ECLI:NL:RBGEL:2024:274
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een WW-uitkering na beëindiging van een arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Het UWV had de aanvraag op 24 november 2022 afgewezen, en na bezwaar bleef het UWV bij deze afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.
Eiseres was in dienst bij [bedrijf] en had vier arbeidsovereenkomsten, waarvan de laatste op 14 juli 2022 was getekend. De rechtbank oordeelt dat de vierde arbeidsovereenkomst bepalend is voor de vraag of er een tussentijds opzegbeding is overeengekomen. De rechtbank concludeert dat het UWV ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen recht op een WW-uitkering was, maar dat eiseres door het aangaan van de vierde arbeidsovereenkomst een benadelingshandeling heeft gepleegd. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres van 1 november 2022 tot 1 mei 2023 geen recht heeft op een WW-uitkering.
De rechtbank vernietigt het besluit van het UWV, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat een nadere uitleg van de arbeidsovereenkomst niet tot een ander oordeel zou leiden. Eiseres krijgt het griffierecht vergoed en een proceskostenvergoeding van € 1.750,-. De rechtbank benadrukt dat de benadelingshandeling niet bewust hoeft te zijn, maar dat de handeling wel gevolgen heeft voor de WW-aanvraag.