ECLI:NL:RBGEL:2024:2795

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
117
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling na onttrekking aan behandeling en hoog recidiverisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een VI-procedure (voorwaardelijke invrijheidstelling) tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor verkrachting. De verdachte, geboren in 1995, was op 1 december 2021 feitelijk in vrijheid gesteld na een gevangenisstraf van 20 maanden, met een proeftijd van 365 dagen. Deze proeftijd is tweemaal verlengd, maar de verdachte heeft zich onttrokken aan de klinische behandeling die onderdeel was van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. De officier van justitie heeft op 22 maart 2024 een schriftelijke vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 166 dagen, wat de rechtbank heeft toegewezen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de adviezen van reclassering en gedragskundigen, waaruit blijkt dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis en hyperseksualiteit vertoont. Ondanks eerdere behandelpogingen en de verlenging van de proeftijd, heeft de verdachte geen medewerking verleend aan de behandeling en heeft hij zich zelfs onttrokken aan het toezicht tijdens verlof. De rechtbank concludeert dat, gezien de aard van het delict en het hoge recidiverisico, de verdachte niet op een verantwoorde wijze kan terugkeren in de samenleving zonder behandeling. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie toegewezen en de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gelast voor de duur van 166 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/17184-20
VI-zaaknummer: 99/000117-19
Datum zitting: 17 april 2024
Datum uitspraak: 17 april 2024
Beslissingvan de rechtbank ingevolge artikel 6:6:8 (oud) van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 31 december 2020 van de rechtbank Gelderland is veroordeelde tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden veroordeeld. Daarnaast is hem bij onherroepelijk geworden vonnis van 6 juli 2020 van de rechtbank Amsterdam een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken opgelegd.
1.2.
De begindatum van de detentie was 2 juli 2020. Het besluit van de voorwaardelijke invrijheidstelling is aan veroordeelde betekend op 29 november 2021.
1.3.
Veroordeelde is feitelijk in vrijheid gesteld op 1 december 2021. De proeftijd van 365 dagen is op dat moment gaan lopen, met een strafrestant van 166 dagen.
1.4.
De V.I.-proeftijd is tweemaal verlengd met 365 dagen bij beslissingen van de rechtbank Gelderland van 28 november 2022 en 23 november 2023.
1.5.
Het meest recente wijzigingsbesluit van 29 november 2023 is aan veroordeelde betekend op 6 december 2023.
1.6.
De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 22 maart 2024 strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor een periode van 166 dagen (gehele herroeping).
1.7.
Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 17 april 2024. Daarbij zijn gehoord:
 de raadsman;
 dhr. [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker;
 de officier van justitie mr J. Veenendaal.
Veroordeelde heeft niet willen verschijnen.
1.8.
De rechtbank heeft hierbij de volgende stukken gezien:
 Een advies van Inforsa, van 20 maart 2024;
 Een verlengingsadvies van Inforsa van 27 september 2023;
 Een advies van Tactus van 14 oktober 2022;
 De beslissing verlenging voorwaardelijke invrijheidstelling van 23 november 2023;
 De beslissing verlenging voorwaardelijke invrijheidstelling van 28 november 2022;
 Het vonnis van de rechtbank Gelderland van 31 december 2020.

2.De standpunten

2.1.
De officier van justitie heeft betoogd dat de vordering dient te worden toegewezen voor de gevorderde periode.
2.2.
De verdediging heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering.

3.De beoordeling

Het toepasselijke recht
3.1
Nu betrokkene is veroordeeld op 31 december 2020, is op de onderhavige procedure van toepassing de regeling inzake voorwaardelijke invrijheidstelling zoals die gold vóór 1 juli 2021 (artikelen 15d e.v.
oudSr resp. 6.2.10 e.v. en 6.6.8 e.v.
oudSv). Ingevolge die toepasselijke regeling wordt na ommekomst van twee derde van de straf voorwaardelijke invrijheidstelling verleend. Het Openbaar Ministerie kan daaraan voorwaarden verbinden en kan ook uitstel vorderen indien – onder meer - het recidiverisico onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden of veroordeelde daaraan niet wil meewerken.
Het indexdelict
3.2
Betrokkene is onder meer veroordeeld voor verkrachting tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Gedragskundig onderzoek
3.3.
Aan de adviezen van Inforsa van 20 maart 2024 en 27 september 2023 en Tactus van 14 oktober 2022 kan het volgende worden ontleend.
De PJ-rapportage van 3 november 2020 concludeert dat veroordeelde functioneert op een verstandelijk beperkt niveau, een stoornis in het gebruik van middelen én psychotische stoornis en dat veroordeelde leidt aan hyperseksualiteit. Hij bagatelliseert het delict en heeft een eigen, dwingende kijk op relaties met vrouwen.
Bij opname in CTP Veldzicht laat hij een instabiel en psychotisch toestandsbeeld zien. Gedurende de gehele opname bij CTP Veldzicht blijft er sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld en blijft het lastig om veroordeelde behandeling te geven. Ook speelt de taalbarrière hier een rol in. Hij is op 19 april 2023 in FPK Inforsa geplaatst. Door de medicatie zijn de aanvankelijke psychotische symptomen naar de achtergrond gedrongen; hij is meer in contact en laat zich beter begeleiden. Waar het behandelteam eerder een teruggetrokken man zag die weinig motivatie had voor behandeling, is het beeld medio 2023 veranderd. Hij neemt zijn medicatie en opvallend is dat hij meer dag invulling krijgt. Wel is verschillende malen gebruik van cannabis geconstateerd, ook in eerdere inrichtingen, Er is begonnen met het opbouwen van verlof, maar bij het eerste het beste onbegeleid verlof heeft hij zich op 19 maart 2024 onttrokken aan het toezicht, waarmee eerdere vrees voor ontvluchting is bewaarheid.
Bij eerdere onderzoeken in december 2022 wordt melding gemaakt van hyperseksualiteit, met een hoog risico op seksueel delictgedrag. Doordat veroordeelde nog geen behandeling heeft gehad, gericht op zeden, wordt het risico op recidive als hoog ingeschat. Het risico op onttrekking is hoog, doordat hij een zeer grote wens heeft om naar zijn ex-partner, tevens slachtoffer, en dochtertje te gaan, die volgens hem ergens in Nederland zouden verblijven. Beveiliging bestaat uit een extern kader. Er is een hecht netwerk van vluchtelingen uit [geboorteplaats] die elkaar helpen en waarop veroordeelde een beroep kan doen.
Uiteindelijk oordeel van de rechtbank
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gezien de aard van het delict, de bevindingen van het Pieter Baan Centrum destijds, de lange detentieduur en de adviezen van de reclassering, niet op een verantwoorde wijze tot een terugkeer in de samenleving worden gekomen zonder behandeling. Er zijn de nodige behandelpogingen gedaan en de proeftijd is tot tweemaal toe verlengd, hetgeen niet vaak voorkomt. Veroordeelde wil echter geen behandeling. Hij heeft weinig ziektebesef en weinig inzicht in zijn eigen problematiek. Het is de wens van veroordeelde om zijn straf uit te zitten. Dit maakt dat de rechtbank geen andere mogelijkheid ziet dan de vordering toe te wijzen.
Beslissing
De rechtbank:
- Gelast de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 166 dagen.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.F.A. Vrede, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2024.