ECLI:NL:RBGEL:2024:27

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
21/3368
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor het doden van de vos op grond van de Wet natuurbescherming in het belang van de bescherming van weidevogels

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de ontheffing voor het doden van de vos op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) behandeld. Eiseres is het niet eens met de goedkeuring van het 'Faunabeheerplan vos 2021-2027' en de verleende ontheffing, die door het college van gedeputeerde staten van Gelderland is afgegeven. De rechtbank heeft op 28 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van het college en de derde-partij aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de ontheffing deugdelijk gemotiveerd is en in stand kan blijven. Het college heeft voldoende aangetoond dat het doden van de vos noodzakelijk is voor de bescherming van weidevogels en andere bodembroedende vogels. Eiseres heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, maar de rechtbank concludeert dat er geen andere bevredigende oplossing is om de vos te bestrijden. De rechtbank wijst erop dat de ontheffing niet in strijd is met het streven om de vos in zijn natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zowel de ontheffing als de goedkeuring van het faunabeheerplan in stand blijven.

De uitspraak benadrukt het belang van het doden van de vos in het kader van de bescherming van kwetsbare vogelsoorten en de noodzaak van een combinatie van maatregelen om de achteruitgang van weidevogels tegen te gaan. Eiseres krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3368

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: A.P. De Jong),
en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland

(gemachtigden: mr. Winsum en mr. E.C.M. Schippers en mr. H.E.J. Kemerink op Schiphorst).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]
(gemachtigden: F. Kofferman en K. Leliveld).

Inleiding

Waar deze uitspraak over gaat
1. Deze uitspraak op het beroep van eiseres gaat over de aan [derde-partij] ([derde-partij]) op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleende ontheffing van het verbod om de vos te doden. Met het bestreden besluit I van 28 juni 2021 heeft het college het ‘Faunabeheerplan vos 2021-2027’ goedgekeurd en de ontheffing verleend. Het college heeft bij bestreden besluit II van 2 mei 2022 het bestreden besluit I deels gewijzigd.
Samenvatting van de uitspraak
2. Eiseres is het niet eens met de goedkeuring van het faunabeheerplan en het verlenen van de ontheffing. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de verlening van de vergunning. Het beroep van eiseres tegen het besluit van 28 juni 2021 is ook gericht tegen het besluit van 2 mei 2022. Daarmee is de ontheffing immers gewijzigd en eiseres heeft belang bij een oordeel daarover. [1]
2.1.
De rechtbank komt aan het slot van deze uitspraak tot het oordeel dat de verleende ontheffing, zoals gewijzigd bij bestreden besluit II, deugdelijk gemotiveerd is en in stand kan blijven. Dit geldt ook voor de goedkeuring van het faunabeheerplan. Eiseres krijgt dus geen gelijk. En het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2.
Eerst wordt onder 3 kort opgesomd welke procedurestappen zijn gezet tot het moment van deze uitspraak. Daarna worden onder 4 enkele van belang zijnde feiten en achtergrond weergegeven die hebben geleid tot het bestreden besluit. Onder 5 staat het wettelijk kader. De beoordeling door de rechtbank staat vanaf 6. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vragen:
  • onder 6: heeft het college voldoende gemotiveerd dat het doden van de vos bijdraagt aan de doelstelling om de achteruitgang van weidevogels te stoppen?
  • onder 7: heeft het college terecht geconcludeerd dat er geen andere bevredigende oplossing is om de vos te bestrijden?
Aan het eind staan de gevolgen van dit oordeel en de beslissing van de rechtbank.
Procesverloop
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit I. [derde-partij] heeft tijdens de zitting gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om als partij aan het geding deel te nemen. Het college heeft bij het bestreden besluit II het bestreden besluit I deels gewijzigd. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de vertegenwoordiger van eiseres, de gemachtigden van het college en de gemachtigden van [derde-partij].

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van de bestreden besluiten
4. Op 19 februari 2021 heeft [derde-partij] verzocht om het ‘Faunabeheerplan vos 2021-2027’ goed te keuren en om ontheffing te verlenen van het verbod [2] om de vos te doden. Op 1 april 2021 heeft het college een ontwerpbesluit ter inzage gelegd. [3] Eiseres heeft binnen de daarvoor geldende termijn een zienswijze ingediend. Met het bestreden besluit I is het faunabeheerplan goedgekeurd en is de aangevraagde ontheffing verleend.
4.1.
Op 15 november 2021 heeft [derde-partij] verzocht de verleende ontheffing te wijzigen. Dit in verband met het bestrijden van de vos in de periode voorafgaande aan het broedseizoen (van 1 november tot 1 maart), in een bufferzone rondom de weidevogelgebieden van maximaal 5 kilometer buiten de aangewezen weidevogelgebieden en het inzetten van kunstlicht.
4.2.
Met het bestreden besluit II heeft het college de ontheffing in overeenstemming met dat wijzigingsverzoek gewijzigd. Dit wijzigingsbesluit bevat ook een zelfstandige en volledige toetsing aan de ontheffingsvoorwaarden uit artikel 3.10 en 3.8 van de Wnb, zonder daarbij terug te vallen op de landelijke vrijstelling. [4]
Wettelijk kader
5. De vos is op grond van artikel 3.10 en bijlage A van de Wnb een beschermde soort. Op grond van artikel 3.10, eerste lid van de Wnb is het verboden de vos opzettelijk te doden. Hiervan mag door middel van een ontheffing worden afgeweken voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 3.8, vijfde lid van de Wnb en aan artikel 3.10 van de Wnb. Dit betekent dat de ontheffing slechts kan worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing is om de vos te bestrijden, de ontheffing nodig is in het belang van de bescherming van de weidevogels en andere bodembroedende vogels en de ontheffing geen afbreuk doet aan het streven om de vos in zijn natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
Heeft het college deugdelijk gemotiveerd dat het doden van de vos bijdraagt aan de doelstelling om de achteruitgang van weidevogels te stoppen?
6. Eiseres betoogt dat de noodzakelijke gegevens ontbreken om de conclusie te kunnen trekken dat predatie [5] door vossen als schade aan de fauna kan worden beschouwd.
Eiseres voert hiertoe het volgende aan. Voordat de ontheffing had kunnen worden verleend, had per aangewezen gebied moeten worden aangetoond wat de impact van de eventuele predatie door vossen is op het broedsucces van de aanwezige weidevogels. Verder voert eiseres aan dat de effectiviteit van het gebruik van de ontheffing niet is aangetoond. Zonder het verzamelen van de benodigde gegevens over de diverse aanwezige predatoren [6] en hun effect op de weidevogelpopulaties kan er helemaal niets worden gezegd over de effectiviteit van bestrijding. Het doel van de ontheffing is om ervoor te zorgen dat de achteruitgang van weidevogels wordt gestopt. Daarvoor had allereerst moeten worden aangetoond dat predatie door vossen in de aangewezen gebieden verantwoordelijk is voor de achteruitgang en dat is niet gebeurd. Vervolgens had moeten worden aangetoond dat de omstandigheden voor de weidevogels in deze gebieden optimaal zijn, waardoor predatie sowieso al minder invloed heeft. Ook dat is niet gebeurd.
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat genoegzaam is aangetoond dat de vos een substantieel aandeel heeft bij de predatie van weidevogelnesten en weidevogels. De staat van instandhouding van weidevogels vertoont nog steeds een verslechterende trend. Voor het voortbestaan van weidevogels is noodzakelijk dat de schade die wordt veroorzaakt door de vos bestreden wordt. Het scala aan maatregelen dat al is genomen, is onvoldoende effectief om de negatieve trend in de weidevogelpopulaties te keren. Afschot van de vos leidt tot een beter broedsucces en heeft daarmee (per definitie) een positief effect op de populaties. De verleende ontheffing ziet zowel op het doden van de vos in de nacht als op het gebruik mogen maken van het geweer gedurende de nachtelijke uren. Dit bevordert een effectieve schadebestrijding, dit wordt tevens bevestigd in meerdere onderzoeken.
6.2.
Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Eiseres betwist niet dat de stand van weidevogels en andere bodembroedende vogels kwetsbaar is en sterk achteruitgaat. In het faunabeheerplan staat dat er geen afname in de populatie van vossen is waargenomen. Ook niet sinds de soort op de landelijke vrijstellingslijst staat. Verder staat vast dat de vos een predator is van weidevogels en andere bodembroeders. Dat betekent dat de vos deze vogels doodt. In het faunabeheerplan staat dat de gunstige staat van instandhouding van de vos niet in het geding is. En dat de bestrijding van vossen ook geen bedreiging is voor de gunstige staat van instandhouding.
6.2.1.
Het college moet voldoende aannemelijk maken dat de ontheffing bijdraagt aan het belang van de bescherming van weidevogels en andere bodembroeders. Het precieze aandeel van de vos in de predatie van weidevogels en andere bodembroedende vogelsoorten en het effect van een groter afschot van vossen op de stand van deze vogels is daarbij geen vereiste. [7] In dit geval heeft het college met de verwijzing naar het faunabeheerplan en het daarin genoemde advies van de deskundige J. Thissen [8] voldoende aannemelijk gemaakt dat de ontheffing bijdraagt aan het belang van de bescherming van weidevogels en andere bodembroeders. Het college heeft gemotiveerd waarom de ontheffing nodig is voor een effectiever afschot van de vos en daarmee voor een betere bescherming van deze vogels. De vos is namelijk over het algemeen ’s nachts actief en kan dan met behulp van nachtzichtapparatuur inclusief kunstlicht worden bejaagd. Het beheren van de vos na zonsondergang en voor zonsopgang is het meest effectief, omdat de vos veelal nachtactief is en de kans om effectief te beheren het grootst is.
Heeft het college terecht geconcludeerd dat er geen andere bevredigende oplossing is om de vos te bestrijden?
7. Eiseres betoogt dat geen ontheffing kan worden verleend voor ingrijpende maatregelen, zoals het doden van een beschermde diersoort, zolang alternatieve maatregelen voorhanden zijn en nog niet (volledig) zijn benut. De voornaamste oorzaak van de achteruitgang van broedvogels op het boerenland is, zo betoogt eiseres, de intensivering van de landbouw. Maatregelen om predatie te verminderen hebben alleen zin als de kwaliteit van het broedhabitat goed is. Dat betekent dat bestrijding op basis van een ontheffing pas kan plaatsvinden ná het treffen van de benodigde maatregelen om de gebieden op orde te brengen en niet tegelijkertijd ofwel als onderdeel van een mix.
7.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de reeds ondernomen maatregelen onvoldoende zijn om de verslechterende staat van instandhouding van weidevogels te keren. Landelijk, maar ook in Gelderland is een afname van weidevogels. Het aantal broedvogels van deze soorten samen is sinds 1990 bijna gehalveerd. Diverse omstandigheden veroorzaken een afname van weidevogels in Gelderland, zoals de intensivering van de landbouw, dalende grondwaterstanden, verminderde voedselbeschikbaarheid en de beperking in de jacht op predatoren. Er worden al veel maatregelen genomen ter ondersteuning van de weidevogelpopulaties. Gezien de kwetsbaarheid en sterke achteruitgang van de weidevogelpopulaties volstaan deze niet op zich en is een combinatie met predatiebeheer wenselijk.
7.2.
Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet. Het college heeft in beide bestreden besluiten verwezen naar paragraaf 4.4 van het faunabeheerplan. Het college heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen andere bevredigende oplossing is dan het doden van de vos. Daartoe is het volgende van belang. Het college moet in het licht van het doel van de ingreep beoordelen of er geen andere bevredigende oplossing is. [9] In de ontheffing is beschreven dat de ontheffing is bedoeld om pragmatisch maar effectief weidevogelschade te beperken die door vossen wordt veroorzaakt. Het doel van de verleende ontheffing is niet om de allesomvattende oplossing te zijn voor de problematiek van weidevogelpredatie.
In het faunabeheerplan is toegelicht waarom andere maatregelen, zoals het plaatsen van vlaggen en linten, en rasters en niet haalbaar zijn. Preventieve maatregelen kunnen effectief zijn, maar dit zal veelal maatwerk zijn en zeker niet in elke situatie toepasbaar zijn. Volgens het faunabeheerplan is het verjagend effect van linten maar van korte duur. Het inzetten van hekwerk en rasters brengt soms in situaties zulke hoge kosten met zich mee dat dit niet naar redelijkheid verwacht kan worden. Door het verwijderen van struikgewas, vrijstaande bomen, of hagen wordt een landschap meer geschikt voor weidevogels. Daarnaast kunnen de weidevogels ook geholpen worden door het verhogen van het waterpeil en het creëren van kruidenrijk grasland. Preventieve maatregelen ter bescherming van weidevogels zijn zeker gunstig. Door de kwetsbaarheid en sterke achteruitgang van weidevogelpopulaties volstaan deze niet op zich en is een combinatie met predatiebeheer wenselijk.
Het standpunt van eiseres dat verbetering en uitbreiding van de habitat van weidevogels en andere bodembroeders een andere bevredigende oplossing is, leidt niet tot een ander oordeel. De oplossing(en) die eiseres aandraagt zijn gericht op de verbetering en uitbreiding van de habitat van weidevogels en andere bodembroeders. Het gaat eiseres dan met name om het effect van de intensivering van de landbouw op de populatie weidevogels terug te dringen. Dit alternatief ziet niet op de bescherming van deze vogels tegen de vos. Het college heeft deze oplossingen daarom niet doorslaggevend hoeven te achten bij zijn oordeel dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het doden van de vos. [10]

Conclusie en gevolgen

8. Het college heeft deugdelijk gemotiveerd dat er geen andere bevredigende oplossing is om de vos te bestrijden en terecht geconcludeerd dat de ontheffing nodig is in het belang van de bescherming van de weidevogels en andere bodembroedende vogels. Niet in geschil is dat de ontheffing geen afbreuk doet aan het streven om de vos in zijn natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat zowel de ontheffing als de goedkeuring van het faunabeheerplan in stand blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Vruwink - Eertink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Uit artikel 3.10 van de Wnb.
3.Met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb.
4.Dit naar aanleiding van de uitspraak van 16 februari 2022 van de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2022:552), waarbij de landelijke vrijstelling voor zover deze ziet op de vos onverbindend is verklaard.
5.Predatie is het doden en verslinden van een diersoort door een andere diersoort.
6.Een predator is een dier dat andere dieren vangt (de prooi) om ze op te eten.
7.Vergelijk ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3471.
8.Literatuuronderzoek Weidevogels, door J. Thissen & F van Bommel, uit 2021.
9.Vergelijk ABRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1547, r.o. 7.1.
10.Vergelijk de eerdergenoemde uitspraak ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3471.