [1] De kantonrechter moet daarom terughoudend zijn met het toewijzen van een vordering tot beëindiging van een huurovereenkomst van woonruimte vanwege dringend eigen gebruik van de verhuurder.